Boekrecensie

Titel: De culturele revolutie in Wenen
Auteur: Henk Jurgens

Uitgeverij: Aspekt
Soesterberg, 2001
ISBN 90 75323 99 9
Pagina's: 256
Prijs: 39,95

Recensie door dr. Hans Ester - 5 september 2001

Beschrijving culturele revolutie in wereldstad mist analyse

De raadselachtige stad Wenen

Wie de Oostenrijkse hoofdstad Wenen ooit heeft bezocht, weet dat deze stad een raadselachtig karakter heeft. Misschien komt dat vooral door de bijzondere uitspraak van het Duits dat er wordt gesproken. In zijn boek ”De culturele revolutie in Wenen” schetst Henk Jurgens (1942) een beeld van de Weense cultuur vanaf 1890 tot de ”Anschluss” in 1938 bij Hitlers Derde Rijk.

Het raadselachtige van Wenen heeft ook zeker te maken met de vele imposante gebouwen uit een roemrucht verleden, met de talrijke Slavische namen op uithangborden van winkels en met de hoffelijke omgangsvormen die in de rest van Europa al lang geleden zijn uitgestorven. Bij het laatste denk ik bijvoorbeeld aan het verschijnsel dat het personeel in restaurants gasten in de derde persoon aanspreekt: „Was wünschen der Herr?” en aan andere gedienstigheden die in het begin vreemd en onecht overkomen.

Wenen was rond 1900 nog de hoofdstad van een zeer groot Europees keizerrijk, van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Het was een redelijk vredige staat, die als beschermende paraplu fungeerde voor vele zeer verschillende volken, talen en culturen. Het was bijna een eerste versie van de huidige Europese Unie.

Oostenrijk en Wenen hebben in de loop van de geschiedenis verschillende bloeiperioden gekend. De Barokperiode, grofweg de zeventiende eeuw, is er één van. Voordat voor het keizerlijke Oostenrijk op 12 november 1918 het doek definitief viel, beleefde het expanderende Wenen een ongekende bloei van de cultuur: de schilderkunst (Gustav Klimt, Egon Schiele, Oskar Kokoschka), de muziek (Gustav Mahler, Alban Berg, Arnold Schönberg), de architectuur (Adolf Loos), de letterkunde (Arthur Schnitzler, Hugo von Hofmannsthal, Karl Kraus, Franz Werfel, Peter Altenberg) lieten gedurende de jaren vanaf 1890 tot na de Eerste Wereldoorlog een enorme creativiteit zien.

Maar ook het denken over de mens en over de verhouding tussen taal en werkelijkheid kreeg belangrijke impulsen, bijvoorbeeld door het werk van Sigmund Freud en Ludwig Wittgenstein. Hoe is deze concentratie van originaliteit en scheppingsdrang te verklaren? Werd ze bepaald door het gevoel in een aflopende wereld te leven?

Cultuurdragers
Het accent van Henk Jurgens' boek ligt op de periode tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Na die tijd ging het geleidelijk bergafwaarts met Oostenrijk totdat het dieptepunt werd bereikt toen Seyss-Inquart in 1938 de plaats van regeringsleider Schuschnigg innam.

Jurgens weet zeer veel van de Oostenrijkse cultuur uit de tijd na 1890. Hij is duidelijk gefascineerd door de tijd die hij beschrijft. Vooral boeien hem de culturele hoofdrolspelers van die jaren. Uit het grote aantal cultuurdragers springen er vijf uit in het beeld dat Jurgens ons voorlegt: Karl Kraus, Adolf Loos, Arnold Schönberg, Gustav Mahler en als enige vrouw: Alma Mahler.

De methode van beschrijven die Jurgens bij voorkeur volgt is die van de anekdote. Een anekdote is een beknopt verhaal dat wordt verteld om een (meestal hooggeplaatste) man of vrouw kort en krachtig te typeren. Anekdotes kunnen in kort bestek veel informatie verschaffen. Voor een boek over een belangrijke culturele periode als die in Wenen tussen 1890 en 1914 is dit middel echter niet toereikend om het wezen van die cultuur te beschrijven en de samenhang tussen de verschillende kunsten, de wijsbegeerte, de etnische veelvormigheid en de politieke koepel van de dubbelmonarchie aan te tonen.

Een voorbeeld van die samenhang is de ontwikkeling van de muziek. Gustav Mahler bezat revolutionaire muzikale opvattingen die hem afscheid lieten nemen van de muziek van de negentiende eeuw. Mahler inspireerde op zijn beurt Arnold Schönberg die de twaalftoonmuziek (dodecafonie, atonale muziek) invoerde. Waarom was het voor Schönberg noodzaak om gerespecteerde muzikale tradities zo op hun kop te zetten? Wat is de relatie tussen deze muzikale ontwikkelingen en de veranderingen binnen de schilderkunst bij Kokoschka en Klimt? Kokoschka schreef ook toneelstukken. Hoe verhouden zich zijn schilderwerk en zijn schrijverschap tot elkaar?

Sappige details
Op deze vragen geeft Jurgens geen bevredigende antwoorden. In plaats daarvan blijft hij steken in sappige details uit de levensbeschrijvingen van de besproken kunstenaars. Hiervoor wordt hij op zijn wenken bediend door Mahlers vrouw Alma. Alma Mahler grossierde niet alleen in minnaars, ze heeft haar leven op rooskleurige en gedetailleerde manier beschreven in haar autobiografie ”Mein Leben” (Nederlandse vertaling bij De Arbeiderspers). Uit zulke documenten put Jurgens rijkelijk. Maar dat levert niet altijd grootse inzichten op.

Als je als lezer bijvoorbeeld weet dat de alom geroemde schrijver Franz Werfel uitgesproken dik was, moet de aantrekkingskracht die hij op de weduwe Alma Mahler heeft uitgeoefend niet in zijn fysieke voorkomen, maar in zijn persoonlijkheid worden gezocht. In zulke zaken verdiept Jurgens zich veel te weinig. Als gevolg van zijn gekozen perspectief blijft hij steken in het weergeven van oppervlakkige biografische details.

Maar dat is niet het enige dat over het boek van Jurgens te zeggen valt. Ik heb uit de overvloed van feitjes en bijzonderheden ook veel geleerd. Uitstekend is zijn beschrijving van de doelstellingen van de kunstenaarsvereniging met de naam ”Secession” aan de hand van uitspraken van Hermann Bahr, een schrijver die hoofdredacteur van het tijdschrift ”Ver Sacrum” was. In deze lijn had Jurgens voort moeten gaan. Hetzelfde geldt voor zijn weergave van de ideeën van architect Adolf Loos over de bouw van de tuinsteden/tuindorpen rondom Wenen.

Dienstmeisje
Eerlijk gezegd hebben sommige anekdotes hun uitwerking op mij niet gemist. Nu ik weet dat het dienstmeisje van de Mahlers het ontbijt voor de grote componist moest klaarzetten zonder dat zij door hem werd gezien, kan ik de situatie waarin de ijdele Alma verkeerde, iets beter begrijpen.

Wie vooral kleine, typerende verhalen over de kunstenaars uit het Wenen van honderd jaar geleden zoekt, komt royaal aan zijn trekken. Wie behalve de bijzonderheden ook analyse verlangt, wordt teleurgesteld. Wanneer een redacteur dit boek nog eens grondig had bekeken, was het iets veel mooiers geworden. Dan waren de talrijke stilistische fouten en verkeerde spelwijzen van namen en citaten er wellicht meteen uitgevlooid. Iets voor een tweede druk?