Boekrecensie

Titel: Nietzsche en de kromme lijn; De geschiedbeschouwing van de vroomste van allen die niet in God geloven
Uitgeverij: Buijten & Schipperheijn
Amsterdam, 1999
ISBN 90 6064 988 5
Pagina's: 204
Prijs: ƒ 47,50

Recensie door dr. E. Mackay - 12 april 2000

Poging te ontsnappen aan de kromme lijnen van de eeuwigheid

Ontsokkel de ezel van Basel

Het boekje ”Nietzsche en de kromme lijn” heeft een veelzeggende omslag: in het midden als inzet een foto van Nietzsche. Daaromheen het motief van de slang die zichzelf in de staart bijt: de ouroboros, zinnebeeld van de eeuwige, cyclische herhaling. Dit slangenmotief wordt steeds herhaald, waardoor de symboliek van de eeuwige wederkeer nog wordt versterkt.

Voor Nietzsche verwijst deze metafoor van de ouroboros naar de geschiedenis. De geschiedenis is een proces van eeuwige wederkeer, een cirkelbeweging zonder begin of einde, oorsprong of doel. Zij is een kromming in de tijd, in Nietzsches eigen woorden: een „kromme lijn.” Eigenlijk zou de kaft nog mooier zijn geweest als niet een portret van Nietzsche, maar een afbeelding van een adelaar als inzet was afgedrukt (hoewel dat voor Nietzsche zelf natuurlijk hetzelfde is). De adelaar is voor hem het symbool van de Übermensch. Dit is de mens die zich, met de slang van de eeuwige wederkeer om zijn nek, op vleugelen verheft en zijn eigen morgenrood creëert, om ten slotte van grote hoogte heroïsch te pletter te slaan (want de slang wint uiteindelijk altijd).

Met de symboliek van de slang en de adelaar is Nietzsches geschiedvisie adequaat uit te drukken: heroïsch ontsnappen aan de kromme lijn van de eeuwige tijd.

Cyclisch
De geschiedenis is volgens Nietzsche nuttig omdat zij ons leert dat er altijd adelaars en slangen geweest zijn; zij is nadelig wanneer we er ons zo lang in verdiepen dat we alleen maar slang zijn en vergeten om zelf in ons heden een adelaar te zijn: Lééf tótaal nú!

Nietzsche verzet zich met deze cyclische geschiedvisie tegen twee vormen van lineaire geschiedvisie. De eerste is de christelijke. Zij kent slang noch adelaar; haar symbolen zijn de duif en de vis. De tweede is de lineair-progressieve geschiedvisie: het vooruitgangsdenken; haar symbool is een lijn omhoog.

Auteur van ”Nietzsche en de kromme lijn” is dr. P. Veldhuizen, Nederlands gereformeerd predikant. Hij schetst (onder meer) vanuit de symbolen van de slang en de adelaar de kern van Nietzsches geschiedvisie. Hij analyseert in de eerste helft van zijn boekje en geeft in de tweede helft een beoordeling van Nietzsche, waarin hij diens geschiedvisie uiteindelijk als een antichristelijke verstaat.

Visies
Ik ben het met de auteur eens als hij Nietzsches geschiedvisie contrasteert met de christelijke idee van de geschiedenis. Die twee visies staan inderdaad haaks op elkaar. Volgens mij zou de oogst van het boek echter nog veel rijker kunnen zijn dan nu het geval is! Ik wil dit uitwerken aan de hand van de structuur van het boek – die is mijns inziens niet goed. Het eerste, beschrijvende deel is veel te weinig gestructureerd vanuit de hoofdvraag inzake de geschiedenis. Het is noch een inleiding noch een analyse. Als inleiding zou het veel korter hebben gekund, voor een analyse is het veel te anekdotisch en onsystematisch. Het tweede deel van het boek (de beoordeling) ís geen beoordeling; het eerste deel kabbelt hier rustig voort. Af en toe wordt Nietzsche beoordeeld, maar dit oordeel komt dan heel vlug en wordt in feite weinig argumentatief onderbouwd.

Het boekje zou aan kracht gewonnen hebben wanneer het één grondige, systematische en kritische analyse van Nietzsches geschiedfilosofie was geweest. Minimaal moeten daarin de volgende vragen tot de bodem uitgediept worden:

1. Is de notie van de eeuwige wederkeer consistent met die van de Übermensch? De auteur laat alleen merken dat hij hier een tegenstrijdigheid vermoedt. Mijns inziens is het aantonen van de inconsistentie hier schieten voor open doel. Maar dan moet je wel echt schieten!

2. Een beoordeling van Nietzsches geschiedvisie kan toch niet om een systematisch en grondig antwoord heen op de relatie tussen de adelaar van Nietzsche en de adelaar op de koppelriemen van de SS'ers?

3. Wat wist Nietzsche eigenlijk van de geschiedwetenschap? Nietzsches oordeel over de geschiedenis is mijns inziens wetenschapshistorisch van bedenkelijk niveau.

4. Wat is de conceptuele kracht van Nietzsches eigen positie: hoe hard is de hamer van deze filosoof met de hamer eigenlijk?

Deze en andere vragen moeten aan Nietzsche zo hard mogelijk gesteld worden. Niks ontzag! Niks diepe profetie! Vragen beantwoorden! Dergelijke kritiek is niet eens zo moeilijk, want conceptueel gezien bijt Nietzsches slang voortdurend in zijn eigen staart. Wat ik Veldhuizen zou toewensen (en laat ik het eens nietzscheaans zeggen): Ga eens als een ouroboros aan de nek van deze ”would-be adelaar” hangen! Ontsokkel de ezel van Basel!