Boekrecensie

Titel: En dit is het eeuwige leven
Auteur: J. C. Philpot
Vertaling: J. C. H. Florijn-de Meijer

Uitgeverij: De Groot Goudriaan
Kampen, 2000
ISBN 90 6140 489 4
Pagina's: 144
Prijs: ƒ 27,50

Recensie door ds. A. Moerkerken - 7 juni 2000

Doorwrochte meditaties van Philpot

Joseph Charles Philpot (1802-1869) is een opmerkelijk schrijver geweest. Sinds J. A. Saarberg zijn prachtige ”Der pelgrims metgezel” over Philpots leven schreef, is de bekendheid met de begaafde baptistenpredikant van Stamford ook binnen de gereformeerde gezindte weer toegenomen en de belangstelling gaande gemaakt. Van Philpot verscheen een nieuw boek in het Nederlands: ”En dit is het eeuwige leven”.

Velen die de schriftuurlijk-bevindelijke waarheid beminnen, hebben Philpot een plaats in hun hart gegeven, omdat hij zo weergaloos weet te vertolken wat er in een ziel omgaat die haar verlorenheid voor God inleeft en buiten Christus niet meer leven en sterven kan. Als ik het zo eens zeggen mag: Philpot heeft weinig voor mensen die nog iets hebben of zijn; hij heeft alles voor mensen die alles missen. Dat verbindt aan hem, zonder dat men daarmee ook al zijn standpunten, met name over de kinderdoop, behoeft te delen.

In het najaar van 1859 publiceerde Philpot in de ”Gospel Standard” in afleveringen een bespreking van een boek van Henry Cole. Dit boek ging over een merkwaardig onderwerp (we zullen de lange titel nu maar niet noemen), namelijk over de betekenis van het Engelse bijvoeglijk naamwoord ”sterfelijk” (mortal), en de consequenties van de toepassing van dat woord op het lichaam van Christus. Deze boekbespreking van Philpot groeide in 1860 uit tot een serie van acht maandelijkse artikelen.

Titel
Ds. B. A. Ramsbottom werkte deze meditatieve artikelen uit tot een boek dat de titel kreeg ”Meditations on the Sacred Humanity of a blessed Redeemer”. Het boek is in het Nederlands vertaald door drs. J. C. H. Florijn-de Meijer en bij De Groot Goudriaan uitgegeven onder de titel ”En dit is het eeuwige leven”. Dat is niet bepaald een letterlijke vertaling van de oorspronkelijke titel – en toch raakt het de kern van wat Philpot betoogt. Het boek zet namelijk in met een meditatie over de noodzakelijkheid van de „geestelijke en verlossende kennis van Jezus Christus.” Volgens Johannes 17:3 bestaat het eeuwige leven immers in een kennen van de enige waarachtige God en van Jezus Christus, Die Hij gezonden heeft.

In zijn bekende en schitterende taal merkt Philpot op: „Al was het dat alle wetenschap en kunst, alle techniek, rijkdom en macht, nu verdeeld over duizenden, in één persoon verenigd zou zijn, wat zou dat allemaal zijn, vergeleken met een kruimel genade, een sprankje Goddelijk onderwijs, een druppel verzoenend bloed in de consciëntie of een schittering van de liefde Gods door de Heilige Geest in het hart gestort?”

Bekwaam
Philpot graaft diep. Hij betoont zich in deze bundel meditaties een bekwaam theoloog. Het zijn dan ook geen meditaties die men even leest. Het „Span u een weinig in” geldt hier beslist. Maar de schrijver weet zonder twijfel allerlei vertroosting te ontlenen aan het onderwerp waarover hij schrijft: de menselijke natuur van de Heere Jezus. En dat zowel in de staat van Diens vernedering als in Zijn verhoging.

De leer van de naturen van de Middelaar vormt geen eenvoudig onderdeel van de christologie. We moeten zeggen dat Philpot de moeilijkheden niet uit de weg gaat: de dwalingen van Nestorius en Eutyches uit de vijfde eeuw worden besproken, en dat is toch niet bepaald een onderwerp dat men vaak in meditaties behandeld ziet!

Verder polemiseert Philpot weinig. Zijn opmerking naar aanleiding van de gebeurtenissen rond de wederkomst des Heeren, dat hij het onderwerp meer wenst te beschouwen „met het oog op de stichting ervan dan met het oog op de controverse”, is van toepassing op het hele boek. Het boek sticht, niet in de goedkope, maar in de goed schriftuurlijke en diepe zin van het woord.