Boekrecensie

Titel: Het Haagse bureau. Zeventiende-eeuwse ambtenaren tussen staatsbelang en eigenbelang
Auteur: Paul Knevel

Uitgeverij: Prometheus
Amsterdam, 2001
ISBN 90 5333 884 5
Pagina's: 209
Prijs: ƒ 39,50

Recensie door drs. J. Bosland - 11 juli 2001

Het leven van ambtenaren in Den Haag tijdens de Gouden Eeuw

Een saai bestaan en een laag salaris

Wie iets wil worden in ambtelijk Den Haag moet aan diverse eisen voldoen. Dat was in de zeventiende eeuw niet anders. Over het hoe en wat van de ambtenarij in de Gouden Eeuw is te lezen in ”Het Haagse bureau”. Over het saaie werk, de (on)betrouwbaarheid van ambtenaren en nog meer.

Den Haag was in de Middeleeuwen al een grafelijk bestuurscentrum. Toch werd het niet automatisch ook het bestuurscentrum voor de opkomende zeventiende-eeuwse Republiek. Het grote probleem was namelijk dat het 'dorp' (zonder stadsrechten) niet ommuurd was en daarom regelmatig werd overvallen door Spanjaarden.

In 1572 verlieten daarom de meeste colleges Den Haag. In 1575 stelde de stad Delft zelfs voor Den Haag maar met de grond gelijk te maken, gezien de risico's die zo'n onverdedigbare locatie met zich meebracht. Het kwam niet zover. Al spoedig werd de situatie in Holland veiliger en speelde de strijd zich meestal zuidelijker af. Eén voor één keerden de verschillende instellingen terug. Achtereenvolgens arriveerden in 1577 het Hof van Holland en de Grafelijkheidsrekenkamer en in 1578 de Staten van Holland in het nog tamelijk ontvolkte en gehavende Den Haag. In 1585 voegden de Raad van State en de Staten-Generaal zich daarbij. In korte tijd was Den Haag als bestuurscentrum in ere hersteld.

Integriteit
Hoe de bijbehorende ambtenarij zich ontwikkelde in de loop van de Gouden Eeuw is het onderwerp van het boek van Paul Knevel, ”Het Haagse bureau. Zeventiende-eeuwse ambtenaren tussen staatsbelang en eigenbelang”. De ondertitel van het boek geeft al aan dat het vooral over de ambtenaren zelf gaat.

Knevel had er ook voor kunnen kiezen een boek te schrijven waarin achtereenvolgens de Raad van State, de Rekenkamer en de andere instellingen onder de loep werden genomen. Bewust heeft hij dat niet gedaan. Hij heeft een „mozaïek van individuele levensgeschiedenissen” geschreven die gezamenlijk zicht geven op de ambtenaren in Den Haag.

Het gaat daarbij niet alleen over hun opleiding en dergelijke, maar met nadruk ook over de manier waarop de ambtenaren trachtten hogerop te komen en over hun integriteit. Die twee onderwerpen domineren in het boek.

Wie iets wilde worden in ambtelijk Den Haag moest aan diverse eisen voldoen. Afhankelijk van de functie (klerk, commies, secretaris, griffier bijvoorbeeld) waren bepaalde vaardigheden vereist, zoals notuleren, het voeren van correspondentie in een buitenlandse taal of het vervaardigen van boekhoudingen. De lagere ambtenaren hielden zich voornamelijk bezig met het overschrijven van documenten. Dat was saai werk en om hogerop te komen waren diverse routes mogelijk. Daarbij waren aanbevelingen, patronage en een goed netwerk van het grootste belang. Wie voorgedragen werd door een hogere ambtenaar maakte veel meer kans. Het boek van Knevel geeft hier veel voorbeelden van.

Omkoopbaar
De aanbeveling hielp niet altijd. Zelfs de kleinzoon van Christiaan Huygens werd regelmatig overgeslagen, ondanks alle aanbevelingen. Helaas kon men aanbevelingen ook verdienen, kopen, en in elke laag van ambtenaren waren er mannen die omkoopbaar waren of hier zelfs een bedrijf van maakten, wat hun veel meer geld opleverde dan hun werk als secretaris of commies.

Fraai is het verhaal van griffier Cornelis Musch, die tussen 1630 en 1650 een enorm fortuin vergaarde door grote bedragen te vragen voor aanbevelingen. Niet dat dat altijd hielp. Ene Maria Donder betaalde vijf zijden tafelkleden, kussens, drie paar zijden Napelse kousen en nog 600 gulden om haar man commies te laten worden. Tevergeefs.

Na het vertrek van Musch werden de regels iets aangescherpt.

Zelfs het werk van de laagste ambtenaren, het overschrijven van officiële documenten, was voor buitenstaanders van groot belang. De informatie erin was geld waard en werd gretig aangekocht in binnen- en buitenland. Juist voor de lagere ambtenaren –met een saai bestaan en een laag salaris– was dit een uitgelezen mogelijkheid om bij te verdienen.

Lieuwe van Aitzema onderhield zelfs een soort illegale internationale nieuwsdienst met behulp van afschriften. Voor een deel was dit mogelijk doordat werk en privé niet strikt gescheiden waren. Er werd ook thuis gewerkt en geheime documenten lagen dus gewoon in huis- en slaapkamers van Haagse ambtenaren. Ook hier werden de regels verscherpt toen bijvoorbeeld een dronken ambtenaar werd aangetroffen die allerlei documenten in zijn kleren had verstopt. Knevel benadrukt dat het maar weinig effect had.

Voorzichtig
Het werk van Paul Knevel geeft een mooi beeld van het leven van ambtenaren in Den Haag tijdens de Gouden Eeuw. Ook al weet je na het lezen van het boek nog niet precies wat ambtenaren van bijvoorbeeld de Rekenkamer voor taken hadden, wel krijg je een duidelijk en levendig beeld van hun werk- en levensomstandigheden.

Aan het eind van het boek blijft toch het beeld over van een tamelijk groot aantal lieden dat bereid was misbruik te maken van macht, positie en geldzucht. Knevel heeft natuurlijk gekozen voor de meest aansprekende levensgeschiedenissen en die zijn niet bepaald standaard. Hoeveel ambtenaren nu werkelijk onbetrouwbaar waren en hoeveel gewoon hun werk deden? Dat blijft onduidelijk. De schrijver laat zich hierover maar zeer voorzichtig uit. Hij heeft de uitersten van het Haagse ambtenarenleven fraai weergegeven, niet het leven van een gemiddelde ambtenaar. Juist door die uitersten, de fraaie geschiedenissen van ambtenarenfamilies, is het boek van Knevel boeiend en ook wel vermakelijk geworden en dat zeker niet alleen voor historici.