Boekrecensie

Titel: Dat was iemand anders. Flarden uit een psychose
Auteur: Cornelia Kunst

Uitgeverij: Bzztôh
Den Haag, 2000
ISBN 90 5501 758 2
Pagina's: 128
Prijs: ƒ 24,50

Titel: Stemmenstorm. Mijn leven met schizofrenie
Auteur: Eline Gumbert

Uitgeverij: Bert Bakker
Amsterdam, 2000
ISBN 90 351 2245 3
Pagina's: 227
Prijs: ƒ 36,50

Recensie door W. M. Bakker - 3 januari 2001

Opgesloten in een
cirkel van geluid

„De spiegel die ik vorige herfst van de muur gehaald heb zit nu stevig vast, zodat ik hem niet nog een keer stuk kan slaan, hoewel ik dat wel zou willen. Om mezelf kapot te maken.” Eline Gumbert lijdt aan een schizofrene stoornis. In haar boek ”Stemmenstorm” beschrijft ze openhartig hoe diep deze ziekte in haar leven ingrijpt. In een vergelijkbare uitgave laat Cornelia Kunst zien hoe een psychose haar keer op keer op de vlucht deed slaan.

Cornelia Kunst (1956) schreef ”Dat was iemand anders. Flarden uit een psychose”. In het begin van het boek leidt de auteur –opgegroeid in een rooms-katholiek gezin– een tamelijk gelukkig leven. Ze heeft een goede baan en een relatie met Kick, een gescheiden man. Hun leven bestaat voor een belangrijk deel uit reizen. Zo komen ze in Togo, Tenerife, Israël, Sri Lanka, Amerika, Cyprus (huwelijksreis) en Zuid-Afrika.

Tijdens een verblijf op Malta gaat het mis. „Ik was vaak geestelijk volledig afgesloten van de werkelijkheid en Kick moest meestal drie keer iets aan me vragen voor ik het hoorde.” Terug in Nederland overvalt Cornelia het bericht dat haar afdeling op het werk wordt opgeheven. Een „donkere psychose” volgt. Waanideeën achtervolgen haar. De ene keer ziet ze zichzelf als Beatrix en Kick als Claus, een volgend moment heeft ze het idee dat agenten van de Israëlische geheime dienst of van de KGB het op hun huis hebben gemunt.

Vergif
Over haar ziekte schrijft Cornelia: „Tegen normale mensen kun je iets zeggen en meestal komt er iets zinnigs terug. Maar gedurende mijn psychose was daar geen sprake van. (...) Ja, soms kon ik even de aandacht erbij houden, maar meestal was die snel weer weg. Dan was het genoeg om een teken te zien of een woord te horen, en daar gingen mijn snelle gedachten er met mij vandoor. Bij wat ik zag of hoorde, associeerde ik de meest vreemde dingen.”

Van dat laatste geeft ze verschillende voorbeelden. „Ik ben een avond thuis en Kick staat eten te koken. Toevallig loop ik eens de keuken in en zie hem wit poeder over de aardappels gooien: Cocaïne. Vergif. Ik moet dood van Kick! En het vluchten begon opnieuw.” Zo gebeurt het regelmatig dat ze ineens vertrekt. „Midden in de nacht werd ik wakker. Er deugde iets niet. Ik kleedde me aan en nam wat bagage mee en vertrok zonder radio met de auto naar Parijs.”

In 1990 wordt ze in Dublin door de politie gepakt en in een Ierse psychiatrische instelling opgenomen. Later volgen opnamen in Nederland. Als ze uiteindelijk weer bij haar man woont, blijkt dat niet eenvoudig. „Thuis vloog het me allemaal soms aan en ik probeerde daar, tot Kicks grote ontsteltenis, het huis steeds anders in te richten. Als hij thuiskwam van kantoor stond al het meubilair weer anders, had ik dingen uit de kelder gehaald, spullen van boven naar beneden. Voor Kick was mijn psychose toen nog niet ten einde.”

Inbrekers
De beschrijvingen van Cornelia Kunst geven een indringend beeld van het leven met een psychische ziekte, hoewel haar leefwereld ver van de orthodox-christelijke lezer afstaat. De auteur maakt verder meer dan eens gedachtesprongen die niet altijd even gemakkelijk te volgen zijn. Op onderdelen hadden de persoonlijke ervaringen met het ingrijpende ziektebeeld beknopter gekund; nu is het vrij veel van hetzelfde. Over de therapieën is Cornelia daarentegen nogal summier. Ze stipt onderdelen zoals sociodrama en gespreksgroepen wel aan, maar werkt die jammer genoeg nauwelijks uit.

De beschrijvingen van de auteur worden enkele keren onderbroken door korte bijdragen van personen uit haar directe omgeving, zoals haar man (soms behoorlijk platvloers) en broers. Het is zinnig het verhaal ook eens vanuit hun perspectief te zien. Uit het dagboek van Kick: „Ze wil niet praten met psychiaters. Zelfs niet als ze langskomen. Want dan zijn het inbrekers in haar eigen huis. Een huis dat ze zegt te willen verkopen, verhuren, etc. om ergens anders te gaan wonen. Dan wil ze boven wonen, dan beneden.”

Aan het eind van haar boek heeft de auteur –ze woont inmiddels op Cyprus– een zekere balans in haar leven hervonden. „Het blijft een vreemde ervaring dat je hersens zo in de war kunnen raken. En dan moet ik nu afleren bang voor mezelf te zijn, want daar komt het eigenlijk op neer. Het was angst om wat ik zelf bedacht, wat ik zelf aan elkaar knoopte, terwijl het losstond van elkaar.” Het slot is triest. Terwijl het leven van Cornelia weer aardig op de rails lijkt te staan, krijgt Kick hartproblemen en andere gezondheidsklachten, waaraan hij uiteindelijk overlijdt.

Littekens
”Stemmenstorm. Mijn leven met schizofrenie” van Eline Gumbert (1968) ligt voor een groot deel op hetzelfde vlak als het boek van Cornelia Kunst. Eline begint het verhaal –gericht aan haar man Thijs– tijdens een opname in de Valeriuskliniek in Amsterdam, waar ook Cornelia Kunst enige tijd verbleef. Uit de ongedateerde aantekeningen blijkt wat Eline steeds weer in de war brengt. „Het zijn niet altijd stemmen. Soms is het gelach of gefluister of pianomuziek of klokken die luiden of het geluid van vuur en water. Het is een stemmenstorm.”

Eline krijgt te horen dat ze psychotisch is. Vaak heeft ze last van suïcidale gedachten. Behalve over stemmen schrijft Eline over „monsters.” „Het is echt heel eng, vanbuiten allerlei mannen en monsters en vanbinnen de terreur van stemmen en het beest in mijn buik. Er is eens een arts geweest die vroeg of hij het beest zou zien als hij me zou opereren. Maar zo stom is het beest natuurlijk niet, het zou zich meteen uit de voeten maken. Maar de littekens, ja, die zou je zien, de littekens van de angst. Ze branden in mijn maag.”

Het beeldende taalgebruik draagt eraan bij dat het boek zich gemakkelijk laat lezen. „Ik voel me opgesloten in een cirkel van geluid, een spiegelende rand waarin de stemmen eindeloos weerkaatst worden, een brij van klanken die onherkenbaar zijn.” Of: „Een depressie is een zonnebril met spiegelende glazen aan de binnenkant. Je ziet alleen jezelf (als je jezelf zou herkennen) en maar heel weinig van de wereld om je heen is helder genoeg om daar doorheen te dringen.” En ook: „Ik wandel en wankel door het dagelijks leven, en stoot telkens mijn hoofd omdat het plafond zo veel lager is dan ik me had voorgesteld.”

Donkere tunnel
De steeds veranderende medicatie loopt als een rode draad door het boek. Ook gaat de auteur regelmatig op zingevingsvragen in. „Afgelopen weekend zijn we naar de kerk geweest. Eerst dacht ik: Dat wordt toch niks, maar het ging goed. Toch lijkt het geloof erg ver weg. Ik voel me daar enigszins schuldig over. Maar alles lijkt ver weg, ik zie de wereld door een lange donkere tunnel. Het is net of de realiteit geen betrekking heeft op mij.”

Als ze in de kliniek verblijft, neemt Eline deel aan een „geloofsgespreksgroepje.” Inhoudelijk gaat ze daar overigens nauwelijks op in. Over de bezoeken van de pastoor vermeldt ze weinig meer dan dat hij telkens een bos bloemen meeneemt. Het accent ligt duidelijk op de beleving van Elines ziekte. De nachten ervaart ze vaak als een nachtmerrie. „Wanhoop. Ik gebruik dat woord almaar meer. Geen perspectief meer. Ik bid, met de woorden van Huub Oosterhuis: „dat ik niet uitval, dat wij allen, zo zwaar en droevig als wij zijn, niet uit elkaars genade vallen en doelloos en onvindbaar zijn.””

”Stemmenstorm” geeft een goed beeld van wat het leven met schizofrenie betekent, ook voor de omgeving van de patiënt. Verder laat Eline zien dat de lange en moeilijke weg van medicatie en behandeling vruchten kan afwerpen. Het derde deel van haar boek, ”Vooruitgang”, sluit ze redelijk positief af. „Ik probeer er vat op te krijgen, op al die woeste beweging in mijn hoofd. Maar er is ook berusting: stemmen gaan hun eigen weg, ik hoef niet mee te gaan. Ik red het wel – denk je niet?”