Boekrecensie

Titel: Nederlandse stedenbouw van de 20ste eeuw
Auteur: Hans Ibelings

Uitgeverij: Nai
Rotterdam, 1999
ISBN 90 5662 082 7
Pagina's: 176
Prijs: ƒ 69,50

Titel: Gids voor moderne architectuur in Nederland
Auteur: Paul Groenendijk e.a.

Uitgeverij: 010
Rotterdam, 1999
ISBN 90 6450 287 0
Pagina's: 372
Prijs: ƒ 69,50

Titel: De ruimte van de architect. Lessen in architectuur 2
Auteur: Herman Hertzberger

Uitgeverij: 010
Rotterdam, 1999
ISBN 90 6450 379 6
Pagina's: 288
Prijs: ƒ 59,50

Titel: L. van Gendt, J. G. van Gendt, A. D. N. van Gendt. Architecten in zaken
Redactie: Juliette Roding e.a.

Uitgeverij: Stichting Bonas
Rotterdam 1999
ISBN 90 76643 02 4
Pagina's: 280
Prijs: ƒ 49,50

Recensie door D. A. Scheer - 7 juni 2000

Gebouwd Nederland is lang niet wat het had kunnen zijn

Middelmatigheid
als standaard

Nederland heeft het hoogste percentage architecten. Het is een land dat internationaal lof krijgt om de mogelijkheden die er op stedenbouwkundig en architectonisch gebied bestaan. Toch is gebouwd Nederland niet wat het kunnen zijn. Vier recente boeken bewijzen dat de zogenaamde uitmuntende voorbeelden van kwaliteit slechts de snoepjes op de cake zijn, die de kwaliteit van het geheel nog enigszins acceptabel moeten maken.

Een utopia van E. Howard uit 1898 heeft decennia lang het denken binnen de Nederlandse stedenbouw bepaald: de tuinstad. Voor de Engelsman staat dat voor een fantastische samensmelting van een mooie natuur, een opgewekt leven, toegankelijkheid voor allen, aanwezigheid van parken, lage maar ook hoge lonen, lage belastingen, veel werk, lage prijzen en geen overwerk, een goed ondernemingsklimaat, voldoende aan kapitaal, zuivere lucht, zuiver water, mooie huizen, opgewektheid en gezondheid en coöperatie. Vrijheid alom.

Howards tuinstadplan maakt deel uit van een serie diagrammen in ”Nederlandse stedenbouw van de 20ste eeuw”. Ze typeren het krachtenspel in de Nederlandse stedenbouw van de laatste honderd jaar. Howard verdeelt in deze diagrammen het totaal aan woonmilieus in drie categorieën: de stad, het dorp en de tuinstad. De tuinstad is zijn eigen vinding.

Howard beschrijft de drie woonmilieus in een aantal tegenstellingen. De stad is voor hem: geen natuur, opeenhoping van volk, ver van het werk, hoge huren en prijzen, overwerk, slechte lucht, ongezond, veel kroegen, werkloosheid en hoge bouwkosten. Tegenover deze negatieve aspecten plaatst Howard als positieve aspecten: „veel sociaal leven, veel ontspanning, hoge lonen, meer kans op werk, verlichte straten en mooie huizen.” Het dorp is volgens hem voornamelijk te typeren met: mooie natuur, maar beperkt sociaal leven, slechts tijdelijke werkloosheid, maar lange werktijden, bossen, weiden en zee, maar geen vermakelijkheden.

Zee van ruimte
De tuinstad moest het ultieme woonmilieu worden, dat alle positieve aspecten van de stad en het dorp in zich verenigde. In twee diagrammen test Howard deze theorie in een tuinstad voor 32.000 inwoners. Deze bevat voorzieningen zoals een bibliotheek en een stadhuis, met als centrum een tuin. Van hieruit lopen radiale boulevards die verbonden worden door grote avenues. De zo gevormde bouwvelden zijn vervolgens weer opgedeeld door een serie kleinere avenues. Het cruciale aspect dat al deze zaken in de tuinstad moet laten werken en ze verbindt, is de eengezinswoning in een zee van ruimte.

Hoewel deze visie in Nederland nooit ten volle verwerkelijkt is, kenmerkt ze het denken over stedenbouw. De stedenbouw in Nederland probeert alle gemakken die Howard in z'n diagrammen omschrijft aan te brengen in alle situaties door het hele land. Zelfs als het gaat om situaties die Howard omschrijft als typisch stedelijk, zoals een „opeenhoping van volk”, probeert de Nederlandse stedenbouw „een zee van ruimte, gezonde leefomstandigheden en een opgewekt leven” voor iedereen te realiseren. Of het nu gaat om Amsterdam, Rotterdam of Leidsche Rijn, alle rapporten die de ambities omschrijven voor nieuwe of bestaande stedenbouw bevatten dit adagium.

Openluchtmuseum
Al is Nederland tamelijk vol, toch is het een land met ruimte voor experimenten op stedenbouwkundig en architectonisch gebied. Daardoor is een rijkdom aan architectuur tot stand gekomen die zijn weerga in de omliggende landen niet kent. In de vorige eeuw heeft elke periode in de Nederlandse architectuur wel een lichtend voorbeeld voor de rest van de wereld voortgebracht. Te denken valt aan het werk van Berlage, Oud, Rietveld, Van Doesburg, Van Eesteren, Van den Broek & Bakema, Maaskant, Van Eyck en meer recent Rem Koolhaas en Ben van Berkel. Deze architecten hebben in hun vakgebied essentiële vernieuwingen doorgevoerd. Doordat zij de mogelijkheid hebben gekregen om hun ideeën te verwezenlijken in een gebouwd oeuvre, is Nederland één groot openluchtmuseum voor architectuur geworden.

De architectuurtoerist kan voor een eerste indruk daarvan terecht bij het door Paul Groenendijk en Piet Vollaard samengestelde boekje ”Gids voor moderne architectuur in Nederland”. Hierin is per Nederlands gewest een overzicht van bezienswaardige moderne architectuur te vinden, met handige kaarten, adressen en een korte omschrijving van elk gebouw. De gids is duidelijk een aansporing om al het moois zelf te gaan bekijken; de foto's zijn zwartwit en te klein om aan de gebouwen recht doen.

Cake
Hoewel de aanblik van al deze gebouwen aanleiding geeft om de Nederlandse architectuur als een succes te bezien, dringt zich toch het gevoel op dat gebouwd Nederland niet is wat het had kunnen zijn. Dat komt door wat hiervoor al beschreven is als het dogma van de Nederlandse stedenbouw: het waandenkbeeld van „een opgewekt leven” in alle dichtheden en op alle bouwlocaties in geheel Nederland. De gewenste ruimte, gezonde leefomstandigheden en voorzieningen in de buurt op alle plekken waar gebouwd wordt, resulteren in een eindeloos landschap van middelmatigheden. De zogenaamde uitmuntende voorbeelden van de kwaliteit van architectuur en stedenbouw in Nederland zijn slechts de snoepjes op de cake, die de kwaliteit van het geheel nog enigszins acceptabel moeten maken.

Alle experimenten worden in het dwangbuis van een door overheden geformuleerd begrip van geluk gedwongen. Vaak betekent dat dat aan alle wensen van de betrokken partijen binnen het bouwproces gehoor gegeven moet worden. Door bijzonder strakke budgetten en een gestandaardiseerde bouwpraktijk leidt tot dat tot een slap aftreksel van prijzenswaardige initiatieven.

Vinex
Een typisch voorbeeld is de Vierde Nota Extra (Vinex) die in 1990 verscheen als aanvulling op de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening. In dit plan voor de bouw van een miljoen woningen extra stond het concept van de compacte stad centraal. Alle toekomstige uitbreidingen van alle Nederlandse gemeenten werden gezamelijk georganiseerd om een meer gestuurd beleid voor de uitbreidingen van deze gemeenten te creëren. Het concept van de compacte stad moest een totale spreiding van de woningbouw voorkomen en Nederland behoeden voor een complete uitverkoop van groene gebieden. Voortaan zou woningbouw geconcentreerd plaatsvinden, altijd als directe uitbreiding van de bestaande infrastructuur van de stad.

Toen men vervolgens alle nota's wilde gaan uitvoeren, bleek dat wel erg veel gebieden ineens in aanmerking kwamen voor het concept van de compacte stad. Het gevolg is dat deze Vinex-wijken zich maar in beperkt opzicht onderscheiden van woningbouw uit de jaren '70 en '80. Het streven naar differentiatie op grond van een studie naar de woonwensen van de hedendaagse woningzoekende leidde slechts tot verschillende gevelstijlen, niet tot differentiatie in woonwijzen. Het resultaat is een zee van huizen die alleen in compositorisch opzicht verschilt van een woonwijk uit de jaren die aan de Vinex voorafgingen. Nog steeds overheerst de woonerfgedachte, nog steeds zijn deze wijken een optelsom van doodlopende straten en nog steeds is er geen integratie van voorzieningen en woningen.

Lenigheid
Het probleem ligt in de regelgeving die gemeentelijke woningbouwdiensten, verkeerskundigen en planeconomen gebruiken om de plannen op hun merites te beoordelen. Geen van de partijen is bereid een uitdaging aan te nemen. Het gevolg is een vertaling van nieuwe inzichten op basis van al bestaande woongebieden. Zo blijft de Nederlandse stedenbouw ronddraaien binnen een kleine cirkel van referenties die als succesvol gezien worden en wordt het werkelijke experiment onderdrukt.

Dit is niet iets wat zich voor het eerst voordoet in de Nederlandse stedenbouw en architectuur, getuige de bibliografie en oeuvrelijst van drie architectengeneraties Van Gendt, die werkzaam zijn geweest van ongeveer 1850 tot 1930. Op hun naam staan talloze gebouwen die deel uitmaken van het dagelijks leven in steden in Nederland. A. L. van Gendt en zijn zonen verenigden technische deskundigheid en financiële expertise met een eerste vorm van marktconform denken. Hun grote stilistische lenigheid deed architectuur verwateren tot een keuze van 'smaken', die uiteindelijk niets meer te maken had met de mogelijkheid wezenlijke waarden van het leven in architectuur neer te leggen.

Er zijn gelukkig architecten en stedenbouwers die de uitdaging wel aangaan. De realiteit leert helaas dat de ideeën van deze architecten, als ze al binnen de architectuurkritiek draagvlak gekregen hebben, op zo'n manier toegepast worden dat het originele concept totaal verwrongen en slechts in sterk verdunde vorm aanwezig is.

Hertzberger
Een van de architecten die hierover kunnen meepraten, is Herman Hertzberger. Onlangs verscheen het tweede deel van zijn lessen in architectuur onder de titel ”De ruimte van de architect”. In het voorwoord van dit boek schrijft Hertzberger: „Wie zou vandaag durven beweren dat het niet goed gaat met de architectuur. Was er ooit zo'n overvloed van nieuwe voorbeelden en varianten van vormen en materialen? (...) Alles mag, alles kan en alles wordt ook werkelijk gemaakt, gefotografeerd, gepubliceerd en verspreid over alle plaatsen waar de nieuwe productie verder gaat.”

Hertzberger komt tot een conclusie die nog maar weinigen in Nederland getrokken hebben: „Waar alles mag en alles kan, hoeft dus niets meer. Het is de vrijheid die heerst en die keuze onmogelijk maakt.” De hedendaagse architectuurscène beschrijft Hertzberger als „een voetbalwedstrijd met louter virtuoze spelers die alles met de bal kunnen, maar zonder doelen en dus zonder doelpunten.” Er zijn daarom ook „heel wat meer mogelijkheden dan denkbeelden en zo is onze rijkdom tevens onze armoede.” Hertzberger formuleert in dit boek zijn eigen doelstelling als volgt: „Het is niet voldoende als wat we maken verrassend is en er goed uitziet. Het zal toch tenminste iets moeten bevatten; een idee waar de wereld wat aan heeft.”

Middelmatigheid
Ondanks architecten als Hertzberger, vormt middelmatigheid in Nederland, waar het percentage architecten het hoogste ter wereld is, de standaard. Toch kan aan deze optelsom van middelmatigheden een bepaalde kwaliteit niet ontzegd worden. De opeenstapeling van bedoelingen, concepten en visies begint langzamerhand tot een adembenemend schouwspel te culmineren. Door de conflictsituaties tussen de verschillende werkwijzen komt een soort kwaliteit tot stand die de kwaliteit van de individuele aanpak overschrijdt.

De boeken die hier ter sprake komen, zijn geenszins objectieve kaders voor wat zich werkelijk afspeelt, maar weergaven van een bepaalde zienswijze. Afgezien van het werk van Hertzberger, dat zeer persoonlijk is, vormen de boeken een licht teleurstellende poging om tot één welbepaald en allesomvattend kader te komen. Het is bijna zeker dat de daad van stedenbouw, het proces zelf, een continu zoeken is naar dat kader.

Architectuur en stedenbouw vormen zo een professie die diagrammen maakt van de wijze waarop geleefd zou móeten worden. Zij zijn aspecten van de geschiedenis van een volk. De gebouwde werkelijkheid doet verslag van de verschillende wijzen van denken over het zoeken naar vesting, het vínden van een thuis. Op deze manier laat zij zien welke gaten en kuilen voorkomen op de weg om te komen tot de definitie van dit 'thuis'. Deze boeken zijn dan ook een tijdelijke cartografie van het steeds weer veranderende, herinterpreteerbare, zinderende landschap van de Nederlandse stedenbouw.