Boekrecensie

Titel: Met liefde en beleid. Handreikingen voor de praktijk van gemeenteopbouwprocessen
Redactie: Fedde Ypma

Uitgeverij: Ekklesia
Driebergen, 2000
ISBN 90 75569 10 6
Pagina's: 158
Prijs: ƒ 25,-

Recensie door ds. M. J. Kater - 6 september 2000

„Neem als kerkenraad tijd om over geestelijke zaken te spreken”

De bedding van gemeenteopbouw

„Het evangelisch gedachtegoed is de voornaamste factor voor de vernieuwing van de kerk. Maar die evangelische inbreng zal alleen structureel van invloed kunnen zijn via de bedding van gemeenteopbouw.” Dat is te lezen in een interview in het eerste hoofdstuk van een boekje met „handreikingen voor de praktijk van gemeenteopbouwprocessen”. Het boekje draagt een mooie titel, ”Met liefde en beleid”. Het roept echter ook vele vragen op.

Bovenstaand citaat is van ds. Erik Veenhuizen. Hij licht deze stelling verder toe: „Ik ontmoet evangelische en charismatische predikanten in de traditionele kerken, van wie ik weet dat ze in prediking en pastoraat goed uit de voeten kunnen met hun evangelische bagage. Ze zijn daardoor –althans in mijn optiek– waarschijnlijk betere dominees dan degenen die dat niet in huis hebben. Maar als ze hun inbreng niet welbewust en weldoordacht verankeren in allerlei gemeenteactiviteiten laten ze niets blijvends achter als ze na vier jaar naar een andere gemeente verkassen.”

Ter gelegenheid van zijn veertigjarig ambtsjubileum verscheen het vriendenboek: ”Met liefde en beleid”. Ds. Veenhuizen was jaren voorzitter van de Evangelische Alliantie en was zo tot een bron van inspiratie voor velen, licht het ”Woord vooraf” toe.

Opbouw
In dit vriendenboekje krijgen allerlei aspecten de aandacht, die door ds. Veenhuizen altijd zijn benadrukt. Het boekje bestaat uit twee delen: ”Visie” en ”Weg”. In de eerste vier opstellen gaat het over ”Visie”: ”Gemeente als herberg” (Op zoek naar een inspirerende visie), ”Gemeenteopbouw, maakbaar of gave?” (God bouwt de gemeente niet zonder onze zweetdruppels), ”Missio Dei” (Missionair gemeente-zijn in een postmodern tijdvak), en ”De derde Reformatie”.

In het tweede deel, ”Weg”, worden vanuit de gegeven standpunten een aantal lijnen getrokken over het ontwikkelen en de uitvoering van de visie. Daarbij komen aan de orde: ”Gemeentegroeigroepen”, ”Gaven in de gemeente”, ”Pleidooi voor een spirituele kerkenraad”, ”Geestelijke begeleiding” en enkele opstellen over diaconaat en evangelisatie. Het boek eindigt met een opstel van de hand van ds. P. Boomsma over ”Evangelical in een pluriforme kerk”.

Waarde
Over dit boekje zou ik allereerst drie positieve dingen willen opmerken. In de eerste plaats is het gemakkelijk leesbaar. Het kan een goede kennismaking zijn met de gedachtewereld van ”gemeenteopbouwprocessen”. Verder blijven twee dingen me bij, als een soort appèl. Om te beginnen is dat een opmerking in verband met evangelisatie: „Missionair gemeente-zijn is niet primair een zaak van veel doen, maar van zijn.” Ook blijft haken het ”Pleidooi voor een spirituele kerkenraad”. Niet dat ik me altijd herken in de gebruikte formuleringen, maar wel wat de strekking van het opstel betreft: neem als kerkenraad tijd om ook als broeders onderling te spreken over het Woord en geestelijke zaken. Om zo ook eens met elkaar van hart tot hart te spreken. Laat niet al uw vergaderingen en heel uw vergadering opgaan in de bespreking van allerlei agendapunten, met een veelal zakelijk karakter.

Niettemin roepen de opstellen ook vragen op, waarvan ik er een enkele wil formuleren. Dat betreft bijvoorbeeld het opstel ”De derde Reformatie” van de hand van de bekende (gaventestontwerper) Christian A. Schwarz. Het beeld dat hierin van de Reformatie en de Nadere Reformatie geschetst wordt (Schwarz noemt dit ”het piëtisme”) is mijns inziens beslist onjuist, in ieder geval zeer onvolledig. Het lijkt de schrijver er alleen maar om te gaan te onderbouwen dat we nu toe zijn aan een ”derde Reformatie”. En dan lijkt het licht pas écht door te breken. De schatten van Reformatie en piëtisme krijgen door de gemeentegroeibeweging van onze dagen pas werkelijk de gelegenheid zonder belemmerende structuren door te werken. Op zijn zachtst gezegd: dit is nogal pretentieus.

Verder wordt Willow Creek zonder meer als een (het?) voorbeeld gezien. Is het werkelijk zo dat, doordat Paulus spreekt over ”Gods medearbeiders”, God en de mens naast elkaar staan (blz. 35)? Is er geen verschil tussen de kleine groep discipelen en een willekeurige gemeentegroeigroep (blz. 76)? Tekenend vind ik ook de opmerking: „De grootste bedreiging voor de groeigroep zijn mensen met de gave van onderricht. Als iemand iets zegt dat –in hun ogen– niet juist is, weten ze direct aan de hand van zeven bijbelteksten aan te tonen dat de ander helemaal fout zit. Ze hebben vast gelijk, maar ze zijn dodelijk voor de warme gemeenschap die je het recht geeft stomme dingen te zeggen en die je de ruimte geeft om zélf te ontdekken hoe het misschien ook anders kan.”

Verder lijkt het me dat de vragen ”ter gesprek en bezinning” niet getuigen van veel visie, als er tot zes keer toe achter opstellen dezelfde vragen staan: Wat spreekt u aan? Wat raakt u in dit artikel? Waar zou u over verder willen praten? Welnu, wat dit laatste betreft: over een heel aantal dingen!