Boekrecensie

Titel: Shettie, lieverd
Auteur: Lenze L. Bouwers

Uitgeverij: Callenbach
Kampen, 2001
ISBN 90 266 1104 8
Pagina's: 108
Prijs: ƒ 21,–

Titel: Sven en zijn rat gaan naar het Zuiden
Auteur: Marit Nicolaysen
ill. Alja Bronswijk

Uitgeverij: Lemniscaat
Rotterdam, 2001
ISBN 90 5637 345 5
Pagina's: 136
Prijs: ƒ 21,50

Titel: Een tijger in de tuin
Auteur: Marjan Berk

Uitgeverij: Leopold
Amsterdam, 2001
ISBN 90 258 3064 1
Pagina's: 91
Prijs: ƒ 29,75

Recensie door Hans van Holten - 3 oktober 2001

Taalgebruik in kinderboeken laat vreemd genoeg soms te wensen over

Een pony, een rat of
een tijger als vriend

De verhouding tussen kind en dier vormt een onuitputtelijke bron van inspiratie voor jeugdboekenauteurs. Daarbij hoeft het niet per se te gaan om gewone huisdieren; ook andere dieren zijn mogelijk. Een pony bijvoorbeeld, of een rat, of... zelfs een tijger. Over die vrienden van het kind gaan de volgende boeken.

Een pony is eigenlijk nog betrekkelijk ”gewoon”, en dus zullen heel wat jonge lezers zich gemakkelijk herkennen in Henrike uit ”Shettie, lieverd” van Lenze L. Bouwers. Henrikes moeder is gestorven, haar vader is hertrouwd en het gezinnetje is verhuisd van de stad naar het platteland. Het meisje heeft het er maar moeilijk mee. Ze voelt zich in haar nieuwe omgeving helemaal alleen, al doen haar vader en moeder Alie nog zo hun best om het Henrike naar de zin te maken. Steeds moet ze aan haar echte moeder denken en waarom juist zij moest sterven. Had Jezus nú maar op aarde geleefd, dan was het misschien niet gebeurd! En ze mist haar vriendin Agnes.

Als troost krijgt ze op haar verjaardag een heel bijzonder cadeau: een kist vol spullen om een paard te verzorgen. Met daarbij de mededeling dat ze een pony zal krijgen en dat ze paardrijles mag nemen. Maar voor de pony waarmee ze op de manege geconfronteerd wordt, is ze bang, en rijlessen op dat dier ziet ze al helemaal niet zitten. „Ik dacht aan een kleine pony, een witte, één die achter ons huis kan lopen, zo'n lage. Deze is zo hoog, hoe kom ik erop en...”

Paardrijles wordt inderdaad een mislukking. En dus bouwt vader een stal bij hun boerderij en schaft een Shetlandpony aan. Dan begint het proces van wennen-aan-elkaar: Henrike aan Shettie en omgekeerd. Het grappige is, dat we in de loop van het verhaal ook kennis kunnen nemen van de mening van Shettie, dankzij wat cursieve tussendoorhoofdstukjes waarin de pony zelf aan het woord wordt gelaten. Eerst is het beestje verdrietig:

„Het gras is te groen, de sprieten te sappig,

de grond veel te zacht, het terrein is te vlak.

Daarom sta ik hier, als een kleine knotwilg

zonder waterkant, in een uitgestrekte wei.”

Maar langzamerhand draait Shettie bij, zeker als ze permanent gezelschap krijgt van haar zusje. Ook voor Henrike verandert het leven: Er wordt een (half)broertje geboren. Ook daardoor voelt zij zich niet eenzaam meer.

Rat Jansen
Vriendjes zijn met een rat is al wat minder gewoon. Voor Sven echter (uit de serie ”Sven en zijn rat” van de Noorse schrijfster Marit Nicolaysen) is zoiets de normaalste zaak van de wereld. Hij sleept Meneer Jansen overal mee naar toe, ook wel stiekem, zonder dat zijn vader en moeder het weten. Dan zorgt dat samengaan van kind en dier voor de meest verrassende en grappige situaties. Zoals ook nu weer in het derde deel, ”Sven en zijn rat gaan naar het Zuiden”. Met dat Zuiden wordt bedoeld het zonnige Gran Canaria.

Sven wil Meneer Jansen niet alleen achterlaten en smokkelt hem onder zijn trui het vliegtuig in. De rat gedraagt zich keurig en zo komt het dier onopgemerkt in een la van de hotelkamerkast terecht. Maar dan is het ook uit met de rust. Meneer Jansen ontsnapt en krijgt nota bene verkering met een andere rat (moeder van tien kleintjes), die met haar gezin leeft onder een stinkende vuilnisbak op de binnenplaats van het hotel. Die vrijerij bezorgt Sven uiteraard allerlei problemen, al worden die mede opgevangen door zijn nieuwe vakantievriendinnetje.

Een grappig ontspannend boek dus. Het taalgebruik is origineel en geestig, maar helaas bepaald niet vloekvrij. Ook af en toe, vind ik, behoorlijk moeilijk. Zeker voor kinderen „vanaf zes jaar”, zoals de uitgeefster nogal optimistisch in haar brochure vermeldt. Uitdrukkingen als „alles is relatief”, „Meneer Jansen is een sumoworstelaar”, „het Guinness Book of Records” enzovoorts behoren niet tot de dagelijkse woordenschat van een zesjarige. Negen jaar lijkt me vroeg genoeg. Zo oud heet Sven trouwens ook te zijn.

Tijger ontsnapt
Ik had er nog nooit van gehoord, maar in het Friese Nijeberkoop bevindt zich het Roofdierenopvangcentrum Pantera. Daar worden roofdieren opgevangen en verzorgd waar men elders (circussen, dierentuinen) geen raad meer mee weet. De beheerder, Arno van der Valk, vertelt daarover (toegelicht met foto's) in ”Een tijger in de tuin”. Die beschrijving van de werkelijkheid wordt voorafgegaan door een verzonnen jeugdverhaal van Marjan Berk. Nu ja, verzonnen. Bijna alle personen die in het verhaal voorkomen, en ook de roofdieren, bestaan echt, al dragen ze stuk voor stuk andere namen.

Hoofdpersoon Philip Watersloot, die denkelijk níet echt is, is na een echtscheiding met zijn moeder in het Friese Oldeberkoop terecht gekomen, niet tot zijn vreugde. Tot hij 's morgens bij het opstaan een tijger in de achtertuin ontdekt. De tijger blijkt door kwade opzet te zijn ontsnapt uit het opvangcentrum Leonida. Philip gaat op onderzoek uit en zo mag hij erbij zijn als de jonge tijger in het Kuindersbos wordt gevangen en mag hij daarna in Leonida dagelijks een handje komen helpen. Zo groeit er in de jongen een grote liefde voor die gekooide roofdieren. En dat is toch wel een uitzondering!

Mooi is ook dat hij zich aan het eind van het verhaal verzoent met zijn vader („Zijn nieuwe leven was begonnen”). Minder mooi is, dat er nog al eens stevig wordt gevloekt. Dat zoiets gebeurt is voor mij –zoals steeds– een raadsel.