Boekrecensie

Titel: Rode Aarde. Een verhaal van de vergeten oorlog op Java
Auteur: Annie Bos

Uitgeverij: De Prom
Baarn, 2001
ISBN 90 6801 969 2
Pagina's: 368
Prijs: ƒ 39,95

Recensie door Marie van Beijnum - 20 juni 2001

Machteloos bij de meetlat van de grote geschiedenis

Het verhaal van
de rode aarde

Er komen momenten voor in het leven dat het verhaal van de weg terug moet worden verteld. Om over elkaar gelegde landschappen te ontrafelen. De wandelaar moet dan die weg teruggaan om de lichtheid in het bestaan en de innerlijke rust weer te vinden. Iets waar geen woorden voor waren, kan pas een verhaal worden als de waarheid achter de herinneringen zichtbaar wordt. Annie Bos moest ook op reis naar zo'n verzwegen verleden, naar dat van haar ouders tijdens de oorlogsjaren in Nederlands-Indië. Het leverde een ontroerend document op met soms onthutsende nieuwe feiten.

Schijnbaar eenvoudige foto's kunnen veel blootgeven. De ronde foto van het kindergezicht op de omslag van het boek ”Rode Aarde” is er zo een. Aan de ene kant van de foto is de rode aarde van Indonesië zichtbaar. Aan de andere kant lijkt het alsof een bruin gerafeld vel papier over het landschap heen schuift. Precies in het midden staat dan die foto. Daarop het half triest half vrolijk ogende meisje met een grote strik in het krullende haar.

De foto is uitvergroot van de foto die Hilbrand en Dien Bos met hun twee dochtertjes in januari 1942 lieten maken. Hilbrand en Dien Bos waren in 1939 met hun dochtertje Annie naar Nederlands-Indië getrokken. Hij was docent aan een kweekschool, die van grote betekenis is geweest voor de zending van de Gereformeerde Kerken. Ook zij maakte zich verdienstelijk voor de zending. Het was een afscheidsfoto, gemaakt aan de vooravond van de mobilisatie van Hilbrand Bos. In haar Groningse hoekwoning vertelt Annie Bos (1939), de vrouw achter het kindergezicht, het volgende. „Ik sta daar op het kantelpunt van de tijd. Zo ga ik als kind de oorlog in.”

Spanning
Vele jaren later, na de dood van haar moeder in 1995, wil Annie Bos weten wat er met haar vader is gebeurd. Ze is dan pedagoge, getrouwd en moeder van drie kinderen, heeft carrière gemaakt. Juist dan is het confronterend te ontdekken dat de oorlog nooit echt is overgegaan. Halverwege de jaren negentig komt ze vanwege hoofdpijn en stress bij een psychotherapeute terecht. Die geeft aan dat Annie Bos beter iets uit het verleden kan opruimen dan de problemen op het werk te lijf gaan.

Annie Bos: „Het was voor het eerst dat iemand mij mee terugnam naar af. Ik had het gevoel: dat is goed. Want ik wist wel dat de spanning die ik opliep in het werk en mijn perfectionisme te maken hadden met heel vroeger. Ik heb altijd dat soort extra spanning beleefd: je voelt dat je extra je best moet doen om gewoon te zijn. Het was voor mij erg fijn om in die tijd met een paar lotgenoten te praten. Ook zij zeiden dat ze extra hun best deden toen ze in Nederland op school kwamen, onder het motto: ze zullen niet hoeven te denken dat wij gek zijn, dat wij anders zijn. Dat is die diepste wens van een kind om erbij te willen horen. En je wist dat je anders was! Je moest heel erg je best doen om net als die andere kinderen te zijn terwijl je tegelijkertijd een heleboel dingen wist die de anderen niet wisten. En dat waren heel verdrietige dingen.”

Dromen
Dromen kwamen en angsten die het evenwicht tussen verstand en gevoel aantastten. „Ik wil weten hoe de oorlog in 1942 op Java is begonnen en hoe het er bij de Japanse aanval aan toe is gegaan. Ik heb het nooit eerder willen weten. Mijn vader werd in die oorlog gedood en ik was als klein kind bij die oorlog betrokken. Een gevangenschap in een Japans kamp gedurende ruim drie jaar lag aan de basis van mijn bestaan. Mijn angst herinnerd te worden aan wat er vroeg in mijn leven was gebeurd, is toen ontstaan. Over die jaren wilde ik nooit meer praten.”

Haar moeder laat bij haar overlijden een koffertje na met brieven en allerlei dingen, die een welkome aanvulling vormen voor wat Annie Bos dan al aan materiaal heeft verzameld. Het is het koffertje dat haar terugleidt naar haar kind-zijn, de dood van haar vader, de periode met haar moeder, zusje en broertje in een jappenkamp en de terugkeer naar Nederland. Ze ontdekt dat de officiële geschiedschrijvers haar in het ongewisse laten over de toedracht rond de dood van haar vader, die in de theetuinen bij Ciater, daar waar de aarde rood kleurt, moet zijn omgebracht door de Japanners. Het standaardwerk van Lou de Jong over de Tweede Wereldoorlog blijkt te globaal. En zo moet ze op pad om met overlevenden te spreken, om bronnen bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te raadplegen.

Het grote zwijgen
De speurtocht levert een indrukwekkend egodocument op dat onder meer bevestigt dat in de officiële geschiedschrijving het verhaal van het kind nagenoeg altijd afwezig is. Terug in Nederland begon, na 1945, op alle fronten het grote zwijgen, aangevuld met de schaamte over de nederlaag en de schaamte over het koloniale verleden. Kinderen als Annie Bos voelden wel aan dat ze anders waren dan de anderen, maar dat anders zijn werd niet benoemd. Bijna zestig jaar later is er voor haar een einde gekomen aan dat grote zwijgen, dat alle emoties had dichtgemetseld. „Ik heb nu het gevoel dat ik mijn vader heb gekend. Ik weet waarom mijn moeder zweeg en ik weet waarom ik ben zoals ik ben”, aldus Annie Bos in haar in het groen verscholen Groningse hoekwoning.

”Rode aarde” heet het boek en het is het verhaal van een vergeten oorlog op Java en de gevolgen daarvan voor een generatie. Ben je opgelucht nu het boek is geschreven?
„Je moet verschrikkelijk goed nadenken waarom en waartoe je het schreef. Mensen bellen je op en dat trekt je regelmatig weer in dat wereldje. Aanvankelijk was het niet mijn bedoeling het boek in grotere kring te verspreiden. Ik heb ook nooit bij al die Indische kringen willen horen. Toch zit Nederland vol met mensen die op een of andere manier nog aan de koloniën vastzitten.”

Ingevuld
De zoektocht was een proces. „Ik ben eerst de brieven gaan uittypen. Daar stonden zaken in waar ik niets van wist. Mijn vader was bioloog en ik herinner me het meest van geuren van planten en van bloemen. Wat ik in het gewone leven zocht, vond ik. Het ging almaar verder. Het ene brokstuk werd aan het andere geregen totdat er een stramien ontstond en het beeld compleet werd.

Ik heb vaak het gevoel gehad dat ik met een puzzel bezig was. Telkens als ik een stukje in handen kreeg, voelde ik iets van opluchting. Nu kan ik precies vertellen wat er is gebeurd. Daarmee heb ik een onbekend gedeelte van mijn eigen leven ingevuld dat toch heel wezenlijk is voor de wijze waarop ik ben gevormd. Dat gedeelte heeft met oorlog te maken. Toen ik het verhaal van mijn vader zo goed als rond had, ervoer ik een gevoel van bevrijding en dat is halverwege het proces geweest.

In de weken na de publicatie van mijn boek lijkt het verhaal door te gaan. Zo kreeg ik een gesprek met een man van 84 jaar, die destijds op Java de doden heeft begraven nadat ze van de Japanners toestemming kregen dat te gaan doen. Hij behoorde als jonge soldaat tot dat groepje en heeft misschien ook mijn vader helpen begraven. Hij bood me aan daar meer over te vertellen. Dat is dan iets waarvan ik kan denken: Wil ik dat weten of wil ik dat niet weten? Zo heb ik nog een aantal keren voor dat soort beslissingen gestaan. Daardoor kan ik nu ook voor de komende weken het antwoord geven: Ik hoef niets meer te weten, het heeft voor mij geen meerwaarde meer. Voor mij is het genoeg.”

Heb je je vader gemist in je leven?
(Denkt even na, aarzelt.) „Heb ik hem gemist? Ja zeker, want ik was gek op andere vaders van vriendinnen en ik hoorde van een nichtje van me dat ik ongelooflijk naar mijn opa trok als ik daar logeerde.”

Schuldgevoel
De mensen uit Nederlands-Indië werden slecht opgevangen in Nederland na 1945. Stank voor dank zou je haast zeggen. Zijn plaatsvervangende schuldgevoelens op zijn plaats?
„Er is zo weinig communicatie geweest en opvang. Hier ligt een ongelooflijk gevoelig punt. Als je zegt dat je plaatsvervangend schuldgevoel zou gaan krijgen voor die opvang toen, hangt dat weer samen met het feit van de ongelijktijdigheid in leeftijden. Dat kan de huidige generatie oplopen, terwijl de generatie van 1945-1946 die kortsluiting heeft veroorzaakt. Je kunt de volgende generaties niet schuldig stellen voor wat de vorige deden. Die opvang verklaart wel waarom nog vreselijk veel groepen in wrok en bitterheid met de oorlog omgaan. Voor velen heeft de oorlog mede daardoor nooit een einde gekregen. We hebben het gevoel gehad van: de oorlog daar is nooit begrepen. Het geldt niet alleen voor mijn moeder –die volbloed blanke was– maar nog veel sterker voor de mensen van Indo-Europese afkomst, die dus half Nederlands en half Indisch waren. Niet te vergeten de Ambonezen en de Molukkers. Het is niet voor niks dat de Molukkers weer in beeld zijn. Het zijn allemaal onbetaalde rekeningen van toen die zijn blijven liggen. Er is in het leven van heel veel mensen onrecht gedaan door allerlei maatregelen van de regering.”

Geloof
Voor kinderen als Annie Bos werd de oorlog in Nederlands-Indië een 'vergeten' oorlog. Ze hadden geen woorden voor wat er was gebeurd, maar vergaten het niet. Ze konden dit alles alleen geen 'plek' geven. Ze hadden een leven van voor de oorlog, in de oorlog en na de oorlog en daarin was de continuïteit weg. De verbindingen tussen de levensfasen waren verbroken.

„Het geloof speelde ook mee. Je moest aanpakken, je talenten ontwikkelen, doorgaan. Dat heeft me ook meer spanning gebracht. Ik weet nu dat ik heel vroeger alles zeer bewust heb meegemaakt en daar veel spanning van heb overgehouden. Ik kwam erachter hoe het kwam. Sinds ik alles heb opgeschreven weet ik wat er vroeger is gebeurd. Als ik lees dat ik als klein kindje nog gewoon vrolijk was, heeft me dat heel erg geholpen. Ik dacht: Oh, het is gewoon begonnen en de oorlog heeft echt een heleboel invloed gehad.

Als je een kind uit de oorlog haalt, dan is de oorlog nog niet uit het kind. Toen we hier naar school gingen, gebeurde er verder niks, alleen waren de sociaal-economische omstandigheden voor mijn moeder met drie kleine kinderen erg basaal.”

Annie Bos heeft van het geloof geen afstand genomen, wel van de kerk. „Ik vond in de kerk als systeem mijn verdriet, machteloosheid en vragen niet terug. Aanvankelijk ben ik gevoelsmatig heel dicht bij de kerk en het geloof gebleven. Ik deed als alle anderen; ik ging op zondag twee keer naar de kerk. Toen in de jaren zestig de openheid naar cultuur en wetenschap heel moeilijk binnen de kerken was terug te vinden, begon de frictie. De wereld binnen de kerk ging ik benauwend vinden. Er kwam te weinig aan bod waar ik zelf over aan het denken was. Ik kon uiteindelijk niet meer tegen de tweedeling tussen datgene waar je in je gedachten mee bezig was en datgene waar je mee bezig mócht zijn.”

Andere inhoud
„De jas van het systeem werd me ontzettend krap. Ik heb heel lang geprobeerd die jas als maatwerk terug te krijgen. Uiteindelijk besloot ik mijn energie voor iets anders te gebruiken, voor het onderwijs. De beslissing om af te haken, deed me pijn. Je bent zonder dak. Toch was ik blij met de ruimte en de energie die ik ermee terugkreeg.”

Hoe sta je tegenover God, Jezus?
„Ik denk heel weinig meer over ze na. Misschien komt er wel weer eens een tijd dat ik daar ruimte voor maak. Ik hoor er gewoon nog bij, maar zolang de kerk zoveel ruzie maakt, ga ik niet over die hoofdbegrippen nadenken. Wel over begrippen als gerechtigheid en vrede. Daarachter schuilen voor mij Jezus en God – om gerechtigheid en recht te doen, niet om schuld, zonde, schaamte en boete te belijden. Ik heb God nooit iets kwalijk genomen. Ik heb heel lang met het idee geleefd dat God het goed voor me heeft gevonden en dat ik er later wel achter zou komen waarom het goed is geweest. Ik roep Hem niet ter verantwoording.”

In je boek laat je in het midden waar je zelf staat.
„Dat is een bewuste keus. Ik schrijf niet voor een bepaalde groep en het is niet belangrijk aan te geven waar ik zelf sta. Ik heb het geloof en de kerk juist in het boek gelaten omdat het een tijdsbeeld geeft. Mijn ouders hebben hun geloof in de zendingsgemeenschap van Nederlands-Indië heel authentiek beleefd.”

De Jong
Uit je boek blijkt dat L. de Jong bij de samenstelling van zijn standaardwerk over de Tweede Wereldoorlog niet al te zorgvuldig is geweest. Hij heeft een aantal verhalen tot één verhaal gesmeed. Was dat een schok voor je?
„Nu niet meer. Ik kan het vanuit zijn vak begrijpen. Een oorlog is chaotisch, de bronnen zijn grotendeels verloren gegaan en de taal speelt mee. Pas na de dood van de Japanse keizer Hirohito is er meer vrijgekomen, maar De Jong had wel Stahlie en Bras (twee overlevenden van de Ciaterstellingen, MvB) als getuige kunnen nemen. Schokkend voor mij was dat je als individu machteloos bent. De grote meetlat van de geschiedenis wordt dwars over de foto van het meisje gelegd. Je verwacht van de geschiedschrijving dat je je eigen verhaal er eerlijk in terug kunt vinden en dat je dat kunt vertrouwen; dat je niet zelf moet uitvogelen hoe de vork in de steel steekt.”

Haastig: „Ik wil niet die dame zijn die De Jong gaat verbeteren. Ik ben geen historicus en zeker geen militair historicus, ik heb alleen mijn eigen verhaal willen begrijpen vanwege het verdriet. Dat ik daarbij historici nodig had en dat ik daar niet genoeg aan had, wil ik niet als een beschuldiging aan het adres van De Jong uiten.”

In het hart
Voor 1996 liep Annie Bos het vertrek uit als de televisie beelden van oorlogen uitzond. Nu kan ze ze wel zien. Lopend naar haar bureau haalt ze een krant tevoorschijn. Op de voorpagina staat een foto van een Palestijns kindje. Het kijkt je treurig aan. Er loopt een bloedstreep van de neus naar de mondhoek. „Hoe is het over vijf jaar? Dan weet je niet hoe het gaat met dat kindje. Nu is het nieuws, maar straks, later? Hoe pakt de maatschappij dat op en wie pakt het op? Er zijn er te veel op de wereld. Het verhaal blijft in stand. Laten we ons daarvan bewust worden.”

Annie Bos heeft haar verhaal opgeschreven. De oorsprong van de vreugdeloosheid wortelde in de oorlog. Ze kent de levenslange uitwerking van zulke trauma's: de lichtheid verdwijnt uit het bestaan.

Ze heeft haar missie voltooid: „Ik hoop dat mijn boek van overstijgende waarde is. Oorlogen gaan door en mensen met dit soort ervaringen moeten steeds opnieuw aansluiting zien te vinden met het gewone leven. Laten we ervoor zorgen dat ze hun verhaal kwijt kunnen.” De naam van haar vader staat niet langer ergens ver weg op een steen, maar ook in haar hart. „Zijn verhaal en mijn verhaal horen bij elkaar. Het is het verhaal van de rode aarde.”