Boekrecensie

Titel: De Spiegelzaal. 28 juni, de dag waarop de geschiedenis van de twintigste eeuw werd bepaald. Het Verdrag van Versailles
Auteur: David Sinclair

Uitgeverij: Tirion
Baarn, 2001
ISBN 90 4390 187 3
Pagina's: 348
Prijs: 49,50

Recensie door drs. R. Toes - 5 september 2001

Mislukte poging geschiedenis 'Versailles' te beschrijven

Slecht boek over slechte vrede

De Vrede van Versailles (28 juni 1919) is de geschiedenis ingegaan als een slechte vrede. De overwinnaars Engeland en Frankrijk hebben de Duitsers na de Eerste Wereldoorlog zo uitgekleed en overvraagd, dat er een voedingsbodem voor het nationaal-socialisme ontstond. Dit leidde uiteindelijk tot het optreden van Hitler en een nieuwe wereldoorlog. Hoe deze vrede totstandkwam is onderwerp van een boek van David Sinclair. Bij uitgeverij Tirion verscheen een vertaling van dit oorspronkelijk Engelse werk.

Wat Sinclair nu werkelijk wil, een roman of een historisch werk schrijven, is onduidelijk. Ook blijft de figuur Sinclair zelf in nevelen gehuld. Misschien heb ik iets gemist, maar de naam David Sinclair roept bij mij geen aha-reactie op. Op de kaft van het boek staat geen woord over de schrijver zelf.

Sinclair meldt in zijn inleiding dat hij zijn boek baseert op officiële documenten, rapporten, brieven, memoires, dagboeken, historische studies, verslagen van ooggetuigen. Omwille van het verhalende element „zijn de gebeurtenissen gedramatiseerd en hebben we in grote mate onze verbeelding gebruikt.” De meervoudsvorm doet vermoeden dat hier sprake is van een coproductie. Daar blijkt echter niets van.

Fantasie
De verbeelding is in zo grote mate gehanteerd, dat zij fantasie wordt en het boek sterk ongeloofwaardige trekken krijgt. Het feit dat Sinclair in een aanhangsel de belangrijkste artikelen van de Vrede opneemt en dat hij het boek de ondertitel ”28 juni, de dag waarop de geschiedenis van de twintigste eeuw werd bepaald” meegeeft, doet op z'n minst vermoeden dat hij een hoger doel heeft dan de lezer onledig te houden met het gewauwel over een maandendurend overleg. Hij heeft een missie.

In zijn inleiding wekt hij de verwachting dat hij met dit boek de „bizarre bewering” dat zelfs de huidige conflicten op de Balkan rechtstreeks teruggevoerd kunnen worden op het verdrag van Versailles, met bewijzen zal staven. Echter, niets van dat alles. Dit geeft een onevenwichtigheid aan dit werk die bij het lezen meer en meer gaat irriteren.

Nu is het wel zo dat het noteren in verhaalvorm van een conferentie bepaald geen sinecure is. Wie een echte vergadertijger is, zal wellicht enig plezier aan dit boek beleven. Anders bevestigt het slechts de zinloosheid van de meeste vergaderingen. Een sterk punt van het boek vind ik de beschrijving van de invloed van de (met name Engelse) pers op de beslissingen in Versailles.

Romantisch
Veel meer positieve dingen kan ik helaas niet noemen. Sinclair doet een mislukte poging om als romancier én als historicus een belangrijke geschiedkundige gebeurtenis te beschrijven. Mag ik een proeve geven van 's mans kunnen op het gebied van de romankunst? Een stijlbloempje over Ludendorff, nadat hij een negatief bericht van het front krijgt, ter illustratie: „Bijna meteen begonnen de zware kaken van het bulldog-gezicht van de generaal te trillen en hij werd lijkbleek. Toen werd zijn gezicht vanaf de nek langzaam rood en kleurde paars bij zijn samengeknepen ogen tot aan het gemillimeterde witte haar.” Dit is een stijlbeheersing die slechts de gemiddelde roddelperslezer adoreert.

Daarnaast doet Sinclair ook forse pogingen om enige romantische gevoelens bij zijn lezerspubliek aan te boren. Wiens hart gaat sneller kloppen bij het volgende stukje proza: „„Weet je schatje”, zei Wilson tegen zijn knappe vrouw Edith, terwijl ze in de staatsiekamer zaten, „de toekomst van onze beschaving kan van dit moment afhangen (….)”. Ze glimlachte naar hem: „En ik sta helemaal achter je, mijn liefste.””

Een romancier mag zich vrijheden veroorloven. Binnen een bewust gekozen historisch kader moeten de beschrijvingen echter wel geloofwaardig zijn. Zo kan ik me niet voorstellen dat Lloyd George, de Engelse premier, op de volgende wijze reageert op de Veertien Punten van de Amerikaanse president Wilson: „Hoe komt hij erbij om veertien geboden uit te vaardigen, terwijl de Here God zich tevreden stelde met tien?” Een dergelijke opmerking past meer bij een postchristelijk auteur dan bij een Engelse premier aan het begin van onze eeuw. Hier overschrijdt hij niet alleen de grenzen van het historisch betamelijke.

Modderschuit
Ook wat betreft het geschiedkundig gehalte valt er veel op dit boek af te dingen. De relatie tussen Clemenceau en Wilson was niet best. Het tart echter alle regels van de diplomatie en is naar mijn oordeel onhistorisch wat Sinclair Clemenceau ik de mond legt als hij Wilson toespreekt: „(vloek), hou op me steeds met „mijn waarde vriend” aan te spreken”, snauwde Clemenceau. „Elke keer dat u dat doet, lopen de koude rillingen me over de rug.” Gaat dat zo?

In de inleiding smijt hij met een grove zwaai de Grote Vier van Versailles, te weten Lloyd George, Clemenceau, Wilson en Orlando, op één hoop: „Ze zagen zichzelf als staatslieden, maar in werkelijkheid waren ze niets anders dan manipulerende politici wier horizon niet breder was en wier principes niet verder reikten dan de beperkingen van hun nationale en persoonlijke belangen die hen aan de macht hielden.” Hoewel deze zin uitmunt in vaagheid, kan er wel de 'les' uit gehaald worden dat een non-figuur als Orlando op één lijn gezet moet worden met een idealist als Wilson. Graag had ik wat meer evenwicht gezien in de benadering van deze politici.

Ten slotte: de auteur werkt graag met verheven hoofdstuktitels, die echter het karakter dragen van de vlag op de moederschuit. Een hoofdstuktitel als ”Godenschemering” wordt bijvoorbeeld nauwelijks ingevuld. Stuitend is dat Sinclair in een hoofdstuktitel de suggestie wekt dat genoemde vier heren te identificeren zijn met ”De vier ruiters van de Apocalyps”. Een mislukte poging om kennis van de 'klassieken' te etaleren.