Boekrecensie

Titel: De nodiging gaat uit. Over deelname aan het heilig avondmaal
Auteur: dr. J. van Beelen

Uitgeverij: Groen
Heerenveen, 2000
ISBN 90 5829 084 0
Pagina's: 71
Prijs: ƒ 19,95

Recensie door ds. J. Westerink - 30 augustus 2000

Dr. Van Beelen beantwoordt oude vragen over avondmaal

Tussen schroom en mijding

Met het boekje ”De nodiging gaat uit” voegt dr. J. van Beelen zich in een lange reeks van schrijvers die publiceerden over deelname aan het heilig avondmaal. De auteur, die promoveerde op een studie over het avondmaal, wil net als Petrus Immens, G. Wisse en vele anderen een pastorale handreiking bieden aan de velen in de gemeente der eeuwen die worstelen met de gang naar het avondmaal.

De vragen zijn eeuwenoud: Voor wie is het avondmaal? Wanneer mag ik ten avondmaal gaan? Hoe kan het avondmaal ook mij tot zegen zijn? Het is duidelijk dat dr. Van Beelen (sinds kort scriba van de Provinciale Kerkvergadering van de Nederlandse Hervormde Kerk in Gelderland en daarvoor hervormd predikant in Randwijk) uit pastorale motieven dit boekje geschreven heeft, naast zijn wetenschappelijke studie. Het is, zoals hij schrijft, zijn oprechte begeerte om mensen te verlossen van gedachten die in de loop van generaties in kerken zijn binnengeslopen en die een vruchtbare avondmaalsgang in de weg staan, terwijl de Schrift de dingen anders leert.

Wie dit boekje leest, merkt dat Van Beelen op een aantal uitwassen gestuit is en dat hij mensen tot hun eigen geestelijke winst en tot Gods eer daarvan verlossen wil. Dat is een goede zaak. Scheefgroei van de avondmaalspraktijk naar welke zijde ook levert altijd geestelijke schade op. Veel dienaren van het Woord in onze kring merken dat de gemeente juist in de voorbereidingsdienst scherp luistert.

Rome
Interessant is wat dr. Van Beelen schrijft over de breedte van de problematiek rond het avondmaal. Hij tekent een paar lijnen in de geschiedenis en laat zien dat ook in de rooms-katholieke en de lutherse traditie sprake is van een bepaalde avondmaalsmijding. Duidelijk is hij in het aanwijzen van uitwassen die inderdaad weinig meer te maken hebben met een schriftuurlijk zicht op het avondmaal als inzetting van de Heere of met pastoraal leidinggeven in dienst van de grote Herder der schapen, Die zegt: „Geeft gij hun te eten.”

Toch ben ik bang dat dit boekje zijn doel voorbijschiet. Het bedoelt hulp te bieden aan gemeenteleden in nood. Daar ligt mijn moeite om dit boekje –ondanks al het lezenswaardige dat erin staat– juist aan hen aan te bevelen.

Allereerst heb ik moeite met de volgorde die Van Beelen aanhoudt, al weet hij blijkens de inleiding van kritiek op die volgorde. Waarom eigenlijk niet eerst zorgvuldig de schriftgegevens bij elkaar genomen en de gegevens uit onze belijdenissen en het avondmaalsformulier –een schatkamer aan geestelijk onderwijs op dit punt!– aan de orde gesteld?

De auteur weet van onderscheid tussen avondmaalsschroom en avondmaalsmijding. In zijn boek haalt hij die twee te veel door elkaar, terwijl juist hier uit pastoraal oogpunt onderscheid gemaakt moet worden. Bij mijding zal er immers in veel gevallen sprake zijn van onverschilligheid, die om vermaning vraagt. Bij schroom is er meestal een stille hunkering, een diep verborgen verlangen, waarin de hand van de herder nodig is om in de rechte weg ten dis te leiden.

Bedelaars
Heel mooi vind ik wat Van Beelen schrijft op blz. 64: „Wij komen aan het heilig avondmaal des Heeren om daarmee te zeggen dat wij bedelaars zijn, die de Heere verwachten.” Zo is het. Avondmaalgangers belijden immers van zichzelf dat zij midden in de dood liggen en daarom het leven zoeken buiten zichzelf, in Christus. Maar heeft de zelfbeproeving dan niet te maken met de vraag of wij aan mogen gaan? Zijn er in de gemeente dan alleen maar bedelaars, of zijn er ook rijken in zichzelf die nog arm moeten worden?

Merkwaardig is in mijn ogen de vergelijking met het meebidden en meezingen in de kerk. Ik meen wel te begrijpen wat dr. Van Beelen, in navolging van Calvijn, probeert duidelijk te maken. Maar hebben wij met deze vergelijking nog verweer tegenover hen die het avondmaal ook voor de kinderen willen openstellen?

De bedoeling van de schrijver heeft intussen mijn hartelijke instemming: mensen te helpen hun schroom te overwinnen, zodat zij aan de tafel de zegen van Gods genade ondervinden en de Heere daarvan de eer ontvangt.