Boekrecensie

Titel: De schaduw van het Teutoburgerwoud. Een Duitse politieke zedenschets van tien eeuwen
Auteur: Thomas von der Dunk

Uitgeverij: Amsterdam University Press
Amsterdam 2000
ISBN 90 535 6459 4
Pagina's: 216
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door Beatrice Jansen-de Graaf - 19 september 2001

Cultuurhistoricus Thomas von der Dunk bevestigt de schim van de Teutonen

De wouden versus de weiden

In het jaar 9 vond een bloedige slag plaats in de donkere wouden van het gebied dat later Duitsland werd. De Germaanse held Hermann de Cherusker bracht de opmars van de Romeinen tot stilstand. De slag in het Teutoburgerwoud werd een mythe en wierp een lange schaduw over de Europese geschiedenis. Volgens cultuurhistoricus Thomas von der Dunk, auteur van ”Een Duitse politieke zedenschets van tien eeuwen”, spookte de schim van de Teutonen de afgelopen vijf eeuwen nog steeds door Europa.

De ondergang van de Romeinse veldheer Publius Quinctilius Varus en de overwinning van Hermann-Arminius hebben zich in het geheugen van de Europeanen gegrift en vormen de grondslag voor de culturele tweedeling van Europa langs de Rijn in een Germania en een Romania. Von der Dunk omschrijft deze polariteit in de beeldvorming over de beide delen van Europa als het Europa van de wouden versus dat van de weiden, het Europa van de worst versus de kaar, of nog algemener gezegd: van de ethiek versus de esthetiek.

Deze clichés, die Von der Dunk zo treffend beschrijft, zijn inderdaad nog lang niet uitgestorven en duiken bij tijd en wijle ook weer in het politieke debat op. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de vele spotprenten over Helmut Kohl en François Mitterrand. De afgelopen decennia was dit koppel de belichaming van de tegenstelling tussen de Duitse, plichtsgetrouwe Biedermann en de elegante, cynische en decadente Fransman – waarbij de plichtsgetrouwheid en eerlijkheid van Kohl door een aantal aan het licht gekomen financiële schandalen een geduchte knauw gekregen hebben.

Romania-Germania
De vraag is echter waar deze culturele antithese vandaan komt. Is het een realiteit of een hersenschim? En was deze karikaturale beeldvorming een constante gedurende de afgelopen eeuwen of veranderden aard en accenten met de tijd? In zijn boek, of eerder een verzameling essays, wil Von der Dunk een antwoord geven op deze vragen.

Aan de hand van een rij van bekende personen uit de Europese geschiedenis van de afgelopen 500 jaar vult hij de wisselende intensiteit van de Germaans-Romaanse schema's concreet in. De ene keer vormde deze antithese een verklarend interpretatiekader, een eeuw later was zij weer politiek onbruikbaar. De beeldvorming hing immers van de politieke constellatie af. Wanneer appelleerden de Duitsers bijvoorbeeld wel aan anti-Romaanse sentimenten en wanneer waren die juist weer niet bruikbaar?

Gedurende de Middeleeuwen was de antithese Romania-Germania afwezig. Het rijk van Karel de Grote verenigde immers beide componenten in zich. In de zestiende eeuw werkte Luther als splijtzwam, die de innerlijke consistentie van het ene rijk en de ene christenheid doorbrak. Het ”Heilige Römische Reich deutscher Nation” was uiterlijk al vervallen, maar inwendig vond er ook een ontbinding plaats. Luther, en voor hem al de Duitse humanisten, legde de nadruk op het eigene Germaanse, en Duitse, dat door de katholieke keizers altijd onderdrukt was.

Thomas Mann
Na de Vrede van Augsburg bedaarden de religieuze gemoederen en de komende twee eeuwen verdween de antithese Duits en protestants versus Romaans en rooms-katholiek van het toneel.

De Duitse burgers begonnen zich in de laatste decennia voor de Franse Revolutie te roeren en keerden zich tegen het internationaal georiënteerde adeldom. Zij stelden het ene Duitsland van de burger tegenover de vele Duitslandjes van de despotische vorsten. Vrijheid en eenheid voor Duitsland en de Duitsers op grond van gemeenschappelijke taal en zeden vonden vooral in Duitsland met de Romantiek gehoor. Hermann en de donkere Duitse bossen waren vanaf dat moment weer helemaal terug in de beeldvorming en stemmingmakerij tegen de francofiele elite en decadentie.

De antithese bereikte haar toppunt in 1914 met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, toen de soldaten in de loopgraven van Thomas Mann te horen kregen dat zij in naam van de ordelijke Duitse cultuur tegen de verwilderde Franse civilisatie ten strijde trokken. Pas na 1945 was het gedaan met de onheilige combinatie van autoritair militarisme en etnisch nationalisme toen de Rijnlander Adenauer aan de macht kwam. Hij haatte alles was Pruisisch was en bracht verzoening met Frankrijk tot stand.

Zwakte
Het voordeel van de aanpak van Von der Dunk is dat hij met één pakkend cliché 500 jaar Europese en Duitse geschiedenis „auf den Punkt” brengt. Dit is echter ook juist zijn zwakte. De oorsprong en historische waarde van de antithese Germania-Romania wordt hierdoor nog steeds niet opgehelderd. En de vraag blijft bovendien of je dit cliché, dat pas in de negentiende eeuw concrete vorm aannam, wel zo geforceerd op de eeuwen daarvoor mag leggen. Hoewel Von der Dunk vanaf zijn eerste hoofdstuk over Karel de Grote over Duitsers spreekt, was er strikt genomen tot 1871 geen sprake van een Duitsland. Dat is niet zo erg, wanneer de schrijver maar beter had gedefinieerd wat hij met Duits, Germaans en Romaans bedoelt.

Hoe prettig het ook in het gehoor ligt, het beeld van Germania en Romania blijft meer iets voor de borreltafel, waar je flink kan doorbomen over de humorloze stijve Duitsers versus de luchthartige charme van de Fransen, dan voor een wetenschappelijke verhandeling. Maar dat is ook niet wat Von der Dunk beoogt, als je zijn stijl tenminste bekijkt. Met zinsneden zoals „Duitse Kultur zit in de ballen” en zijn herhaaldelijke beschrijvingen van „ranzige koninklijke schranspartijen” wil hij zijn betoog waarschijnlijk een luchtig cachet geven, daarbij nog ondersteund door een aantal snedige en scabreuze spotprenten. Als voordracht of college zou dergelijk taalgebruik misschien te slikken zijn, maar als geschreven woord werkt het eerder irritant.