Boekrecensie

Titel: Kermiskind
Auteur: A. den Uil-van Golen

Uitgeverij: Gebr. Koster
Barneveld, 1999
ISBN 90 5551 137 4
Pagina's: 93
Prijs: ƒ 13,95

Recensie door J. Mijnders - 9 februari 2000

Jopie's norse tante en gemene neef

De oorspronkelijke auteur van ”Kermiskind” is niet bekend. Een van de eerste bladzijden vertelt dat dit boekje is „geschreven door Linda (?) rond 1920”. Mevr. A. den Uil-van Golen heeft het verhaal opnieuw verteld.

Hoofdpersoon is Jopie, het zevenjarige kermiskind. Hij is een wees die woont bij zijn oom, zijn norse tante en zijn gemene neef Piet. Liefde kent hij alleen in de herinnering, toen zijn moeder nog leefde.

Tijdens hun reizen doen ze een dorp aan waar Jopie in contact komt met Tom. Van de moeder van Tom krijgt hij de liefde die hij al zo lang moet missen. De ouders van Tom willen Jopie graag bij hen in huis nemen, maar dat vindt de oom van Jopie niet goed. Zo vervolgt het kermiskind zijn zwervende bestaan. Hij voelt zich steeds eenzamer worden en het verlangen naar de moeder van Tom wordt met de dag sterker. Trouw bidt hij het avondgebedje dat zijn moeder hem op haar ziekbed heeft geleerd. Hij bidt er dan altijd de regels achter die hij Toms moeder heeft horen zingen: Opent uwe mond, eist van Mij vrijmoedig.

Medelijden
Dan wordt Jopie ziek. Pijn en koorts nemen steeds meer toe. Jopie is alleen bang om te sterven, want hij denkt dat hij niet in de hemel mag komen. Doodziek komt hij ten slotte toch weer in het huis van Tom terecht. Daar bidt en zingt de moeder van Tom met hem. Voordat Jopie sterft, fluistert hij met een glimlach „Heere Jezus”, waarna moeder zegt: „Nu is ons kermiskind voor eeuwig thuis!”

De achterkant vermeldt dat het een ontroerend verhaal is voor jongens en meisjes vanaf 9 jaar. Hier is niets te veel mee gezegd. Wie geen medelijden heeft met Jopie, moet wel erg ongevoelig zijn. Persoonlijk heb ik een dubbel gevoel bij dit verhaal. Enerzijds is er waardering voor de auteur, die op kinderlijke wijze de liefde van God heeft beschreven: „Voor Hem zijn alle kinderen gelijk.” Anderzijds vraag ik mij af waarom dat beschreven moet worden bij een jongetje dat zo zielig is, ziek is, wees is, een gemene neef heeft... Kortom, die alle ellende die een zevenjarig jongetje kan ondervinden ook werkelijk beleeft. Zo wordt het voor de jonge lezers wel erg benauwend en ontstaat mijns inziens een irreëel beeld. Maar ja, we praten ook over een verhaal dat tachtig jaar geleden zijn oorsprong vond.