Boekrecensie

Titel: De menslievendheid van God; gedachten over de verzoening
Auteur: G. H. ter Schegget

Uitgeverij: Ten Have
Baarn, 1999
ISBN 90 259 5165 1
Pagina's: 158
Prijs: ƒ 27,90

Recensie door J. M. D. de Heer - 23 februari 2000

Prof. Ter Schegget gaat verder dan afbraak prof. Den Heyer

Een linkse stem over verzoening

Met ”De menslievendheid van God” mengt de emeritus hoogleraar G. H. ter Schegget zich in het gesprek over de verzoening. Hij schreef het boek „na een leven lang studeren.” Het resultaat is een weloverdachte studie, die regelmatig op zinnen uit de Heidelbergse Catechismus terugvalt, maar die tevens de klassiek-gereformeerde leer van de verzoening door voldoening zonder meer overboord zet.

Wie de naam van Ter Schegget hoort noemen, denkt al snel aan de commotie omtrent zijn benoeming tot kerkelijk hoogleraar aan de Universiteit Leiden, in 1982. Zijn politiek linkse stellingname, zijn roep om een „rechtvaardige revolutie” met de kerk in de voorhoede maakten hem voor velen niet acceptabel.

Wie vanuit deze invalshoek leest, komt vooral in hoofdstuk 9 op bekend terrein. De hervormde hoogleraar schiet echter door in zijn conclusies. Dat vrouwen in veel delen van deze wereld tweederangsburgers zijn, is helaas waar, maar dat dit zich in ons land vertaalt in te weinig kinderopvang (blz. 106) is nogal gezocht.

Elders schuift de auteur de maagdelijke geboorte van de Heere Jezus als historisch gegeven achteloos terzijde (blz. 109), om er vervolgens een nieuwe uitleg aan te geven. „Men” –wie? de bijbelschrijvers?– wil volgens hem daarmee zeggen dat Jezus „niet thuishoort in de geschiedenis van de mannen, van de macht, maar in de vrouwengeschiedenis, die een historie is van achterstelling.” Ter Schegget citeert regelmatig de Heidelberger, maar op andere plaatsen kan hij met dit troostboek niet uit de voeten.

Al eerder (blz. 36) laat de auteur zijn overtuiging doorklinken dat God de verhoudingen hoog en laag, heer en knecht heeft omgekeerd. Dat Christus op aarde kwam om Zijn ziel te stellen tot een rantsoen voor velen (Markus 10:45), komt echter niet aan de orde. Volgens Ter Scheg- get wilde God in de Mensenzoon mensen die aan de basis leven, de slaven, de knechten verhogen en verheerlijken. Dat is de ”revolutie der dimensies”.

Haast bevindelijk
Het boek mag het etiket opvallend dragen. Er zijn diverse bladzijden waarop blijkt dat verzoening voor de hoogleraar, om zo te zeggen, doorleefde werkelijkheid is, die hij soms op haast bevindelijke wijze verwoordt. Zoals op blz. 27: „In de daad van het geloven geeft de mens zich gewonnen aan een zekerheid die hij niet in zichzelf vindt, maar die gegeven wordt door Hem in Wie wordt geloofd.”

Dit zal er mogelijk mee te maken hebben dat Ter Schegget in zijn boekje niet wil polemiseren. Hij benadert verzoening niet, zoals prof. C. J. den Heyer, als een ”omstreden thema”. Overigens betekent dit niet dat Ter Schegget de gereformeerde verzoeningsleer voorstaat. De Leidse emeritus hoogleraar stelt eenvoudigweg vast dat de Bijbel „geen vastomschreven verzoeningsleer” kent en vindt dat „bemoedigend” (blz. 10). Elders schrijft hij dat de opstanding „niet meer is dan een verhaal dat onder de leerlingen van Jezus gaat” (blz. 72).

Ter Schegget is een fase verder dan Den Heyer. Hij wil na de afbraak een nieuw gebouw neerzetten, een gebouw waarin hij met zijn persoonlijk geloof kan leven en ademen. In zoverre is ”De menslievendheid van God” een echt postmodern boek, dat wel afgerekend heeft met talrijke dogma's, „ballast” in de bewoording van de auteur.

Slachtoffer
Ter Schegget maakt in zijn inleiding direct duidelijk dat hij al lang geleden heeft gekozen voor een ”subjectieve verzoeningsleer”, dat wil zeggen dat de Heere Jezus niet stierf als offer voor de zonde om aan Gods gerechtigheid genoeg te doen. Jezus bracht in deze visie –die eerder verdedigd is door onder meer dr. H. Wiersinga– geen zoenoffer, maar Hij werd slachtoffer. Hij is volgens het boek „een mens wiens solidariteit met de vermoeide en beladen mensen zo ver gaat, dat Hij Zich voor hen in lijden en tenslotte zelfs in de dood begeeft” (blz. 62, vgl. blz. 65, 88). Het is deze houding die de mens aanzet om gerechtigheid te bevorderen.

Gevolg van deze benadering is dat Gods rechtvaardige toorn over de zonde onderbelicht blijft. Ter Schegget schildert de zonde in felle kleuren, maar toch, God is altijd al de bondgenoot en de liefhebber van mensen geweest (blz. 21). Hij blijft zoeken naar de van Hem vervreemde mens. God komt, zo stelt Ter Schegget, „op tegen lijden, angst en verdriet, Hij heeft met ons een verbond tegen het lot” (blz. 25).

Ter Schegget geeft zich, zo schrijft hij in zijn inleidend hoofdstuk, „uiteindelijk” gewonnen aan de teksten in de Bijbel. Na lezing van zijn laatste boek komt onvermijdelijk de vraag op of dit „uiteindelijk” uit het boek zelf blijkt, of dat „uiteindelijk” mogelijk een tijdsbepaling is.