Boekrecensie

Titel: Stijlvol, journalistiek schrijven over mensen met een handicap of chronische ziekte”
Auteur: Rietje Krijnen en Ronald Besemer

Uitgeverij: CG-Raad
Utrecht, 2001
Tegen vergoeding van verzend- en administratiekosten te verkrijgen via de bestellijn van de CG-Raad, 030-2916650, of via e-mail: hegeman@cg-raad.nl

Recensie door G. Wolvers - 18 april 2001

Mens met handicap vaak ongelukkig benoemd

”Mongoloïde” is niet valide

Bij de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) staat al jaren het bord ”Parkeerplaats invaliden”. En dat voor een instituut dat personeelsleden opleidt voor werk in de zorg. De CHE is echter niet de enige instelling die zich bezondigt aan fout taalgebruik. Tal van kranten, koppenmakers en kerkenraadsleden stigmatiseren mensen met een handicap. Ook het Reformatorisch Dagblad.

Een intern onderzoekje toont aan dat deze krant het woord ”invalide” –letterlijk: onvolwaardige– sinds 1995 191 keer gebruikte. Een enkele keer terecht onvermijdbaar, bijvoorbeeld in de naam ”De Joodse Invalide”, maar bijna alle overige keren onterecht. ”Invalide wil getuigen horen over schaduwen”, kopte de binnenlandredactie juni vorig jaar zelfs.

Fout, zegt het boekje ”Stijlvol”, dat de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad) recent uitgaf. Je moet de mensen niet ophangen aan hun ziekte, beperking of kwaal. Dus niet „de gehandicapte” maar: „de mens met een handicap”. Niet: „de psychisch gestoorde”, maar: „de persoon met een psychische aandoening”.

Toegegeven, de aanduiding voor de groep die de CG-Raad vertegenwoordigt, verschuift. Vroeger was ”invalide” inderdaad een heel gewoon woord voor iemand die niet uit de voeten kon. Het werd al gauw ”lichamelijk (of verstandelijk) gehandicapt”.

Stempel
Maar ook de term ”gehandicapt” drukt te veel een stempel op een mens. Het hangt de persoon veel te veel op aan zijn beperking, terwijl de ”gehandicaptenwereld” tegenwoordig terecht benadrukt dat mensen met een functiebeperking ”mensen met mogelijkheden zijn”.

Een soortgelijke ontwikkeling maakte de instellingen mee. Een ”krankzinnigengesticht” is via ”gestoordeninrichting” veranderd in ”psychiatrische instelling of ziekenhuis”.

Een tegenstem in deze ontwikkeling is Inge Mans, die in 1998 promoveerde op ”Zin der zotheid. Vijf eeuwen cultuurgeschiedenis van zotten, onnozelen en zwakzinnigen”. Haar vriendin, iemand met het Syndroom van Down, was paranimf. Mans noemt haar gewoon „Mongool” en gebruikt in haar proefschrift zelfs het woord ”zwakzinnige”. De term ”mensen met mogelijkheden” is haar een doorn in het oog.

Van die mogelijkheden geeft het boekje ”Stijlvol” twee treffende foto's. De ene toont een lachende blinde vrouw in het gezicht. Bijschrift: „Hier zit iemand te werken... En ze is blind.” De andere toont een zijkant van een slechtziend meisje met stereotype blindenstok en -hond achter een groteletterscherm. Bijschrift: „Hier zit een blinde... Ze werkt ook nog.”

Over het hoofd
Het boekje stelt bepaalde logisch ogende zaken onverbloemd aan de kaak. Zo is het verschrikkelijk om –over het hoofd van iemand met een lichamelijke handicap heen– aan een begeleider te vragen wat de man in de rolstoel wil. „Krijgt hij geen pijn in zijn nek als hij tegen een valide praat?”, sneert een bijschrift naar een 'snelle journalist'.

De CG-Raad, een fusie van de Gehandicaptenraad en het Werkverband Chronisch Zieken, noemt klip en klaar woorden die uit de oude doos komen, maar ”not done” en gemakkelijk vervangbaar zijn. „Gebruik dus niet: invaliden, mindervaliden, mismaakten, lammen, kreupelen, onvolwaardigen, gebrekkigen, maar wel: mensen met een lichamelijke handicap, mensen met een chronische ziekte, mensen met een handicap.”

Benamingen die ronduit fout zijn, zijn volgens de CG-Raad ”doofstommen” en ”lichamelijk gestoorden”. Vanuit de bijbelse identiteit kun je daar nog de term ”geestelijk gehandicapten” aan toevoegen. Tenslotte zijn alle mensen door de zondeval in hun geestelijke vermogens aangetast.

Benamingen die niet fout, maar ook 'niet lekker' liggen, zijn volgens het boekje ”gehandicapten” en ”chronisch zieken”. „Hiermee worden mensen vereenzelvigd met hun handicap of ziekte. Iemand is altijd eerst mens.” Ook de naam ”rolstoelers” is niet aangenaam. Dit keer wordt een groep vereenzelvigd met het hulpmiddel dat ze gebruiken. Iemand met krukken heet nu eenmaal ook geen ”kruk”.

Het is niet altijd mogelijk om te kiezen voor ”mensen met een handicap”, zoals in krantekoppen of de naamgeving van een organisatie, zoals de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland aan den lijve ondervond.

Het doel van het boekje is duidelijk. ”Gestoord”, ”invalide”, ”inrichting”, het kan niet meer. De term ”mongoloïde” is dus niet valide. Die boodschap verkondigt de Raad voor Mensen met een Handicap of Chronische Ziekte, zoals de CG-Raad volgens eigen regels had moeten heten. Het boekje ”Stijlvol” leert kranten, koppenmakers en kerkenraadsleden hoe ze waardig met medemensen met mogelijkheden moeten handelen. Het is te hopen dat de oplage van 1500 exemplaren snel op is én ingang vindt.