Boekrecensie

Titel: Door eeuwige armen gedragen
Redactie: G. Roos en W. B. Kranendonk

Uitgeverij: stichting Kom Over En Help
Nijkerk, 1999
ISBN 90 9012 5930
Pagina's: 125
Prijs: ƒ 12,50

Recensie door dr. ir. J. van der Graaf - 16 februari 2000

Van onderdrukking naar vrijheid

In de jaren tachtig schreef de hervormde ds. A. W. van der Plas het boek ”Op adelaarsvleugels gedragen”. Het ging over het bekende domineesechtpaar Visky uit Roemenië, dat heeft moeten ('mogen') ervaren wat het betekent voor de naam en de zaak van Christus smaadheid te dragen. De titel was ontleend aan Deuteronomium 32:11, waarin wordt gesproken over de adelaar, die zijn nest opwekt en zijn jongen op de vleugels draagt. De stichting Kom Over En Help gaf vorig jaar, ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan, een geschrift uit met een gelijksoortige titel: ”Door eeuwige armen gedragen”.

Deze titel is ontleend aan Deuteronomium 33:27: „De eeuwige God zij u een woning, en van onder eeuwige armen; en Hij verdrijve de vijand voor uw aangezicht, en zegge: Verdelg!” Treffender titels zijn niet te bedenken om de dragende trouw des Heeren uit te drukken over Zijn kerk en volk in Oost-Europa, toen de gruwel der verwoesting toesloeg onder het Christus-vijandige, communistische systeem.

Het boek verhaalt een negental ervaringen van Oost-Europese christenen „in tijden van verdrukking en verleiding.” Stuk voor stuk indrukwekkende verhalen, waarbij de situatie per land overigens verschilt, maar bij elk van de christenen die aan het woord zijn, was sprake van smaad en vervolging om de zaak van Christus. De verhalen zouden met vele anderen, uit contacten die organisaties in het Westen met Oost-Europa hadden, aan te vullen zijn.

Het boek bevat twee verhalen uit Bulgarije, te weten van Theo Angelov, de voorzitter van de Bulgaarse Baptistenunie, die zijn theologische opleiding louter van zijn vader ontving, en van Gospodin Tsomonev, „de bange bijbelverspreider.” Uit Moldavië komt Ilya Mirza aan het woord, „eerst bijbelsmokkelaar, nu kerkbouwer.” Tijdens de Olympische Spelen in de zomer van 1980 in Moskou deed hij mee bij de verspreiding van Bijbels en boeken, met op de kaft een afbeelding van de Olympische fakkel om de autoriteiten te misleiden.

Hongarije
Twee christenen uit Oekraïne komen aan het woord, ds. Daniel Vinogradsky („en het verboden bijbelwerk”) en Nikolai Velitschko, „de bekendste fabrieksarbeider uit Kiev.” De bekende ds. Horkai Leventhe uit Roemenië vertelt wat hij van de Roemeense Securitate te verduren had. Zijn verhaal sluit af met de promotiestudie, die hij twee jaar na de Wende in Schotland afrondde, waar hij de „godsvrucht en praktische vroomheid” van de Schotse en Engelse puriteinen leerde kennen en waarderen. Hier had overigens melding gemaakt kunnen worden van de indrukwekkende arbeid die Leventhe thans verricht onder alcoholisten.

Veel aandacht krijgt Hongarije in dit boek. Men sprak daar wel van goulashcommunisme, communisme met een eigen gezicht, enigszins gematigder dan in andere landen, hoewel plaatselijk verschillend. Ds. Körpöly Kalmán vertelt erover. Deze nu 81-jarige predikant studeerde ooit in Utrecht en zat daar op kamers met de latere hervormde predikanten Abraham van der Kooi (overleden in 1951), Arie den Hartogh en Peregrim Horst. Hij vertaalde ongeveer twinig boeken uit het Nederlands in het Hongaars. Boeken van H. Veldkamp, D. A. van den Bosch, F. Bakker, G. Wisse, H. Veldhuizen en de kinderbijbels van Joh. Vreugdenhil en Evert Kuijt.

Echt last van de communisten zegt hij nooit gehad te hebben. Hij noemt ook eerlijk de verschillen met Nederland. „Onze preken hebben minder theologische diepgang. Een onderwerp als wedergeboorte komt ook niet zo nadrukkelijk aan de orde. Natuurlijk moeten we daarop wijzen. Maar ik let er in mijn preken vooral op dat mensen er iets aan hebben voor het dagelijkse leven.”

Identiteit
Dit laatste brengt mij ertoe (opnieuw) te stellen dat de verscheidenheid aan organisaties die in Oost-Europa hulp verleenden en verlenen, zich niet altijd verdraagt met de identiteit van de partners daar. Verschillende organisaties hebben dezelfde contactadressen. Pijnlijk is het daarom bij het kennisnemen van deze bundel te moeten constateren dat andere organisaties niet met name worden genoemd waar dat op z'n plaats zou zijn geweest. Ds. Erdelyi Geza uit Slowakije gold –zo lezen we in het slothoofdstuk over hem– als een belangrijk contactadres „bij de verschillende Oost-Europaorganisaties.” Juist vanwege het feit dat KOEH en HOE (stichting Hulp Oost Europa) vóór de Wende op het gebied van lectuurtransport intensief samenwerkten, had dit een vermelding verdiend, te meer daar 'Delft' de gemeenschappelijke geheime uitvalsbasis was.

In het overigens zeer aansprekende verhaal van (met) ds. Sipos Ete Almos in Hongarije (”Geestelijke vrijheid tijdens het rode regime”), die expliciet over het lectuurwerk spreekt, zou een en ander genoemd kunnen zijn.

Rest nog te vermelden dat in deze lezenswaardige bundel –terecht– ook de vraag aan de orde komt wat de kerk in het voormalige Oostblok met de nieuwe vrijheid heeft gedaan. Die vraag geldt niet alleen de kerk daar, ze raakt ook de partners hier, ook in hun onderlinge relatie.