Boekrecensie

Titel: Van feest tot feest steeds voort
Auteur: dr. K. Runia

Uitgeverij: CeGeboek (in samenwerking met het Fries Dagblad)
ISBN 90 76343 020
Pagina's: 219
Prijs: ƒ 22,50

Recensie door ds. J. H. Velema - 26 januari 2000

Van advent tot wederkomst

De geëmeriteerde Kamper hoogleraar dr. K. Runia was jarenlang medewerker van het Centraal Weekblad en het Fries Dagblad. Hij schreef vele artikelen ter gelegenheid van de christelijke feestdagen. Zijn vlot geschreven boek ”Van feest tot feest steeds voort” bevat 43 essays waarin de heilsfeiten worden belicht.

Het boek bevat tien hoofdstukken. Behalve het hoofdstuk over het kerkelijk jaar en de Dodenzondag heeft elk hoofdstuk verschillende onderdelen. Er zijn acht artikelen over de Adventstijd en de Lijdenstijd, zes over het Kerst- en Pinksterfeest, zeven over Pasen, drie over Hemelvaart en Wederkomst. Zo komen vele facetten van de christelijke heilsfeiten aan de orde.

De auteur, die bekendstaat als een vrij behoudend theoloog –zo leerde ik hem kennen op vergaderingen van het COGG– geeft schriftuurlijke voorlichting en maakt op aansprekende wijze duidelijk wat de heilsfeiten voor ons in deze tijd betekenen. Hij schroomt niet zich openlijk te keren tegen zijn gereformeerde collega's Den Heyer, Kuitert en Wiersinga. Begrijpelijk dat dit boek werd uitgegeven door het Confessioneel Gereformeerd Beraad, een organisatie die zich verzet tegen de moderne koers in de Gereformeerde Kerken.

Actueel
Op allerlei actuele vragen van de moderne mens gaat Runia pastoraal in. Hij weet de universele en de persoonlijke betekenis van het Evangelie helder te belichten. De persoonlijke vraag die bijvoorbeeld gesteld wordt aan het slot van het artikel ”Geen plaats?” is ad rem en zeer passend. Verheugd las ik dat Runia helder uiteenzet dat er verschil is tussen het spreken over de Lijdenstijd en de Veertigdagentijd, zoals dat de laatste jaren ook in reformatorische kerken steeds meer in zwang komt. Overigens wil de auteur een combinatie van Lijdens- en Veertigdagen- of Vastentijd, het reformatorische en het 'katholieke' motief. Of dat consequent is? Of dat in de praktijk haalbaar is? Dat betwijfel ik.

Bij een bundeling van artikelen die in verschillende jaren zijn geschreven, is het welhaast onvermijdelijk dat er overlappingen voorkomen. Diverse uitdrukkingen komen we op meer dan één bladzijde tegen. De oorsprong van dit boek verraadt zich ook op blz. 150, als een onderdeel begint met de zin: „Een lezer schrijft aan de redactie.”

Verhalen
Jammer vind ik het ook dat Runia herhaaldelijk spreekt over de verhalen van geboorte, lijden en opstanding. Dat vleit Nico ter Linden en de narratieve theologie. Waarom niet het woord ”geschiedenissen” gebruikt? Dan hebben we te maken met feiten. Niet dat die door de auteur ontkend zouden worden, integendeel. Maar waarom dan ook niet het juiste woord gebruikt, zodat geen misverstand mogelijk is?

Op blz. 176 lezen we: „De Geest wekt het geloof in het evangelie in me.” Is het een drukfout of een kuyperiaans restantje of insluipsel dat hier niet staat: De Geest „werkt” het geloof (zie antwoord 21 en 65 Heidelbergse Catechismus). Kuyper met zijn leer van de sluimerende wedergeboorte sprak van het wekken van het geloof door de Heilige Geest. Het geloof, dat er dus al zou zijn, moet alleen maar wakkergemaakt worden. Overigens blijkt uit het vervolg niet dat de schrijver er ook zo over denkt.

Afgedacht van deze opmerkingen: Runia bezorgt ons een fijn boek met waardevolle gedachten, afgestemd op de moderne mens en tegen de achtergrond van allerlei vrijzinnige theologische ontwikkelingen.