Boekrecensie

Titel: Nochtans zal ik juichen
Auteur: Antoine Bodar

Uitgeverij: Ambo/Anthos Uitgevers
Amsterdam, 2000
ISBN 9041404201
Pagina's: 300
Prijs: ƒ 49,90

Recensie door drs. H. F. Massink - 10 mei 2000

Vooral orthodoxe roomsen en protestanten zouden elkaar vinden

Wars van halfzachtheid

Rooms-katholieken en protestanten staan dichter bij elkaar dan wel wordt gedacht. Dat zeiden de Nederlandse kerkleiders dr. A. Simonis en dr. B. Plaisier onlangs in een televisieprogramma. In ieder geval is de rooms-katholieke priester Antoine Bodar dat met hen eens. Dat blijkt uit zijn jongste boek, ”Nochtans zal ik juichen”, waarin hij een groot deel van de columns die hij de laatste jaren schreef, samenbracht. Volgens hem zijn het vooral de orthodoxen in beide kerken die elkaar steeds meer vinden.

Dr. A. P. L. Bodar doceert kunstgeschiedenis aan de Leidse universiteit en is tevens rooms-katholiek priester. Hij schreef verscheidene boeken en kreeg bekendheid door zich in het publieke debat te mengen. Aan dat debat doet hij onder andere mee door de columns die hij schrijft. Een selectie van zijn columns in Trouw en het Katholiek Nieuwsblad bundelde hij onder de titel ”Nochtans zal ik juichen”.

Allerlei onderwerpen komen in de bundel aan de orde. Zijn reizen naar verschillende oorden in Nederland en daarbuiten, zijn contacten met studenten en vrienden, zijn beoordeling van veranderingen in kerk en samenleving. Wat dat laatste betreft, valt inderdaad de overeenkomst met orthodoxe protestanten op. Bodar is wars van de halfzachtheid van de moderne theologie.

Een sociaal evangelie vervangt ten onrechte de liturgie als dienst aan de eeuwige God. Bodar herkent zich niet in het spreken over de zogeheten godsverduistering. God is voor hem juist volop aanwezig. Nieuwlichterij die gepaard gaat met eindeloze discussies kenschetst hij juist als ouderwets. Eigentijds en modern is de kerk daar waar de viering en de gebeden plaatsvinden.

Nauwgezet
Orthodoxe protestanten kunnen zich herkennen in een dergelijke stellingname. Bodar spreekt nadrukkelijk zijn waardering uit voor deze groep. Hij waardeert het optreden van de kleine christelijke partijen. Hij waardeert de nadruk die ligt op de persoonlijke beleving van God. Bodar citeert met instemming Thomas à Kempis, een in bevindelijke kring evenzeer geprezen schrijver. Ook heeft hij waardering voor de preektraditie van de protestanten. Kortom, Bodar is een oecumenisch ingesteld mens, waarbij oecumene voor hem is „het vieren van wat verenigt en het voorshands laten wat nog niet verbindt.”

Er zijn inderdaad duidelijke overeenkomsten tussen de accenten die Bodar legt en het orthodoxe protestantisme. Ik noem enkele van die overeenkomsten. Bodar waarschuwt sterk tegen de overwaardering van rationaliteit en wetenschap. Het leven is meer dan verstand. In ieder geval gaat het geloof daarbovenuit. Een tweede overeenkomst is de aandacht voor stijl, voor het verhevene. Die komt bijvoorbeeld bij hem tot uitdrukking in zijn waardering voor een niet alledaagse bijbelvertaling. Een bijbelvertaling moet juist niet zo gewoon mogelijk zijn. Minder protestants is zijn opvatting dat schoonheid, ook in de taal, verwijst naar God, Die deze eigenschap ten volle bezit.

Maar er blijven duidelijk tegenstellingen tussen Bodar en de protestanten, in zijn woorden: de nauwgezette broeders en zusters van de christenheid. Bodar blijft in zijn visie op de eucharistie, ook na lezing van preken van de oud gereformeerde dominee Mieras, de leer van de transsubstantiatie aanhangen. Die wil hij dan wel hertalen als „die genade gevende tegenwoordigstelling.” Voor Bodar is de eucharistie heel wezenlijk. De onderschatting van dit sacrament en dat van het priesterschap maakt de crisis van de kerk uit.

Lap
Zo zijn er meer verschilpunten te noemen. Ik noem de beelden, die Bodar als toeleidende weg tot Christus verdedigt. Een ander punt is de betekenis van Maria. Maria krijgt een uitzonderlijk grote –en bijbels niet te verdedigen– plaats toegekend als „meesteres in het luisteren” en als medemiddelares.

Een laatste punt van verschil is de waardering van schepping en zonde. Voor Bodar is er veel in de schepping, zoals schoonheid, dat verwijst naar God. Protestanten zullen eerder wijzen op de doorwerking van de zonde, die ons kenvermogen ingrijpend heeft aangetast. Tegelijkertijd heeft het protestantisme zich minder bekommerd om de doordenking van de vraag hoe schepping en zonde zich tot elkaar verhouden, terwijl dat van grote betekenis is voor de wetenschapsleer (bijvoorbeeld de psychologie).

Deze positievere waardering van de schepping brengt Bodar ook tot een wat andere houding tegenover medemensen. Zo kan hij Herman Philipse, auteur van het ”Atheïstisch Manifest”, tot zijn vrienden rekenen. En toen moest ik even denken aan de contacten tussen Wisse en Bolland. En aan het ledeboeriaanse besef van dezelfde lap gescheurd te zijn. Met andere woorden: de visie op de schepping brengt een levenshouding met zich mee die praktisch gezien apologetischer is dan de orthodox-protestantse.

Stil worden
Wat mij bij Bodar aanspreekt is zijn concentratie op het wezenlijke van het kerk-zijn. Het stil worden voor God. En dat niet op een goedkope, inhoudsloze manier. De nadering tot God is een ootmoedige en berouwvolle toegang. Het biedt de ziel stilte en rust. Met instemming citeert hij Johannes Chrysostomus, die al zei dat bidden het licht voor de ziel is en kennis van God.

Bodar biedt zijn columns aan „ter beschouwing” en „ter bespreking”, zoals de tweedeling in het boek aangeeft. Er zijn zaken die verbinden, er blijven zaken waarover door rooms-katholieken en protestanten geheel verschillend gedacht wordt. Ter nadere beschouwing en bespreking.