Boekrecensie

Titel: Het wonder van de losse olifanten. Een rede tot de ontwikkelden onder de verachters van de christelijke religie
Auteur: Willem Jan Otten

Uitgeverij: G. A. van Oorschot
Amsterdam, 2000
ISBN 90 282 0942 5
Pagina's: 40
Prijs: ƒ 17,50

Recensie door dr. Hans Ester - 28 juni 2000

Willem Jan Otten
overtuigt niet

Is over het essay van Willem Jan Otten nog niet voldoende gezegd? ”Het wonder van de losse olifanten. Een rede tot de ontwikkelden onder de verachters van de christelijke religie” heeft in de media toch veel respons gekregen. Moet er geen punt worden gezet achter deze discussie?

Om twee redenen denk ik dat een punt op dit moment voorbarig zou zijn. In de eerste plaats is in de reacties op Ottens boekje onvoldoende aandacht besteed aan de relatie van deze ”rede” tot de zogenaamde ”Reden” over de religie waarin de Duitse romantische theoloog Friedrich Schleiermacher zich in 1799 tot de ”Gebildeten unter ihren Verächtern”, tot het denkend deel van de (de religie verachtende) Duitse natie richtte. In de tweede plaats ontbreekt in alle reacties nog steeds een heldere analyse van Ottens presentatie van het geloof.

Religieus gevoel
In zijn rede haalt Otten Schleiermacher er af en toe even bij, maar het blijft een oppervlakkige vorm van verstandhouding tussen 1799 en 1999, het jaar waarin Otten op 23 november aan de Vrije Universiteit zijn toespraak hield.

Schleiermacher leefde in een tijd waarin de neiging tot vereenzelviging van religie met moraal zeer sterk was. Hij vraagt zijn door de denkers Kant, Fichte en Schelling filosofisch gevormde tijdgenoten wat zij onder religie verstaan. Na de ontmaskering van hun verkeerde, op de religie als morele leermeester gebaseerde vooronderstellingen komt Schleiermacher tot zijn poging het religieuze gevoel te omschrijven.

De nadruk ligt bij hem op de beperktheid van de nietige mens ten opzichte van de majesteitelijkheid van het heelal. Dan duiken die beroemd geworden formuleringen op zoals ”het gevoel van pure afhankelijkheid” (”das Gefühl schlechthinniger Abhängigkeit”) en de religie als ”aanschouwing van het universum” (”Anschauung des Universums”).

Predikant
De Zwitserse theoloog Karl Barth heeft de spreekwijze van Schleiermacher eens aanschouwelijk voor ogen geroepen door hem voor te stellen als een predikant die op de kansel staat en merkt dat een deel van zijn gehoor zich hoofdschuddend van zijn verkondiging afwendt. Deze predikant laat zijn tekst op de kansel liggen, gaat het trapje af om met zijn nu tot publiek geworden gemeente van gedachten te wisselen over de inhoud van de religie.

De vergelijking met de predikant die het gesprek zoekt is echter niet helemaal terecht. In tegenstelling tot wat Otten beweert, over onder meer de aanwezigheid van Schiller tijdens het voordragen van de ”Reden”, heeft Schleiermacher zijn ”Reden” anoniem gepubliceerd. Hij was bang voor kritiek van orthodoxe zijde, maar bovenal wilde hij zo min mogelijk de aandacht op zichzelf als schrijver en bemiddelaar vestigen. Het ging hem om de bereidheid van zijn lezers om het religieuze gevoel tot zich toe te laten. Schiller en Goethe moesten er trouwens niet veel van hebben.

Willem Jan Otten had de hoofdstukken van Schleiermacher kunnen volgen en er een eigen inhoud aan kunnen geven. Dat heeft hij jammer genoeg niet gedaan. Maar ook op een andere manier had Schleiermacher hem kunnen inspireren. Schleiermacher heeft namelijk als geen ander nagedacht over de aard van de menselijke gespreksvoering, over de transformatie van wat vreemd is naar datgene wat vertrouwd wordt, ook in teksten, ja in elke vorm van communicatie waarbij het gaat om betekenisoverdracht. Hij was niet voor niets de eerste theoreticus op het gebied van de vertaalwetenschap. Om de juiste manier van vertalen draait vrijwel alles in het menselijk bestaan.

Geloofservaring
De tweede reden om de tekst van Otten voorlopig nog niet ad acta te leggen heeft met zijn presentatie van het geloof te maken. Verreweg de meeste reacties op Ottens lezing kwamen van de kant van de verachters (Rudy Kousbroek) of de vervalsers (H. M. Kuitert) van het christelijk geloof. Pieter Nouwen is –met zijn artikel in het jongste nummer van Liter– een uitzondering daarop. Maar hij komt evenmin tot een heldere analyse en een duidelijk standpunt tegenover Ottens betoog.

Het opvallendst aan de toespraak van Willem Jan Otten is het ontbreken van de verbondsgedachte en dientengevolge van Gods belofte aan Abraham en aan het uit hem voortspruitende Joodse volk. Ook het geloof in het verlossend werk van Jezus Christus moet hier beginnen. Zonder de boog die de geschiedenis vanaf de zondeval tot de jongste dag omspant is elk beeld van het geloof incompleet.

Maar de vraag is uiteraard of een dergelijk uitgangspunt geschikt is om de verachters van de waarde van het christelijk geloof te overtuigen. Blijft de verkondiging dan niet te veel aan de preekstoel gebonden en als gevolg daarvan zonder resultaat? Otten slaat een geheel andere weg in. Dat is de weg van de persoonlijke geloofservaring, van het geloof dat de mens overkomt. Otten psychologiseert het geloof door het te verankeren in een individuele sensibiliteit voor het niet-rationele, het zich boven of naast de zintuiglijk waarneembare realiteit bevindende.

Verlosser
Een soortgelijke redenering zou een parapsycholoog ook kunnen volgen. Maar bij Otten manifesteren zich heel duidelijk het wezen van God en de persoon van Christus als concretisaties van datgene wat zich buiten het verstandelijke en beredeneerbare bevindt. Deze manifestaties zijn echter geheel en al afhankelijk van de bereidheid van de individuele mens zich hierom te bekommeren.

God is bij Otten niet de Almachtige tot wie de mens zich in zijn nood om hulp wendt. En Christus is niet de Verlosser die de mens heeft vrijgemaakt om het goede na te streven, zoals Maarten Luther het zo prachtig formuleerde. God is bij Otten de ”Onmacht”, die zonder de mens aan zijn lot zou zijn overgeleverd en Christus is een ”Redder”, voor wie een extra ”Redder” nodig is om de „Redder alsnog mee te redden.”

Otten is er duidelijk nog niet uit en al worstelend test hij voorlopige formules uit. Het curieuze is dat hij daarbij tot gedachten komt die volledig tegengesteld zijn aan datgene wat Schleiermacher bedoelt. Dat geldt ook voor Schleiermachers vrij geringe aandacht voor Jezus Christus. Bij Schleiermacher is Christus een bemiddelaar tussen de mens en het Goddelijke en zeker geen Verlosser in de zin van de geloofsbelijdenis.

Eerlijkheid
Het verbaast me niet dat Ottens toespraak zo weinig positieve reacties heeft uitgelokt. Het gaat in wezen al fout met de vermenging van ”religie” met ”geloof”. Religie heeft met een algemeen gevoel van verbondenheid met de totaliteit van de schepping te maken, geloof is het geloof in Gods leidende hand in de geschiedenis van de mensheid.

Daarbij komt dat Otten zo eerlijk mogelijk zijn geloofsgeschiedenis weergeeft, inclusief alle schijnbare en echte tegenstrijdigheden. Of deze eerlijkheid de dialoog heeft bevorderd, blijft daarbij de vraag. Iemand van het kaliber Friedrich Schleiermacher zou in onze tijd wellicht in staat zijn om een open dialoog tussen gelovigen en niet-gelovigen tot stand te brengen. Wanneer Willem Jan Otten niet heeft bereikt wat hij beoogde, hoe zou het dan anders moeten?

Dat is uiteraard gemakkelijker gevraagd dan beantwoord. Ik sluit de optie Schleiermacher/Otten niet uit. Voorlopig zou ik echter de voorkeur geven aan een reactie en een houding van geheel andere aard ten opzichte van de in de Nederlandse cultuur alom aanwezige en alarmerende verachting van het christelijk geloof.

Levensstijl
Het effectiefste antwoord in onze tijd lijkt mij de consequente geloofspraktijk. Wanneer een christen zijn geloof serieus neemt, zal dit geloof zijn hele bestaan tot een eenheid maken en vruchtbaar inwerken op de liefde binnen gezin en familie, op het arbeidsethos en op de betrokkenheid bij het wel en wee van de wereld waarin wij leven.

Er gaat een grote schoonheid en aantrekkingskracht uit van een waarachtig christelijk leven. De buitenwereld is daar terecht jaloers op. Niets maakt zo nieuwsgierig als een levensstijl die een hechte eenheid vormt. Als christenen moeten wij tegenover afgunst, agressie en materialisme een warme inclusiviteit plaatsen. Leerstellingen kunnen niet de aantrekkingskracht van een krachtig christelijk leven vervangen. Wie gelooft, zal blijmoedig en dankbaar zijn, vol liefde voor Gods gehele schepping. Als het dagelijks leven in het teken van geloofsblijheid staat, zal dat in onze tijd meer opleveren dan een abstract betoog. Later kunnen we Rudy Kousbroek en de zijnen verbaal een tik om de oren geven.