Recensie door Jeannette Donkersteeg - 6 oktober 1999
Volksverhalen
voor kinderen
Een klooster vol losbandige monniken verdween ooit in de diepte van het Solse Gat bij Garderen. Wie het niet gelooft, moet er rond middernacht gaan luisteren. De geluiden die dan door het bos zweven, zijn het bewijs. De Grote en de Kleine Hul bij Uddel ontstonden op het moment dat een reus zand uit z'n klompen schudde. Eeuwenlang gaven Veluwse vaders deze verhalen mondeling aan hun kinderen door. Die traditie dreigt te verdwijnen. Daarom legde Maty Romein-Vroegindeweij de sagen en legenden vast op papier. Dochter Tineke illustreerde ze.
Het omslag van Dansend in de schemering toont een landhuis bij avond. Het is volle maan en tussen grillige takken danst een wazige schim, de Witte Juffer. Lang geleden woonde ze op kasteel Kernhem aan de rand van Ede. Daar wachtte ze vergeefs op een ridder die haar trouw beloofd had. Het landgoed bestaat nog steeds. De juffer ook. Soms hoor je haar huilen. Dat weerhoudt mevrouw Romein er niet van gedurende de zomermaanden sagen en legenden op Kernhem te vertellen. Veluwenaren en vakantiegangers luisteren ademloos toe.
Arm mens
Het initiatief tot het vertellen van volksverhalen gaat uit van de Jac. Gazenbeek Stichting, die zich inspant om de natuur en de cultuur van de streek te bewaren en bekend te maken. Mevrouw Romein is weliswaar niet op de Veluwe geboren, maar heeft er wel het grootste deel van haar leven gewoond: Ik voel me een echte Veluwenaar.
Toen voorzitter Louis Fraanje haar vroeg voor zijn stichting sagen te vertellen, had de Edese al ruimschoots vertelervaring opgedaan. In het onderwijs, als predikantsvrouw en als redactielid van het hervormde zondagsscholenblad Kind en Evangelie verzorgde ze geregeld een vertelling. Ik vind dat heerlijk. Ik ga graag met mensen en kinderen om en geniet van hun reacties. Als je een bijbelverhaal vertelt, heb je natuurlijk iets wezenlijkers op het oog dan wanneer je een volksverhaal vertelt. Je wilt zo goed mogelijk de boodschap van het Evangelie overdragen. Volksverhalen blijven meer aan de oppervlakte. Ze zijn echter ook heel waardevol. Als je niet weet wat er onder je voorgeslacht geleefd heeft, ben je eigenlijk maar een arm mens, vind ik.
Turf
Toen het verzoek om bestuurslid van de Jac. Gazenbeek Stichting te worden haar bereikte, vond mevrouw Romein geen ruimte in haar agenda. Als gemeenteraadslid was ze te druk. Wel vertelde ik soms verhalen. Ik beloofde dat ik voor het bestuur beschikbaar zou zijn als ik uit de raad ging. Dat moment kwam ruim een jaar geleden. Behalve bij Kernhem is ze ook op scholen te vinden met een groep kleine toehoorders om zich heen. De sagen die ze vertelt, zijn verzameld door de in 1975 overleden schrijver, natuurvriend en folklorist Jac. Gazenbeek. Hij hoorde ze van oude mensen bij wie hij op bezoek ging. Ook de inhoud van Dansend in de schemering dat mevrouw Romein op verzoek van uitgeverij Callenbach schreef komt uitsluitend uit zijn nalatenschap.
Schrijven is een totaal andere techniek dan vertellen, merkte de auteur. Hoewel ze een bundel kinderverhalen en een biografie over haar grootvader, de oefenaar Jan Vroegindeweij uit Middelharnis, op haar naam had staan, vond ze het werken aan Dansend in de schemering leuk, maar ook moeilijk. Als je vertelt, gebruik je gebaren. Vertel je over de mysterieuze turf in de legende over boerderij de Ahof, dan neem je een turf mee. Wanneer je schrijft, moet je veel uitleggen. Deze zomer ging ik als luisteraar naar het Solse Gat. Een vertelster begon: Op deze plek stond vroeger een klooster. Onmiddellijk vroeg een jongetje fluisterend aan zijn moeder: Wat is een klooster? Toch mag een schrijver ook weer niet te veel uitleggen. Dat is storend. Verder ben ik gewend mijn doelgroep letterlijk voor ogen te hebben. Als de aandacht verslapt, zie je het direct. Tijdens het schrijven mis je dat.
Nuchter
De auteur bezocht alle plaatsen waarover ze scheef van de Woeste Hoeve bij Apeldoorn tot het plaatsje Appel, waar ooit de Ahof heeft gestaan. Tineke, die het boek van haar moeder illustreerde, ging niet altijd mee. Op Kernhem is ze wel geweest. Ik ben gewoon op het boek zelf afgegaan. De verhalen waar ik een beeld bij kreeg, heb ik uitgekozen.
De psychologisch assistente volgt de zaterdagkunstacademie. Voor de tekeningen in Dansend in de schemering gebruikte ze een zacht potlood. De grijstinten geven een bepaalde sfeer weer, die bij het geheimzinnige van het boek past. Het tekenen van bijvoorbeeld een postkoets vroeg enig voorwerk. In bibliotheken zocht Tineke na hoe zo'n rijtuig eruit moet hebben gezien.
Niet alles kun je achterhalen, verklaart haar moeder. Van volksverhalen is zelden bekend wanneer ze zijn ontstaan en wanneer ze spelen. In het hele boek komen slechts twee jaartallen voor, geloof ik. Ergens liet ik iemand een kop koffie drinken. Later vroeg ik me af of er al wel koffie was op het moment dat het verhaal speelde. Voor de zekerheid heb ik er maar een pul bier van gemaakt.
Het typisch Veluwse probeerde de schrijfster in het boek te leggen door hier en daar een zin in dialect te citeren. In de manier waarop personages met elkaar omgaan, poogde ze ook iets karakteristieks uit te drukken. Ik denk aan de begroeting van Gijp en Marie in Kattendans. Nuchter zijn. Geen emoties tonen. Dat typeert veel mensen in deze streek.
In De eerste klap is een daalder waard zegt iemand tegen hoofdpersoon Ceel: Kalmte kan je redden, broer. Zijn dergelijke uitspraken niet érg modern voor een legende?
Deze zin heb ik letterlijk van Gazenbeek overgenomen. Niet alle verhalen zijn even oud. Sommige kunnen in de Middeleeuwen zijn ontstaan, andere dateren van het begin van deze eeuw. Een deel is fantasie en een deel berust waarschijnlijk op feiten. Uitroepen zoals cool en gaaf gebruikte ik bewust niet, al is dat wel de taal van tienplussers, van de doelgroep dus.
Past uw boek in het momenteel populaire genre van griezelverhalen?
Nee. Volksverhalen hebben niet de intentie kinderen te laten griezelen, maar een stuk cultuur over te dragen.
De Bijbel wijst bijgelovigheid af. In sagen en legende wemelt het vaak van de spoken en geesten. Hoe kijkt u daartegenaan?
Dat mensen vooral vroeger bijgelovig waren, is een historisch feit waar je niet omheen kunt. Er zitten dus elementen van bijgeloof in dit boek. Als ik vertél, probeer ik dat soms te ontkrachten. Een zogenaamd dwaallichtje is gewoon een natuurverschijnsel, een gas dat uit de bodem ontsnapt. Vaak gebeurt dat in de omgeving van vennetjes. Mensen gingen er uit nieuwsgierigheid op af en dachten vervolgens dat ze door zo'n lichtje naar het water waren getrokken.
Tineke: Zo belééfden ze dat ook.
Mevrouw Romein: Bovendien zijn volkverhalen vaak juist erg moralistisch. Goed staat tegenover kwaad, waarbij het goede wint.
Als rechtgeaarde Veluwenaar heeft mijn vader mij de sagen van het Solse Gat en de Grote en de Kleine Hul meer dan eens verteld. Is juist dat móndeling overdragen niet het eigene van volksverhalen?
De letterlijke betekenis van sage is inderdaad: dat wat gezegd is. Met legenden worden opgeschreven verhalen bedoeld. Ik vind het jammer dat ouders niet meer vertellen. Dit boek is dan ook niet bedoeld om het vertellen te vervangen. Ouderen lezen het ook graag, heb ik gemerkt. Zij kunnen de inhoud doorvertellen aan kinderen of kleinkinderen. Verder hoop ik dat het ten minste het voorlezen stimuleert, want ook kinderen van nu vinden juist het luisteren naar verhalen nog altijd heerlijk.
|