Recensie door W. J. Hardeman - 28 april 1999
Instellen leerstoel geschiedenis psychiatrie bepleit
De mens als
geestelijk wezen
Interessant aan Omzien naar de psyche van Jos de Kroon is dat de auteur daarin grote nadruk op de mens als geestelijk wezen legt. Hij schrijft het woord psychè, dat je het best met bewustzijn van jezelf kunt vertalen, zelfs met een on-Nederlands accent aan het eind. De reden hiervoor is dat De Kroon zich ernstige zorgen maakt over de neiging om het vakgebied van de psychiatrie te verschralen tot het biologische.
Natuurlijk heeft de mens een lichaam dat ziek kan worden, schrijft Jos de Kroon. Soms kunnen functiestoornissen van het lichaam tot psychische afwijkingen leiden, vooral als er stoornissen in de hersenen optreden. Een aantal zeer ernstige, psychiatrische aandoeningen kan met pillen draaglijk worden gemaakt, al is radicaal genezen veelal niet mogelijk. Het gaat De Kroon echter om andere stoornissen die de mens in de loop van zijn leven kan oplopen en die niet louter als een vorm van afwijkend biologisch functioneren kunnen worden begrepen.
Potjeslatijn
Het boek is blijkens de flaptekst bedoeld voor professionals die werkzaam zijn in de geestelijke gezondheidszorg. Dit blijkt uit het gebruik van vaktermen, die niet nader worden verklaard. De lezer moet naast een zekere kennis van dat potjeslatijn ook over een goede kennis van Engels, Frans en Duits beschikken om de onvertaalde citaten naar waarde te kunnen schatten. Griekse en Arabische citaten worden wel in het Nederlands weergegeven. Alle hoofdstukken zijn voorzien van een motto, vaak een versregel, waarvan het verband met de inhoud niet altijd even duidelijk is. Het geheel maakt daardoor een beetje de indruk van een omgevallen boekenkast die met zijn geleerdheid ons dreigt te verpletteren.
Ook is het boek eigenaardig van opbouw. De eerste veertien hoofdstukken (186 bladzijden) vormen een door de schrijver terecht selectief genoemde geschiedenis van de psychiatrie aan de hand van de gedachten van een aantal sleutelfiguren uit de filosofie, de psychologie en de psychiatrie. De laatste negen hoofdstukken bestaan uit slechts zwak samenhangende opstellen over een aantal kwesties in de psychiatrie, waarbij merkwaardigerwijze ook een Geschiedenis van de biologische psychiatrie.
Ikken
De Kroon vraagt bij zijn nadruk op de mens als geestelijk wezen vooral aandacht voor de opvattingen van de Franse psychiater en psychoanalyticus Jacques Lacan (1901-1981). De Kroon, die nog een opleiding tot psychoanalyticus in de richting van Lacan volgt, bespreekt diens ideeën op meer dan veertig verschillende bladzijden van het boek. Dit is een gevolg van de bovengenoemde, onlogische opzet. De lezer wordt daardoor enerzijds soms meer dan vijfmaal met dezelfde gedachte van Lacan geconfronteerd, terwijl anderzijds het vinden van een samenhangend overzicht niet meevalt.
Voorzover ik het heb kunnen begrijpen, voelt De Kroon zich vooral aangesproken door het idee dat de mens als persoon een bewust ik heeft, dat sterk gescheiden is van zijn onbewuste, aan zijn biologische natuur gekoppelde ik. De vader zou door het geven van verboden en geboden van het kind een bewust wezen maken, dat als sociaal wezen ook deel gaat nemen aan de cultuur. Hij noemt dit De Wet van de Vader. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de typisch menselijke ontwikkeling van taal: het luisteren en het spreken. Zonder taal kan het denken zich niet ontwikkelen. Voor het ontwikkelen van een zelfbewustzijn is taal nodig.
Materialistisch
De Utrechtse hoogleraar psychiatrie H. C. Rümke (1893-1967) heeft in 1943 in het artikel Een bloeiende psychiatrie in gevaar gewaarschuwd tegen de neiging om allerlei afwijkende psychische verschijnselen psychologisch te verklaren, bijvoorbeeld met psychoanalytische redeneringen, in plaats van aan biologische stoornissen te denken. De Kroon parafraseert die titel, omdat hij denkt dat de huidige psychiatrie juist te materialistisch en natuurwetenschappelijk wordt, zodat het lijkt of het innerlijk leven van mensen, dus ook van patiënten, niet langer terzake doet. Daarmee doet men de mens als wezen dat taal gebruikt, ernstig tekort.
De Kroon vindt het boek over de geschiedenis van de psychiatrie van E. Shorter dan ook fout, omdat het uitsluitend positieve aandacht aan de ontwikkeling van de biologische psychiatrie besteedt. Wie mijn bespreking hiervan in deze krant gelezen heeft, weet dat ik dit met hem eens ben. De Kroon geeft een heel wat beter pleidooi voor de geesteswetenschappelijke richting in de psychiatrie dan Foudraine deed in De Bunkerbouwers. Toch verdrinkt zijn pleidooi in een zee van feiten en feitjes, omdat hij het in het kader van een geschiedenis van de psychiatrie heeft geplaatst.
Breder publiek
In het nawoord bepleit De Kroon het instellen van een leerstoel in de geschiedenis van de psychiatrie. Hij hoopt dat daardoor eenzijdigheid in biologische of geesteswetenschappelijke richting wordt voorkomen. Ik denk dat hij beter zijn proefschrift over Lacan voor een breder publiek kan bewerken om duidelijk te maken waarom diens inzichten, zoals hij stelt, zelfs ethisch van belang zijn. Hopelijk vindt hij dan een uitgever die beter op de structuur van het boek let en de kromme zinnen corrigeert.
|