Boekrecensie

Titel: De Eerste Kruistocht (1095-1099)
Auteur: Paul Morren

Uitgeverij: Garant
Leuven/Apeldoorn, 2000
ISBN 9053509356
Pagina's: 249
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door dr. R. P. de Graaf - 8 augustus 2001

Op kruistocht

Bijna duizend jaar geleden veroverden kruisridders de stad Jeruzalem. Ze richtten een groot bloedbad aan. Over deze militaire campagne schreef Paul Morren het boek ”De Eerste Kruistocht 1095-1099”.

De kruistochten zijn begonnen met een pauselijke oproep in de stad Clermont op 27 november 1095. Naar we achteraf moeten vaststellen, aldus Morren, werd hier één van de belangrijkste toespraken uit de Europese geschiedenis gehouden. Plaats van handeling was de huidige Place Delille. Spreker was paus Urbanus II, wiens gehoor bestond uit 250 prelaten die op die dag de slotzitting van het concilie hielden. Er waren zoveel ridders en edelen te gast dat de kathedraal te klein was.

De pauselijke woorden zijn opgetekend door vier pennen, maar slechts één schrijver was persoonlijk aanwezig: Foucher de Chartres. Wat de paus bedoelde was duidelijk. De moslims hebben inmiddels het gehele Midden-Oosten onder de voet gelopen, dus ook het Heilig Graf. Waarom brengen de christenen hun tijd ijdel door met onderling geknok? Wie vechten wil, laat hem vertrekken en wie zijn ziel wil zuiveren, laat hem daarbij aansluiten.

Morren legt uit dat het woord kruistocht een anachronisme is, een begrip dat in die tijd nog niet werd gebruikt. De toenmalige vechtersbazen duidden het in vroom kerklatijn aan als ”Hierosolymitana expeditio”, ”peregrinatio”, ”iter Hierosolomytanum”, ”via sepulchri Domini”, ofwel: expeditie naar Jeruzalem, pelgrimage richting Jeruzalem, op weg naar het Heilig Graf. Zo klonk het als een klok en hiermee trokken bisschoppen en begenadigde volksmenners als Pieter van Amiens alias Pieter de Kluizenaar de kerkprovincies door om soldaten te werven. Velen namen de wapens op en scandeerden: ”God wil het!”.

Daar gingen de woestelingen op weg, waarbij ze iedere niet-christen die ze tegenkwamen een kopje kleiner sloegen. Ze begonnen met de Joden in Speyer in mei 1096. Eenmaal in het Heilige Land, kregen ze tijdens de belegering van Antiochië zoveel honger, dat ze krijgsgevangen Turken naar gelieven zoutten, kookten of op de barbecue legden, alvorens ze op te peuzelen. Het absolute toppunt was de gruwelijk moord op de inwoners van het doel van hun pelgrimage, Jeruzalem.

Actualiteit
Het door Morren geschetste beeld van 1000 jaar terug, heeft weinig aan actualiteit ingeboet. Religie kan soms een mens veranderen in een wolf. Wie bijvoorbeeld heden ten dage door de fatwa wordt getroffen is zijn leven net zo zeker als een boeddhabeeld bij de Taliban of als een Joodse politieman in Ramallah.

De Vlaamse ererijksinspecteur Paul Morren heeft in zijn boek ”De Eerste Kruistocht 1095-1099” bijna hetzelfde doel voor ogen gehad als de chroniqueurs die hij telkens met zichtbaar genoegen citeert; hij wil namelijk onderhoudend vertellen en daarin is hij geslaagd. Prijzenswaardig daarbij is zijn kritische afstand tot de bronnen.