Boekrecensie

Titel: Handboek bouwkunde
Auteur: Vitruvius
Uitgeverij: Athenaeum - Polak & Van Gennep
Amsterdam, 1997
ISBN 90 253 5868 3
Pagina's: 393
Prijs: ƒ 85

Recensie door drs. W. G. Hulsman - 25 november 1998

Vitruvius verwoordde aan Augustus principes van stedenbouw

Romeinse architect bouwt
nog steeds mee

„Als de pleisterlaag bijna droog is, moet weer een laag en nog een derde worden opgebracht. Hoe vaster de ondergrond is aangebracht, des te krachtiger en duurzamer zal de solide massa van de stuclaag zijn”. Geen citaat uit een bij de Gamma gekocht doe-het-zelfboek, maar van de Romeinse architect Vitruvius, die in de eerste eeuw voor Christus leefde.

In de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening, waarin de regering in 1986 het nationale ruimtelijke beleid vastlegde, hanteert zij drie kernbegrippen. Ruimtelijke plannen moeten gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde hebben. Dat klinkt als een goede vondst, maar is bijna even oud als de weg naar Rome. De Romeinse bouwheer Vitruvius hanteerde in zijn “De architectura libri decem” of “Tien boeken over bouwkunde” dezelfde begrippen, zij het met andere woorden.

Zo reiken Vitruvius' armen ver, zowel in tijd als in ruimte. In de Middeleeuwen ontbrak in geen enkele kathedraalschool het handboek voor de bouwkunde. Grote kunstenaars uit de (Italiaanse) Renaissance als Leonardo da Vinci, Michelangelo en Rafaël kenden zijn boek. Zij deelden Vitruvius' opvatting dat de wetten van de natuur het uitgangspunt moesten zijn voor de bouwkunst. De meest vitruviaanse architect uit Italië is ongetwijfeld Andrea Palladio (1508-1580).

Aan het einde van de 16e eeuw en het begin van de 17e eeuw ontstaat in Europa, mede door Palladio, een ware vitruviaanse opleving. Bouwkunstenaars laten zich volop inspireren door de klassieke bouwwerken: in Engeland (Sir Christopher Wren – St. Paul's) en ook in de Nederlanden. Dat is vooral te zien bij de 'vroege' architecten als Van Campen (Paleis op de Dam) en Pieter Post. Als de staatssecretaris Constantijn Huygens in 1633 een huis voor zichzelf wil laten bouwen, vraagt hij eerst verschillende uitgaven van het handboek met aantekeningen op.

In de negentiende eeuw komt in de hofsteden Berlijn, Londen (British Museum) en Wenen (Parlementsgebouw) het neoclassicisme tot bloei en ook nu nog laten stedenbouwers, architecten en planologen zich inspireren door het gedachtegoed van deze klassieker.

Katapult
Over de persoon Vitruvius (circa 84 tot 10 voor Christus) is weinig bekend. De meeste informatie komt uit zijn eigen boek, dat hij opdraagt aan “Imperator Caesar”. Eerst diende hij Julius Caesar, vooral in het leger. Architecten waren in die tijd de meest deskundigen op het gebied van ontwikkeling van oorlogstuig. Vitruvius wijdt in zijn boek dan ook een heel hoofdstuk aan het ontwerp van katapulten en belegeringswerktuigen. Vanaf 44 voor Christus diende hij keizer Augustus. Waarschijnlijk heeft de auteur in die periode ook meegewerkt aan de ontwikkeling van de ingenieuze watervoorziening voor Rome.

Vitruvius schreef zijn boek om alle verzamelde bouwkundige kennis te verzamelen en vast te leggen voor het nageslacht. Met zijn boek zegt hij niet rijkdom te zoeken, maar wil hij bekendheid verkrijgen. Hij wil kennis doorgeven, want een goede (bij)scholing is volgens Vitruvius onmisbaar voor een architect. Door de eeuwen heen zijn er veel uitgaven van zijn boek verschenen. De oudste nog bekende editie van “Architectura” stamt van voor het jaar 900. Nu ligt er een nieuwe Nederlandse uitgave.

Vitruvius was een bescheiden man, die in zijn boek wijze lessen geeft. Zo vindt hij dat een architect „niet inhalig mag zijn en niet altijd maar bezig moet zijn met het ontvangen van geschenken, maar standvastig zijn eigen waardigheid beschermen door een goede reputatie op te bouwen”. Dat staat voor de Romein voorop en hij moet geen opdrachten binnenhalen door invloedrijke personen naar de mond te praten.

Aardas
De titel, “Handboek bouwkunde”, doet vermoeden dat een architect zich alleen met steden, woningen en wegen bezighoudt, maar Vitruvius heeft meer in huis. Als leerling van zijn tijd was hij breed ontwikkeld. „Een architect moet kennis van de muziek hebben (...), van de medische wetenschap in verband met de helling van de aardas en de eigenschappen van water en lucht (...), moet vertrouwd zijn met het recht, te weten de bouwverordeningen (...) en met de astronomie”. Architectuur bestaat volgens hem uit drie delen: „het maken van gebouwen, zonnewijzers en machines”. Al besteedt hij wel zeven hoofdstukken aan het eerste onderwerp.

De opbouw van het boek is zorgvuldig en daarmee staat het boek in de Romeinse traditie dat een wetenschappelijk werk ook aan literaire eisen moet voldoen: een architect „moet helder kunnen schrijven”. Vitruvius verlucht zijn werk naar deze eisen met allerlei anekdotes en historische verhalen.

Het boek bevat een schat aan informatie over de klassieke wereld. Mede dankzij de goede illustraties krijgt de lezer een overzicht van de talloze typen tempels –de Ionische, Korintische en Dorische– en van de soorten zuilen die de tempels verfraai(d)en.

Verder staat “Architectura” vol adviezen, die de ene keer actueel zijn, dan weer een glimlach veroorzaken: „Voor bankiers en belastinginners zijn woningen nodig die meer ruimte en allure bieden en tegen inbraak beveiligd zijn; voor advocaten en redenaars gedistingeerde woningen, royaal genoeg om grote groepen te kunnen ontvangen”.

De vertaler van het boek, Ton Peters, heeft de nieuwe Nederlandse editie van een waardevolle inleiding voorzien. Verder voegde hij veel illustraties toe, die de soms moeilijke tekst begrijpelijk maken, samen met een zeer uitvoerig notenapparaat en verklarende woordenlijsten. “Handboek bouwkunde” is absoluut een zeer waardige uitgave, die een onbekende Romein weer een nieuw leven geeft – en terecht.