Boekrecensie

Titel: Theologie op de drempel van 2000. Terugblik op 100 jaar Gereformeerd Theologisch Tijdschrift
Redactie: W. Stoker en H. C. van der Sar

Uitgeverij: Kok
Kampen, 1999
ISBN 90 435 0131
Pagina's: 344
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door prof. dr. J. van Genderen - 16 februari 2000

Het einde van de
gereformeerde exegese

Een eeuw geleden verscheen de eerste aflevering van het maandblad ”Wat zegt de Schrift?” Het Gereformeerd Theologisch Tijdschrift (GTT) is daarvan de voortzetting. Principieel gezien was het een veelbelovend begin. L. Lindeboom, die toen in Kampen doceerde, voerde de redactie. Hij stelde voorop dat de woorden ”Wat zegt de Schrift?” ontleend zijn aan Romeinen 4:3. Deze en veel verwante uitdrukkingen wijzen ons heen naar de Schrift als het eigen Woord van God. Het boek ”Theologie op de drempel van 2000” blikt honderd jaar terug.

De oud-dogmaticus aan de VU J. Veenhof noemt het spirituele klimaat van het blad kenmerkend voor de traditie van de Afscheiding: gereformeerde vroomheid in de geest van Calvijn met een bevindelijke inslag.

De huidige naam dateert van 1912. Er kwamen jonge gepromoveerde theologen als redacteuren bij, die leerlingen waren van de Vrije Universiteit. Het wetenschappelijk peil steeg, maar dat betekende geen koerswijziging.

Dag en nacht
De geschiedenis van het GTT is ook van belang omdat de beoefening van de theologie in Kampen en in Amsterdam zich erin weerspiegelt. Bovendien bestaat er al heel lang een band met de Vereniging van Predikanten van de Gereformeerde Kerken. Er was een correlatie tussen de ontwikkeling in deze kerken en de richting waarin het GTT zich bewoog.

Hoe werd aan het begin en aan het einde van de eeuw over exegese en ethiek geschreven? In de aankondiging van het jubileumboek werd er namens de redactie van gezegd dat het een verschil is van dag en nacht.

Wie zoals ik de gang van zaken meer dan een halve eeuw heeft kunnen volgen en nu het materiaal voor zich heeft dat vijftien deskundige auteurs geleverd hebben, kan tot geen andere conclusie komen. Men constateert een adembenemende afstand, het einde van de gereformeerde exegese en het afscheid van de gereformeerde ethiek. Terwijl de strekking van de schriftkritiek vroeger bedenkelijk werd geacht voor de gemeente (Kuyper), heet ze nu heilzaam. Het tegendeel!

In de kolommen van het GTT werd in de jaren zestig merkbaar dat de Gereformeerde Kerken een „stille revolutie” (G. Dekker) hadden meegemaakt. Toen namen H. M. Kuitert en G. Th. Rothuizen de kroniek voor hun rekening. Kuitert werd de pleitbezorger voor een natuurlijke ethiek en een autonome moraal. De Bijbel zou er niet voor de moraal zijn maar voor het verhaal.

Traditie
Als we J. Veenhof mogen geloven, was er wel een proces van herziening en vernieuwing, maar is de gereformeerde traditie daarmee niet prijsgegeven. De gereformeerden hebben iets eigens: ze willen een mondig geloof. Ik betwijfel echter of dit het punt is waarom het gaat.

We raadplegen A. van Egmond, die de dogmatische studies bespreekt. Er zijn grote conflicten geweest over de leer van de Schrift en de leer van het heil (1926 en 1944). Later zou anders met de Schrift en de confessie worden omgegaan. De verandering werd in 1966 en 1967 door G. C. Berkouwer stevig gefundeerd.

Men bleef niet bij Berkouwer staan. De Schrift is een bundel heel uiteenlopende menselijke geschriften zonder meer geworden, Jezus een mens zonder meer en het christendom een religie zonder meer. Goede raad is duur. Waar vinden we een nieuw uitgangspunt? (blz. 175).

Na het lezen van dit helder geschreven boek moet men vaststellen dat er een onmiskenbare breuk is met de gereformeerde traditie. In het begin van de jaren zestig werd dat goed zichtbaar.

Waarheen?
Bijna vijftig jaar geleden werd gevraagd: ”Gereformeerden, waarheen?” Nu is het de vraag waarheen het GTT op weg is. De auteurs moesten daarmee bezig zijn. Hoe verder nu we over de drempel van 2000 zijn?

Sommigen schijnen met het verleden te willen afrekenen. Over Lindeboom en Kuyper worden dan minder vleiende dingen gezegd. Een enkele bijdrage verraadt een zelfbewuste mentaliteit, maar de onzekerheid valt meer op.

Typerend is het slot van het artikel van Van Egmond. Welke rol kan de Bijbel nog spelen in de theologie? We kunnen misschien toch niet echt christelijke theologen zijn –laat staan gereformeerde– wanneer we voorbijgaan aan het feit dat mensen eeuwenlang in de teksten van de Schrift de levende stem van God gehoord hebben. Misschien moesten we Berkouwer er nog maar eens op naslaan. Misschien en nog eens misschien... Moest de theologie zo de overgang maken naar een nieuwe eeuw?

Accent
We lezen in een kroniek dat wij hebben te staan voor de waarheid des Heeren, „de één met accent hier, en de ander met nadruk daar, maar allen pal voor de leer der Schrift en der belijdenis.” Dat schreef K. Sietsma in 1936. Dit standpunt deelt men niet meer. Wat wil men dan? Lindeboom, zegt Veenhof, had een visie. Maar in deze bundel zoekt men tevergeefs een visie. Als de Heilige Schrift haar bron en norm niet is, bestaat de theologie uit menselijke beschouwingen, die op zichzelf belangwekkend zijn, maar waarmee geen kerk gebaat is, in het jaar 2000 niet en in de toekomst niet.

Sinds Lindeboom en zijn geestverwanten uitgingen van wat de Schrift als het Woord van God zegt, is er in de theologische wereld heel veel veranderd. Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid.