Boekrecensie

Titel: De Geest maakt levend
Auteur: W. van Leeuwen

Uitgeverij: Den Hertog
Houten, 1999
ISBN 90 33114 097
Pagina's: 216
Prijs: ƒ 34,90

Recensie door ds. A. J. Gunst - 28 juni 2000

Oefeningen van
W. van Leeuwen

Van de heer W. van Leeuwen verscheen niet alleen een levensbeschrijving, ook twaalf oefeningen van zijn hand zijn gebundeld: ”De Geest maakt levend”. Deze oefeningen zijn vele jaren geleden als meditaties geplaatst in het door hem geredigeerde maandblad Calvijn.

De lengte van de oefeningen is heel verschillend. De tiende bevat dertien bladzijden, de elfde 21. Maar dat zijn bijkomstigheden. Wat de inhoud betreft krijgen –naast de letterlijke verklaring– de geestelijke lessen voor Gods kinderen terecht grote aandacht. Het leven van de onbekeerde mens wordt vergeleken met een kamer vol stof en vuil. Dat wordt echter niet opgemerkt, tenzij er licht inkomt.

Wat betekent die duisternis op geestelijk gebied? De vijandschap tegen het licht. Iemand die daardoor beheerst wordt, is gevangen in de macht van de leugen en bemint de onreinheid die hij voor reinheid houdt. Hij pronkt met zijn afgoden en eigenwillige godsdienst en veracht het bloed van de Heere Jezus Christus. Aangrijpend wordt de toekomst beschreven van hen waarover de Heere klaagt: „Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt.” Ze zullen komen op de plaats waar volgens Gods Woord de worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt. Onbekeerden worden vermaand.

In de oefening over Anna de profetes kwam ik het volgende tegen: „En nu breidt dit Kind de armen nog wijd uit. Mocht gij eens een oog ontvangen om Hem te zien en te kennen. Ja maar, dan moeten we toch van de Heere gekend zijn? Daar doen we niets van af. De verborgen dingen zijn voor de Heere.”

Wat het werk der bekering betreft schrijft Van Leeuwen: „Waar vindt God Zijn volk? Wel, in hun werk en aardse omgeving. De discipelen waren hun netten aan het vermaken, de herders waren bij de schapen en de wijzen waren met hun sterrenkunde bezig. Het licht waarmee de Heere hen bestraalt, doet hen verlaten land en maagschap om te gaan naar het land dat God wijzen zal. Dat houdt in dat wij van ons natuurlijk leven als ons leven verlost moeten worden. We moeten verlost worden uit onze wereld, godsdienst en wijsheid, opdat wij leren vragen naar een ander leven dat werkelijk leven is. Dat volk, dat door God zaligmakend wordt geroepen, verlaat alles, om Hem te horen. Ze nemen alle gelegenheden waar. Daarbij dwalen ze wel eens, zodat ze bij Herodes terechtkomen en bij de schriftgeleerden, evenals de wijzen uit het oosten. In de eerste weg, als de ziel eens een verruiming ontvangt in de ontsluiting van de goedertierenheid en barmhartigheid Gods, waarin geopend wordt de mogelijkheid van de verlossing, dan is dat zo groot, dat alles van binnen zingt van de deugden en de grootheid der liefde Gods. Vooral is dat het geval als er eens een lichtstraal valt op de Persoon of de eigenschappen van Immanuël als gepast en dierbaar, die liefde breekt het hart. Maar als de vrucht wijkt wat het genot betreft, dan komt het gemis weer openbaar.”

Over het ”komen onder het recht” schrijft Van Leeuwen dat geen mens het daar een minuut onder uithoudt, wat men daar ook van bazelt. Ik denk dat we een dergelijke opmerking goed ter harte moeten nemen, nu men daarover de meest wonderlijke dingen horen kan.

Wat er over ds. Ledeboer op bladzijde 118 is geschreven, is niet helemaal juist. Het ging niet over een boerderij die de dominee geërfd had, maar over het land dat zijn eigendom was en dat hij met een ouderling zou gaan bezichtigen, toen hij zei: „Voor een kus van Jezus mond, geef ik al die zwarte grond.” Maar dat doet aan de waarde van dit boek niets af.