Boekrecensie

Titel: 1 Thessalonicensen
Auteur: ds. C. den Boer

Uitgeverij: Kok Voorhoeve
Kampen, 2000
ISBN 90 297 1694 0
Pagina's: 181
Prijs: ƒ 24,90

Recensie door dr. P. H. R. van Houwelingen - 21 juni 2000

Een auteurstrio in missionaire dienst

Ooit was Thessalonica de hoofdstad van het koninkrijk Macedonië. Van hieruit heeft niemand minder dan Alexander de Grote een groot deel van de wereld veroverd. Nadat Macedonië een Romeinse provincie was geworden, bleef Thessalonica de hoofdstad van de regio. Gelegen aan een beschutte baai en gekroond met een trotse acropolis, was Thessalonika een belangrijke havenstad en een knooppunt van wegen. Aan deze stad schreef Paulus een van zijn oudste brieven.

De eerste christelijke gemeenten in Europa zijn ontstaan nadat Paulus en zijn reisgenoten op aanwijzing van de hemel naar ons continent waren overgestoken. Het boek Handelingen vertelt over gemeenten te Filippi, Thessalonica en Berea. De eerste brief aan de Thessalonicenzen is misschien wel de oudste brief die wij van de apostel Paulus bezitten. De inhoud weerspiegelt de vroege evangelieprediking in Europa, zoals die begonnen is in Macedonië.

In de serie bijbelstudies over Paulus' brieven door ds. C. den Boer verscheen onlangs een deel over 1 Thessalonicensen. Zoals bekend gaat het om in boekvorm uitgebrachte teksten van zijn radiolezingen uit het EO-programma De Bijbel Open. Zelf zegt ds. Den Boer in het ”Ten geleide” dat zijn boek niet meer wil zijn dan „een ernstige poging om de boodschap van de eerste brief aan de christengemeente van Thessalonica, in haar heilrijke betekenis voor die christengemeente toen en voor ons nu –mensen van de 21e eeuw– te verstaan”. De toonzetting van deze bijbelstudies is dan ook pastoraal. Allerlei tekstverwijzingen zijn in de marge toegevoegd, terwijl elk hoofdstuk is voorzien van gespreksvragen.

Bij de uitleg valt het op hoe de inhoud concreet wordt toegepast op actuele punten: gemeenteopbouw, levensheiliging, huwelijkstrouw, de toekomst van Israël, het verwachten van de wederkomst. Ongetwijfeld zal dit boek weer nuttige diensten bewijzen bij de bijbelstudie, zowel individueel als in groepsverband.

Wij bijbellezers weten ons geestelijk verbonden met de eerste christenen, met hun geloof, hun hoop en hun liefde. Juist die waren overvloedig aanwezig bij de Thessalonicenzen, zodat de gemeente geprezen wordt als een voorbeeldige gemeente. Ook wij kunnen in menig opzicht een voorbeeld nemen aan de christengemeente in Thessalonica.

Meervoud
Deze apostolische brief is grotendeels in de wij-vorm geschreven. Dat gebeurt veel consequenter dan in welke andere nieuwtestamentische brief ook. Daarom is er over die wij-vorm veel nagedacht. Moeten we denken aan majesteitsmeervoud van de apostel Paulus? Op sommige plaatsen hanteert hij daarnaast immers de ik-vorm. Of gaat het om een inhoudelijk meervoud waarbij ook zijn reisgenoten, Silvanus en Timótheüs, betrokken zijn? Dat zou goed corresponderen met de aanhef van deze brief, waar drie afzenders worden genoemd. Dat zijn precies degenen die in Thessalonica het evangelie hadden gebracht.

Het lijkt erop dat ds. Den Boer deze vragen niet voldoende heeft doordacht. Ten aanzien van de wij-vorm is hij namelijk nogal inconsequent. Ik zal dat laten zien aan de hand van zijn bespreking van het eerste deel van 1 Thessalonicensen, de hoofdstukken 1-3.

Hoofdstuk 1. De brief wordt ingezet met een vermelding van „onze gebeden” voor de gemeente. Paulus, Silas en Timótheüs verenigen zich –op hun vaste gebedstijden– in gemeenschappelijk gebed, tekent ds. Den Boer daarbij terecht aan (blz. 21). Maar wanneer vlak daarna wordt gesproken over „ons evangelie”, meent ds. Den Boer dat de evangelieprediking van Paulus is bedoeld, die wij ons bovendien zo eigen moeten maken, dat wij het 'ons' evangelie kunnen noemen (blz. 35).

De wij-vorm wordt dus in eerste instantie als majesteitsmeervoud opgevat. En dat de Thessalonicenzen „ons voorbeeld” hebben nagevolgd, betekent volgens ds. Den Boer dat Paulus zich helemaal met zijn boodschap heeft geïdentificeerd; de toevoeging „en van de Heere” waarschuwt tegen persoonsverheerlijking. Paulus wil geen leerlingen voor zichzelf kweken. Zijn spoor is de weg van Jezus Christus zelf (blz. 37-39).

Getuigen
Hoofdstuk 2. In vers 6 wordt ter verdediging van het apostolische optreden gezegd dat men niemand tot last wilde zijn, hoewel wij ons als apostelen van Christus hadden kunnen laten gelden. Ds. Den Boer merkt in een noot terecht op dat Paulus hier ook aan Silas en Timótheüs denkt (zijn medewerkers bij zijn arbeid in Thessalonica). Paulus gebruikt dan het woord apostel niet direct in engere zin (opstandingsgetuigen die met volmacht van Christus spreken), want Timótheüs wordt nergens anders in de Bijbel apostel genoemd, maar in bredere zin: uitgezondenen, zendelingen (blz. 60). Hieruit volgt dat de wij-vorm voor alle drie geldt.

Hoofdstuk 3. Wij zijn alleen te Athene achtergebleven en hebben Timótheüs naar u gezonden. Dit slaat volgens ds. den Boer toch weer exclusief op Paulus. „Alles wijst erop dat Paulus zonder medewerkers te Athene achter is gebleven en vandaar naar Korinthe is gegaan. Onzes inziens is hier dus met „wij” een literair (brief-)meervoud bedoeld. Paulus zendt Timotheüs terug naar Macedonië en blijft verder alleen te Athene (Silas houdt zich nog op in Berea)” (blz. 90-91, noot 3).

Missionair trio
Persoonlijk zou ik ervoor willen pleiten de wij-vorm door heel de brief heen consequenter uit te leggen. En dan niet als een majesteitsmeervoud, maar als een echt meervoud. Paulus, Silas en Timótheüs vormden immers een missionair trio. Zij hebben het evangelie in de Macedonische hoofdstad gebracht. Helaas moesten zij voortijdig vertrekken. Zij zijn alledrie verantwoordelijk voor deze brief aan de Thessalonicensen, die later tijdens hun reis door Griekenland werd geschreven, toen het voor hen niet mogelijk bleek als missionair trio terug te keren naar Thessalonica. Een gezamenlijk auteurschap dus. De wij-vorm betreft dan drie reizigers in dienst van het evangelie.

Samenvattend: de Thessalonicensen en wij, dat geldt allereerst voor ons als bijbellezers. Wij worden aangesproken door de apostolische boodschap aan deze Macedonische gemeente. De Thessalonicensen en wij, dat geldt vervolgens evengoed voor de relatie tussen de eerste lezers en de schrijvers van de brief. De gebruikte wij-vorm verwijst steeds naar Paulus, Silas en Timoteüs: een auteurstrio in missionaire dienst.