Boekrecensie

Titel: Taliban
Auteur: Ahmed Rashid

Uitgeverij: Atlas
Amsterdam, 2001
ISBN 90 450 0453 4
Pagina's: 372
Prijs: ƒ 49,90

Recensie door A. Jansen - 19 september 2001

Amerikanen haalden in de jaren '80 Bin Laden zelf naar Afghanistan

Steun aan „een paar
opgewonden moslims”

Met de terroristische dreiging uit Afghanistan plukken de Amerikanen de bittere vruchten van hun eigen beleid in de jaren '80 en '90. Dat staat te lezen in het boek ”Taliban”, geschreven door de Pakistaanse journalist Ahmed Rashid. Jarenlang ging de aandacht voor „een paar opgewonden moslims” schuil achter die voor de communisten in de Sovjet-Unie. Vorige week werd duidelijk wat een afschuwelijke vergissing dat is geweest.

„Het was april 1989 en de terugtrekking van de Sowjets uit Afghanistan was net voltooid. Ik was per auto op de terugweg van Kabul naar Pakistan, maar de grenspost tussen Afghanistan en Pakistan, bij het begin van de Khyberpas, was gesloten (...) Plotseling kwam over de weg een vrachtwagen vol mujahedien aangedenderd. Ze stopten. Maar de mensen aan boord waren geen Afghanen. (...) De groep bestond uit Filipino Moro's, Uzbeken uit Sowjet-Centraal Azië, Arabieren uit Algerije, Egypte, Saudi-Arabië en Koeweit, en uit Oeigoeren uit Xingjiang, China.”

Met dit citaat beschrijft de Pakistaanse journalist Ahmed Rashid zijn eerste kennismaking met de zogenaamde Arabo-Afghanen, moslimradicalen uit de hele wereld die in Afghanistan de theorie en de praktijk van de heilige oorlog kregen bijgebracht. Het is te vinden in zijn boek ”Taliban”, waarvan dit jaar bij uitgeverij Atlas een Nederlandse vertaling verscheen. Je zou de uitgever bijna een vooruitziende blik toedichten, want het boek is vanwege de terroristische aanslagen van vorige week in New York en Washington buitengewoon actueel: in het hoofdstuk over die buitenlandse moslimradicalen in Afghanistan (de Arabo-Afghanen dus) speelt Osama bin Laden een prominente rol. Het boek van Rashid is ook schokkend: uit zijn verhaal blijkt namelijk dat de Amerikanen zelf Bin Laden naar Afghanistan hebben gehaald en hem hebben gesteund!

Moslims rekruteren
Het begon allemaal in 1986, dus nog tijdens de Russische bezetting van Afghanistan. Het hoofd van de CIA, William Casey, besloot de oorlog tegen de Russen te intensiveren door in het geheim steun te geven aan de Afghaanse verzetsstrijders, de moejahedien (niet te verwarren met de Taliban, die pas in '94 op het toneel verschijnen).

Tot die steun behoorde ook dat de CIA akkoord ging met een oud plan van de Pakistaanse geheime dienst (de ISI) om uit heel de wereld radicale moslims te rekruteren en hen met de moejahedien mee te laten vechten. De radicale Pakistaanse president Zia ul Haq wilde op die manier de islamitische (dat is: soennitische) eenheid vergroten, en zijn land tot leider van de moslimwereld maken. De Verenigde Staten voelden er wel voor dat „de gehele moslimwereld” aan hun zijde stond in de strijd tegen de Russische communisten! Bij het plan was nog een land betrokken: Saudi-Arabië. Dat zag zijn kans schoon lastige radicalen in eigen land op transport naar Afghanistan te zetten.

„Geen van de betrokkenen”, aldus Rashid, „had erop gerekend dat deze vrijwilligers eigen plannen hadden, waardoor ze uiteindelijk hun haat tegen de Sowjets zouden richten tegen de regimes in hun eigen land en tegen de Amerikanen.” Hij citeert de retorisch bedoelde vraag van Zbigniew Brzezinski, de voormalige Amerikaanse veiligheidsadviseur. „Wat was belangrijker: een paar opgewonden moslims of de bevrijding van Centraal-Europa en het einde van de Koude Oorlog?”

In 1993 werd Brzezinski's veronderstelling gelogenstraft met de eerste aanslag op het World Trade Center in New York. Vorige week vond de tweede aanslag op de gebouwen plaats en weten we opnieuw waartoe een „paar opgewonden moslims” in staat zijn.

Maar liefst ruim 100.000 moslimradicalen uit 43 landen in het Midden-Oosten, Noord- en Oost-Afrika, Centraal-Azië en het Verre Oosten kregen in de jaren '80 hun vuurdoop bij de Afghaanse moejahedien en werden klaargestoomd voor de jihad. Die heilige oorlog was in eerste instantie gericht tegen de Russen, maar de lessen in wapengebruik, in het maken van bommen en in militaire tactiek waren ook goed toepasbaar bij terugkeer in eigen land en daarbuiten.

En dat laatste was zeker de bedoeling! „Het verdrijven van het Sowjetleger uit Afghanistan”, aldus Rashid, „gaf hen een onstuimig gevoel van macht en zelfvertrouwen, een vurig verlangen naar meer overwinningen.” De Afghaanse jihad had een supermogenheid verslagen, dus waarom zouden ze niet ook die andere –de VS– kunnen verslaan?

Osama bin Laden
In de persoon van de Saudische student Osama bin Laden vonden de militanten een bekwaam leider. Bin Laden is de zoon van de Jemenitische bouwmagnaat Mohammed bin Laden, een intieme vriend van wijlen koning Feisal. Vader Bin Laden was stinkend rijk geworden dankzij renovatie- en uitbreidingswerk aan de moskeeën van Mekka en Medina. De Pakistaanse geheime dienst zocht voor de militanten uit Saudi-Arabië een leidersfiguur, liefst een Saudische prins, zodat iedereen kon zien dat het Saudische koningshuis de jihad ter harte ging. Maar geen enkele verwende Saudische prins was bereid tot een primitief bestaan in de bergen van Afghanistan. Osama bin Laden was dan wel geen prins, maar wel een bekende van de koninklijke familie en rijk genoeg om indruk te maken op de moslimradicalen.

In 1982 vestigde Bin Laden zich in Peshawar. Vandaar hielp hij met de bouw van het tunnelcomplex bij Khost, dat de CIA had gefinancierd als belangrijkste wapenopslagplaats, annex trainings- en medisch centrum voor de moejahedien. Het complex is diep onder de bergen aangelegd, vlak bij de grens met Pakistan. Bin Laden zette er z'n eigen trainingskamp op, bestemd voor zijn Saudische strijdmakkers die in de rijke en charismatische landgenoot steeds meer hun leider begonnen te zien. In 1989 ging hij nog een stap verder en richtte hij Al Qaeda op, een soort dienstencentrum voor alle Arabo-Afghanen en hun familie.

Begin jaren '90 keerde Bin Laden gefrustreerd terug naar Saudi-Arabië, vanwege het eindeloze geruzie onder de moejahedien na de aftocht van de Russen.

Hervorming
Overigens was Bin Laden niet de enige die de onderlinge gevechten van de moejahedien na de Russische aftocht beu was. Ook een nieuwe verzetsbeweging uit Pakistan, de Taliban, dacht er zo over.

Pakistans steun voor de Taliban houdt onder meer daarmee verband. Want de voortdurende burgeroorlog in Afghanistan was voor Pakistan een enorme hinderpaal om via het buurland oliepijpleidingen en handelsroutes naar Centraal-Azië te openen. Niet voor niets waren Pakistaanse vervoersbedrijven in het begin de belangrijkste financiers van de Taliban: zij kregen immers de wegen weer open!

Tegenover de machtspolitieke spelletjes en de criminele activiteiten van de moejahediengroepen, streefden de Taliban radicale hervorming van de maatschappij na, volgens de regels van de koran en de sharia, de islamitische wetgeving. Lang heeft dat edele streven van de Taliban niet geduurd. In hun strijd tegen de 'oude' moejahedien bleken ze al even bekwaam in moorden en list als de anderen. Wel slaagden ze erin zo goed als heel Afghanistan op de moejahedien te veroveren.

Amerikanen uitgenodigd
Intussen wachtte Osama bin Laden in Saudi-Arabië een nieuwe teleurstelling. Om de inval van Irak in Koeweit te wreken stelde hij koning Fahd voor een leger van Afghaanse oorlogsveteranen op te zetten. Maar in plaats daarvan nodigde de koning de Amerikanen uit! Bin Laden was diep geschokt, en fel trok hij tegen het Saudische koningshuis van leer. Tevergeefs, want na de bevrijding van Koeweit bleven zo'n 20.000 Amerikaanse militairen in Saudi-Arabië achter.

In mei 1996 keerde Bin Laden met zijn drie vrouwen en dertien kinderen terug naar Afghanistan. Drie maanden later gaf hij zijn eerste verklaring uit over een jihad tegen de Amerikanen, die „Saudi-Arabië bezet hielden.” „De muren van onderdrukking en vernedering kunnen uitsluitend door een kogelregen omvergeworpen worden.”

Tot aan de verovering van Kabul door de Taliban in 1996 waren er geen contacten tussen hen en de Arabo-Afghanen onder leiding van Osama bin Laden. Buurland Pakistan heeft er hard aan gewerkt dat te veranderen: Pakistan wilde namelijk graag de trainingskampen bij Khost voor zich houden om er de Pakistaanse strijders die tegen India in Kasjmir vochten te kunnen opleiden. Die kampen waren nu in handen van de Taliban, dus moest er maar gauw een akkoord komen tussen hen en Bin Laden.

In 1997 was het zover: mullah Omar, de hoogste baas van de Taliban, en Bin Laden sloten vriendschap. Direct daarop verhuisde Bin Laden naar Kandahar, de residentie van Omar in het zuiden van het land. Zoals de Taliban van hem verwachtten, bouwde Bin Laden er een fraai huis voor Omar en voorzag hij ook andere Taliban-leiders van het nodige geld. Door ook nog eens honderden Arabo-Afghanen mee te laten vechten aan de zijde van de Taliban, bij hun strijd tegen de laatste groepen moejahedienstrijders in het noorden, kon Osama bin Laden natuurlijk geen kwaad meer doen in de ogen van Omar en zijn ondergeschikten. Ook werd het denken van de Taliban-leiders steeds meer overheerst door het gedachtegoed van Bin Laden.

Bin Ladens verhuizing naar Kandahar was trouwens niet vrijwillig. Begin '97 vormde de CIA een arrestatieteam dat in Peshawar probeerde hem uit Afghanistan te ontvoeren. Na een lange periode van afwezigheid verschenen de Amerikanen in dat jaar weer op het Afghaanse toneel. Dit keer om de wrange vruchten van hun vroegere beleid te oogsten.

Verwaarlozing
Rashid heeft geen goed woord over voor wat hij noemt de jarenlange verwaarlozing door Washington van Afghanistan, nadat de Russen er eind jaren '80 waren vertrokken. Na de val van Kabul in '92 lieten de Amerikanen Afganistan aan hun bondgenoten Pakistan en Saudi-Arabië over. De terroristische cellen die er mede dankzij de CIA waren ontstaan, konden zodoende onder auspiciën van deze twee landen zich rustig verder uitbouwen.

Op 23 februari 1998 vaardigde Bin Laden een soort pseudo-fatwa uit waarin hij stelde dat het doden van Amerikanen en hun bondgenoten –zowel burgers als militairen– de individuele plicht is van iedere moslim. Later maakte hij bekend dat het „zijn islamitische plicht” was chemische en nucleaire wapens te kopen om ze tegen de VS te gebruiken. „Vijandschap tegenover Amerika is een religieuze plicht en we hopen daarvoor door Allah beloond te worden.”

De oproepen waren niet aan dovemansoren gericht, want in augustus 1998 werden aanslagen gepleegd op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania. Ruim twintig mensen lieten daarbij het leven. De VS namen wraak door zeventig kruisraketten op Bin Ladens kampen bij Khost en Jalalabad af te vuren. In november van datzelfde jaar loofden de VS 5 miljoen dollar uit voor degene die Bin Laden te pakken kon krijgen.

„Binnen enkele weken na de aanslagen in Afrika”, schrijft Rashid, „had de regering van president Clinton Bin Laden zozeer als demon voorgesteld dat hij de schuld kreeg van elke wreedheid die de VS de laatste jaren hadden ondergaan van de kant van de moslimwereld. Toch was er sprake van veel scepsis, zelfs onder Amerikaanse deskundigen, of hij bij de meeste van die latere operaties betrokken was geweest.”

Intussen kwamen door de Amerikaanse jacht op Bin Laden drie betrokken partijen voor een dilemma te staan. In de eerste plaats Pakistan. Washington vroeg de toenmalige premier Sharif te helpen bij de arrestatie van Bin Laden. De nauwe contacten van de ISI met de Saudische terrorist en het feit dat hij de opleiding van Kasjmir-strijders in de kampen bij Khost financierde, maakten het voor Sharif onmogelijk daarmee in te stemmen. Hoewel de Amerikanen meermalen geprobeerd hebben de ISI tot medewerking over te halen, heeft die dat steeds geweigerd. Wel heeft de Pakistaanse geheime dienst de VS geholpen bij de arrestatie van aanhangers van Bin Laden.

Ook Saudi-Arabië zat niet te wachten op de arrestatie van Bin Laden. Bij een proces in de VS zou immers blijken dat de terrorist nog steeds goede relaties had met leden van de koninklijke familie, en dat zou de koning in verlegenheid brengen. „De Saudi's wilden dat Bin Laden of dood was of krijgsgevangene van de Taliban, maar niet in handen van de Amerikanen!”

Een gast
En dan zijn er nog de Taliban zelf. Na de bomaanslagen in Oost-Afrika lieten ze zich steeds feller uit tegen de Amerikanen, tegen de VN en tegen de hele internationale gemeenschap. Maar toen de Amerikaanse druk om Bin Laden het land uit te zetten toenam, kwamen de Taliban met het argument dat hij „een gast was” en dat het „streed met de Afghaanse traditie om een gast het land uit te zetten.” Flauwekul natuurlijk, er zijn onder de Taliban wel meer 'tradities' met voeten getreden.

Toen het erop leek dat Washington van plan was Bin Laden militair aan te pakken, probeerden de Taliban het op een akkoordje met de VS te gooien: ze zouden hem uitleveren in ruil voor erkenning van hun regering door de VS. Dat was in de winter van 1998. Op dat moment zagen de Taliban Bin Laden nog als een waardevol bezit, een onderpand waarmee ze konden onderhandelen met de Amerikanen. „Toen begin 1999 het tot de Taliban doordrong dat er geen enkel compromis met de VS mogelijk was, begonnen ze te begrijpen dat Bin Laden een blok aan hun been was geworden.”

Rashids boek volgt de ontwikkelingen tot het voorjaar van 1999. Inmiddels zijn we bijna drie jaar verder en wachten we nog steeds op de ontknoping. Het slothoofdstuk van Rashids boek zou wel eens een dezer dagen geschreven kunnen worden. Want opnieuw ligt er een eis tot uitlevering, onder dreiging van Amerikaanse vergeldingsacties. Wat zullen de Taliban dit keer besluiten?

Rashid geeft onbedoeld een kleine hint in welke richting het zou kunnen gaan als hij schrijft: „Tijdens de hele geschiedenis van Afghanistan is een buitenstaander er nooit in geslaagd de Afghanen te manipuleren. Dat is een pijnlijke les die zowel de Britten als de Sowjets hebben moeten leren.” Zijn de Amerikanen de volgenden die daar achter gaan komen?