Boekrecensie

Titel: Liever toch bezoek. Over sterven en rouwverwerking
Auteur: ds. P. Vermaat

Uitgeverij: Kok Voorhoeve
Kampen
ISBN 90 297 1411 5
Pagina's: 176
Prijs: ƒ 24,90

Titel: Nooit meer blij? Woorden van troost voor wie achterbleef
Auteur: ds. P. Vermaat

Uitgeverij: Kok Voorhoeve
Kampen
ISBN 90 297 1441 7
Pagina's: 100
Prijs: ƒ 17,90

Titel: Je brengt me toch niet zomaar weg? Eenvoudig uitvaarthandboek
Auteur: Coby Vredenburg-Schouten

Uitgeverij: Kok
Kampen
ISBN 90 242 9424 x
Pagina's: 223
Prijs: ƒ 29,90

Titel: Omdat de dood niet het laatste woord heeft. Rituelen bij begraven en cremeren
Auteur: Emma Luijendijk

Uitgeverij: Kok
Kampen
ISBN 90 242 8720 0
Pagina's: 169
Prijs: ƒ 32,50

Titel: Doodnormale zaken. Praktische gids voor nabestaanden
Auteur: Rob van den Berg

Uitgeverij: Atlas
Amsterdam/Antwerpen
ISBN 90 450 0102 0
Pagina's: 240
Prijs: ƒ 39,90

Titel: Ik heb alleen woorden. De honderd meest troostrijke gedichten over afscheid en rouw uit de Nederlandse poëzie
Verzameld door Hans Warren en Mario Molegraaf

Uitgeverij: Bert Bakker
Amsterdam
ISBN 90 351 1957 6
Pagina's: 164
Prijs: ƒ 19,90

Recensie door G. de Looze - 19 januari 2000

Sporen van christelijk geloof steeds meer uitgewist

Rust en eerbied op het kerkhof

Jan koos zelf zijn stervensdatum. Hij ligt opgebaard onder zijn eigen dekbed. Op de muren van zijn kamer staan, omgeven door regenbogen, de woorden ”Goede reis”. Continu klinkt Bachmuziek: de tijd waarin uniformiteit overheerste, ligt achter ons. Regelmatig vullen familieleden de uitvaart op een persoonlijke manier in. Bijbelse noties ontbreken veelal. Tussen boeken die het toejuichen dat je in alle kleurigheid of saaiheid afscheid kunt nemen, vormen die met gedachten en adviezen van

ds. P. Vermaat een verademing.
De dood komt meestal als een dief in de nacht, onverwachts. Hoewel onvermijdelijk, is het levenseinde bij hen die midden in het leven staan nauwelijks onderwerp van gesprek. „Voor een paar weken vakantie wordt alles meestal zeer zorgvuldig voorbereid. Zouden we dan voor ”de gróte reis van ons leven” ook niet zorgvuldige voorbereidingen treffen?” merkt ds. P. Vermaat in ”Liever toch bezoek. Over sterven en rouwverwerking” op. De vraag is waarom dit zo weinig gebeurt. Is het een gevolg van de poging om de dood uit de samenleving te bannen? Oude gebruiken zoals witte lakens voor de ramen als teken van rouw verdwenen. Een rouwstoet krijgt tegenwoordig geen voorrang meer.

Emma Luijendijk verbindt er in haar boek ”Omdat de dood niet het laatste woord heeft. Rituelen bij begraven en cremeren” de conclusie aan dat „de dood in de huidige cultuur geen bestaansrecht heeft.” Toch is een kentering zichtbaar. Meer dan vroeger denken mensen na over de vormgeving van het afscheid van een geliefde.

Rob van den Berg beschrijft in ”Doodnormale zaken. Een praktische gids voor nabestaanden” vernieuwingen in de uitvaartwereld. Hij wil laten zien dat er op het gebied van de uitvaart genoeg mogelijkheden zijn. Gesprekken met vernieuwers geven gezicht aan dit boek. „Zij wilden van de oude, calvinistische uitvaart af.” Deze ontwikkeling is mede door aids-patiënten in gang gezet. Zij hadden de tijd zich over hun uitvaart te buigen en gaven er vaak een eigen(zinnige) invulling aan. Volgens Van den Berg kunnen tegenwoordig vrijwel alle wensen, hoe moeilijk, bizar, grotesk of intiem ook, worden vervuld.

Eigen inbreng
Het is onjuist alle veranderingen negatief te duiden. Uitvaartondernemers willen bijvoorbeeld meer tijd voor het gesprek met nabestaanden inruimen en hen de mogelijkheid bieden een deel van de zorg op zich te nemen. Een eigen inbreng bij de invulling van het laatste afscheid is gewenst. De hierboven genoemde auteurs benadrukken terecht hoe belangrijk het is dat een begrafenis goed verloopt, dat nabestaanden het regelen van de uitvaart niet alleen aan anderen overlaten. Het gebeurt immers dat een uitvaartondernemer rouwenden (onbewust) met voorstellen overrompelt, waarover na de uitvaart onvrede bestaat. Iedere minuut van de begrafenis blijkt achteraf vaak op het netvlies van nabestaanden gebrand te staan. Teleurstellende ervaringen kunnen het verdriet vergroten. „Neem geen overhaaste of niet goed doorgesproken besluiten”, benadrukt ds. Vermaat in het eveneens van zijn hand verschenen boek ”Nooit meer blij? Woorden van troost voor wie achterbleef”.

In de besluitvorming behoort de Bijbel het hoogste woord te hebben. Dat komt niet of onvoldoende naar voren in ”Doodnormale zaken”, ”Omdat de dood niet het laatste woord heeft” en ook in ”Je brengt me toch niet zomaar weg? Eenvoudig uitvaarthandboek” van freelance pastor Coby Vredenburg-Schouten. Deze uitgaven tonen welke mogelijkheden er op het gebied van de uitvaart zijn. Ze verhalen van bloemen, beschilderde kisten, de keuze van muziek, de inhoud van toespraken en het verstrooien van as op zee. Geschetst wordt onder meer hoe protestanten, rooms-katholieken of islamieten over euthanasie, begraven en cremeren denken. In ”Je brengt me toch niet zomaar weg” staan bijvoorbeeld de standpunten van de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie en die van de Nederlandse Patiëntenvereniging broederlijk naast elkaar. De keus is aan de lezer.

Grenzen
Naast het verdrietige verhaal over een aan aids lijdende, inmiddels overleden, jongen die door zijn „heel streng hervormde ouders” vrijwel werd genegeerd, „omdat het geloof homoseksualiteit verbiedt”, kom ik in ”Doodnormale zaken” gelukkig ook een hoofdstuk over Hospice Kuria tegen. Daar wil men „vanuit de christelijke hoek laten zien dat zij voor iedereen, ongeacht wat voor overtuiging men ook heeft, openstaan.”

Tijdens het lezen van deze en andere uitgaven wordt de steeds groter wordende kloof tussen kerk en samenleving duidelijk. Onder meer in woordkeus en tolerante houding. De huidige omgang met de dood en de uitvaart toont dat de sporen van het christelijke geloof steeds meer worden uitgewist, stelt ds. Vermaat. Het „geloof dat weliswaar de bezoldiging der zonde de dood is, maar dat de genadegift van God het eeuwige leven is door Jezus Christus onze Heere (Romeinen 6:23) heeft zijn stempel gedrukt op hele generaties die er ook echt uit hebben geleefd. Waar dit geloof woont en werkzaam is, daar zal dat ook blijken vóór, tijdens en na een begrafenis.”

Ds. Vermaat trekt in zijn boeken wél grenzen, bezint zich bij een open Bijbel. Zo stelt hij tegenover de zienswijze dat de uitvaart een spiegel van je leven is en het beeld van de overledene moet schetsen, dat tijdens een begrafenis niet het werk van mensen, maar Gods werk centraal behoort te staan. „Laat de toespraak op de begraafplaats ook geen lofspraak op de overledene zijn”, waarschuwt hij. Dankbaarheid tonen voor de gaven die God ons in een mensenleven schonk, mag. Hij roept op elkaar vooral stil te zetten bij het „Woord van God en bij Hem, Die komt.”

Respect
Ook bij het nadenken over begraven en cremeren gaan de wegen tussen ds. Vermaat en andere auteurs uiteen. Als enige wijst de Scheveningse predikant crematie van de hand. Hij weegt de argumenten van voor- en tegenstanders en voorziet de joods-christelijke voorkeur voor begraven van bijbelse argumenten. Tegelijkertijd roept hij op „met respect te zien naar hen die ”in onwetendheid” hebben gehan- deld of toch tot een andere conclusie komen.”

Christenen moeten bereid zijn rekenschap af te leggen. Veel mensen zijn immers niet op de hoogte van het bijbelse denken over deze zaken en begrijpen niet waarom anderen een besliste tegenstander van crematie zijn. Ds. Vermaat roept op tot gebed om wijsheid, „opdat een toelichting van deze keuze in de rouwdragende familiekring als een oprecht en eerlijk gehoorzamen aan de Heilige Schrift respectvol kan worden opgevat.” Het is zijn ervaring dat „hierbij nog wel eens onnodig kwetsend wordt gehandeld, waardoor dan ook nog het verdriet van een onnodige verwijdering ontstaat.”

Bij de gewoonten en gebruiken rond de begrafenis lopen er eveneens scheidslijnen. Ds. Vermaat erkent dat bloemen op bepaalde momenten van het leven geschikt zijn om uiting aan gevoelens te geven. De bloemenhulde bij een sterven ervaart hij echter als een „erg hulpeloos en verhullend gebaar”, „een spijtige ontwikkeling.” Beschilderde doodskisten wijst hij af, „omdat de alternatieve omgang met de dood niet in de lijn van de Bijbelse ernst en het Bijbelse uitzicht ligt.”

Gewoontes
Emma Luijendijk duikt in haar boek diep in de geschiedenis en de vormgeving van het afscheidsritueel: een aantal gezamenlijke symbolische handelingen die een definitieve en moeilijke overgang naar een andere levensfase mogelijk maakt. Ze noemt onder meer het branden van kaarsen bij de kist, waardoor sommigen „veiligheid en vrijheid” ervaren en het moment waarop zoons hun overleden vader naar zijn laatste rustplaats dragen. Culturele verschillen kunnen wat haar betreft in een afscheidsritueel betrokken worden.

Gewoontes rond een begrafenis en de beleving daarvan zijn van groot belang voor de verwerking van het sterven, weet ook ds. Vermaat. In navolging van de reformatoren signaleert hij heidense en roomse achtergronden van sommige gebruiken. Kaarsen werden bijvoorbeeld gebrand als bescherming tegen boze machten en de duivel. Luijendijk vermeldt dat het luiden van de klok bedoeld was om een overlijden aan de gemeenschap kenbaar te maken. De gedachte leefde dat de ziel tijdens het luiden biechtte. De Dordtse synode van 1578 bepleitte daarom afschaffing van dit gebruik. Wanneer dit niet lukte, moest duidelijk gemaakt worden dat klokgelui niet bedoeld was om „de overledenen daarmee te behelpen”, maar slechts om „overlevenden op te roepen om de vergankelijkheid van het leven meer te beseffen.”

Spijt
Opmerkelijk is dat de wegen tussen de verschillende auteurs samenkomen, wanneer het al dan niet in stilte begraven en laten neerdalen van de kist in het graf aan de orde komt. Het gaat bij het condoleren om meer dan alleen kijken „hoe hij of zij er bij ligt”, stelt ds. Vermaat. „Het gaat ook om het uitwisselen van gevoelens van spijt, van verdriet en het samen zoeken naar woorden.” Luijendijk merkt in ”Omdat de dood het laatste woord niet heeft” op dat door het toenemende ”in stilte begraven” mensen de kans ontnomen wordt om afscheid te nemen.

Op het kerkhof moeten alle dingen met orde, eerbied en rust geschieden, vindt ds. Vermaat. Hij roept daarom op om op de begraafplaats „de sprake van de dood niet te overstemmen door een reünie van oude bekenden.” Ook Coby Vredenburg-Schouten stoort zich eraan dat er „altijd weer mensen zijn die lopen te praten of te fluisteren.”

„Velen laten tegenwoordig de kist boven het graf staan of laten die een heel klein stukje zakken. Het helemaal laten zakken tot op de bodem van dat diepe gat wordt als te emotioneel aangegeven”, schrijft Vredenburg-Schouten. „Toch ontbreekt er dan iets aan de begrafenis (...) Eigenlijk loop je dan voor de werkelijkheid weg! En niemand zal tegenspreken dat die werkelijkheid hard is.” Ds. Vermaat en Emma Luijendijk benadrukken dat het voor de verwerking van het verdriet belangrijk is om niet voor „dat diepe graf” terug te schrikken.

Verzet
Van de besproken uitgaven geven ”Je brengt me toch niet zomaar weg” en ”Liever toch bezoek” de meeste praktische informatie. Ze behandelen administratieve zaken, het opbaren, de tekst op de rouwkaart en dergelijke. De eerder genoemde verschillen komen duidelijk naar voren, wanneer ds. Vermaat ervaart dat begrafenissen steeds meer evangelisatiediensten worden en Vredenburg-Schouten aangeeft daar niets in te zien: „De voorganger van vandaag de dag zal zeker niet meer zoals vroeger de gelegenheid te baat nemen over de hoofden van de rouwenden heen een flinke brok evangelie uit te storten. Veel beter is in de toespraak stil te staan bij de gevoelens van dankbaarheid, dat de ander nu een nieuw leven mag beginnen.”

Een directe, verhalende stijl en een pastorale toon kenmerken de pennenvruchten van ds. Vermaat. Eerlijk plaatst hij vraagtekens. Hij geeft onder meer aan niet te begrijpen waarom sommigen er bezwaar tegen hebben dat de kist met de overledene tijdens de rouwdienst voor in de kerk aanwezig is. Het overlijden van geliefden brengt rouw, verdriet, weet ds. Vermaat. In ”Liever toch bezoek” besteedt hij één hoofdstuk aan verdriet en verwerking. In ”Nooit meer blij? Woorden van troost voor wie achterbleef” gaat hij met de lezer op zoek naar bronnen van troost. Openlijk emoties tonen, mag tegenwoordig „gelukkig” weer. Ook de Bijbel roept op het verdriet niet weg te stoppen. Maak echter nooit de fout te denken dat waar je geen tranen ziet, daar ook wel geen echt verdriet zal zijn, waarschuwt de hervormde predikant.

Binnenbrand
”Nooit meer blij” is een waardevol boekje. Het ademt de betrokkenheid van de pastor en weerspiegelt de ervaringen die ds. Vermaat in het pastoraat opdeed. Vaak was hij er getuige van „hoe de Heere ons de tijd geeft om naar de volle omvang van een verdriet toe te groeien en alle gevolgen ervan te gaan zien.” Rouwverwerking typeert de predikant als een binnenbrand die lang kan broeien en smeulen voordat hij uitslaat. Rouw kan in fasen verlopen. Hoewel je het verdriet nooit helemaal kwijtraakt, moet je het een plaats leren geven in je leven, daarbij in gedachten houdend dat op aarde niet op al onze waaroms een antwoord komt. De schrijver hoopt dat mensen „ondanks alle 'verliesposten' (en laat niemand daarover gering spreken!) ook weer oog en hart krijgen voor wat de Heere gaf en geeft.”

Ook in dit boek, zij het minder uitgebreid dan in ”Liever toch bezoek”, gaat de predikant in op de sterfdag en de begrafenis. De christelijke gemeente heeft in zijn optiek een taak, een taak die afhankelijk van de grootte en de meelevendheid van de naaste familie verschillend is. Zonder zich op te dringen, kunnen gemeenteleden aangeven dat ze zo nodig behulpzaam willen zijn.

Aandacht krijgt ook het overlijden van een kind. We kennen de woorden we-duwe, weduwnaar en wees, maar voor een vader een moeder die een kind moeten uitdragen, kennen we geen omschrijving. „Daar zijn ook geen woorden voor”, aldus ds. Vermaat. Ook in dit hoofdstuk doet de predikant waardevolle handreikingen.

Diepte
In zijn bijdrage over hen die de hand aan zichzelf sloegen, gaat het de Scheveningse predikant niet om een principiële beoordeling van de zondaar, want God is rechter. Wie peilt immers de diepte van een mensenhart. „Wie was bij het laatste gesprek tussen God en een zwervend mensenkind?” Wel drukt hij familieleden en omstanders op het hart een „voortijdig sterven” niet te verzwijgen. Gemeenteleden behoren ervoor te waken dat de satan niet de kans krijgt „juist hen die toch al zo'n groot verdriet moeten leren aanvaarden, óók nog te bezwaren met een spreken of met een zwijgen dat hen extra pijn zal doen.”

Ds. Vermaat schrijft toegankelijk, geeft duidelijke voorbeelden en praktische raad. Regelmatig gebruikt hij een gedicht om duidelijk te maken wat hij bedoelt. Veel dichters wijdden regels aan afscheid, dood en rouw. Hans Warren en Mario Molegraaf bundelden in ”Ik heb alleen woorden” „de honderd meest troostrijke gedichten over afscheid en rouw uit de Nederlandse poëzie.” De verzen van onder meer Ida Gerhardt, Guido Gezelle, Judith Herzberg, Gerrit Komrij, Leo Vroman ademen berusting of opstand, zijn zowel zwaarmoedig als luchthartig, zachtaardig als hardvochtig. Het boek kent lichte en donkere zijden, verrijkende en schokkende passages. Waar Jacqueline E. van der Waals Gods nabijheid beschrijft, bekent Jean Pierre Rawie dat hij niets dieps of zinnigs over zoiets doodgewoons als „in leven blijven” weet te schrijven: „Maar toch, ik kan de liefde nog bedrijven en bijna alles doen ”wat God verbood”.”

Hoog boven alle adviezen en oproepen in de dichtbundel om met nieuwe moed verder te leven, torent de richtingwijzer van ds. Vermaat: „De Heere aanschouwt de (verborgen) moeite en het (verborgen) verdriet, opdat we het in Zijn Hand geven. Veilige Handen. Helende Handen. Wie kan er beter tranen drogen (...) dan Jezus, immers geen? Ga niet alleen door het leven!”