Boekrecensie

Titel: Boeddha
Auteur: Karen Armstrong

ISBN 90 5617 329 4
Pagina's: 212

Titel: Mozart
Auteur: Peter Gay
ISBN 90 5018 460 X
Pagina's: 181

Titel: Mao
Auteur: Jonathan Spence

ISBN 90 5617 331 6
Pagina's: 215

Uitgeverij: Balans
Amsterdam, 2001
Prijs: ƒ 35,- per deel

Recensie door drs. R. Toes - 29 mei 2001

Voor genre biografie is een bijna religieuze voorliefde ontstaan

Boeddha, Mozart en
Mao op papier

De ramsj. Dat was lange tijd de plaats waar biografieën in Nederland hun bestaan beëindigden. Waarom een heel verhaal over een persoon uit het verleden? Hou het maar kort: hij werd geboren, hij werkte en is uiteindelijk gestorven. Je moest wel lijden aan ernstige eenzaamheidsgevoelens om je bestaan te 'delen' met een ander in de vorm van een biografie. Deze houding ten opzichte van de biografie is de laatste jaren sterk veranderd. Uitgeverij Balans startte een serie met het leven van Boeddha, Mao en Mozart.

Er lijkt zelfs een bijna religieuze voorliefde voor de biografie te zijn ontstaan. In zijn Huizinga-lezing van 1997 over de biografie maakt Richard Holmes –biograaf van Engelse romantische dichters als Shelley en Coleridge– zelfs gewag van de bouw van een biografisch multimediamuseum, Biorama, in Engeland. In dit museum moeten reeds lang overleden beroemdheden op video en cd-rom herrijzen.

Over de oorzaken van deze omslag zijn de geesten verdeeld. Heeft het te maken met de millenniumwende? Hebben mensen meer behoefte om het verleden zo compleet mogelijk onder ogen te zien? Wellicht heeft het wegvallen van religieuze kaders er iets mee te maken. Mensen hebben immers behoefte zich met iets of iemand te identificeren. Op radio en tv nemen op zondagochtend geschiedenisprogramma's voor veel mensen de plaats van de kerkdienst. in

Opvallend is echter dat ook in de reformatorische gezindte de biografie het goed doet. Levens van predikanten uit bevindelijk gereformeerde kring laten zich uitstekend 'commercialiseren'. Misschien is hier sprake van een romantische vlucht naar het verleden, een gevolg van het formalisme in eigen kring. Men ervaart in de verhalen over dominees en oefenaars uit grootmoeders tijd iets van een verloren geestelijke wereld. Maar misschien is de belangrijkste oorzaak eenvoudig gelegen in het feit dat de uitgevers hun activiteiten hebben uitgebreid.

”In love”
Het schrijven van een biografie is geen sinecure. Een biograaf moet over een uitgebreide training beschikken: hij moet journalist, historicus, psycholoog en een goed auteur zijn. Een goede biograaf is immers niet alleen geïnteresseerd in de persoon in kwestie, maar ook in de tijd, in diens sociaal-culturele sfeer et cetera. Het is lastig vast te stellen wanneer een portret echt af is. De vraag is legitiem of het stadium van de absoluut waarheidsgetrouwe biografie ooit echt zal bestaan. Ik geloof het niet. Mensen zijn nu eenmaal niet geneigd het achterste van hun tong te laten zien.

Belangrijk is in ieder geval dat de biograaf wat hééft met zijn geportretteerde. De houding van de Britse historicus A. J. P. Taylor is wellicht overdreven: hij raakte „mildly in love with Bismarck.” Er moet echter wel iets in doorklinken van persoonlijke verbondenheid of juist van afkeer. In het laatste geval kan beter over de antibiografie gesproken worden, in het eerste geval kan de biografie ontaarden in een hagiografie.

Een hagiografie is onhistorisch. Het te bestuderen object wordt dan niet objectief benaderd. Zo werden Lenin en Stalin in de Sovjettijd benaderd als halfgoden en wellicht kan hetzelfde gezegd worden over de levensbeschrijvingen van bepaalde dominees uit onze gezindte. In de antibiografie heeft de auteur het vaste voornemen zo weinig mogelijk heel te laten van zijn object. Voor deze vorm van biografie lijkt een uitspraak van Oscar Wilde van toepassing: „Elke grote geest heeft zijn discipelen, maar het is altijd Judas die zijn biografie schrijft.”

Een voorbeeld van een antibiografie is de beschrijving van de historicus Presser van Napoleon. Hij beschrijft deze figuur op een moment dat twee equivalenten van hem, te weten Hitler en Mussolini, actief zijn. Het mag duidelijk zijn dat de minder sympathieke trekken van Napoleon vooral op de voorgrond geplaatst worden.

Boeddha-biografie
Uitgeverij Balans is onlangs gestart met een nieuwe serie korte biografieën. Het is de bedoeling zestien biografieën op de markt te brengen, die gelijktijdig zullen verschijnen in Engeland en de Verenigde Staten. In de aanbevelingsbrief wordt gesproken over „talentvolle en internationaal gerespecteerde auteurs” die hun persoonlijke visie geven op de essentie van het leven van beroemde personen uit de wereldgeschiedenis, zoals Jeanne d'Arc, Napoleon, Lincoln, Presley, Darwin en Augustinus.

De drie jongste biografieën van Balans voldoen naar mijn oordeel inderdaad aan dit profiel. Karen Armstrong, Peter Gay en Jonathan Spence zijn absoluut grote namen, passend in genoemd schrijversprofiel.

Karen Armstrong, gerenommeerd theoloog en ex-non, schrijft een biografie over Boeddha. Natuurlijk kan dan onmiddellijk de vraag gesteld worden of er over een figuur uit de zesde eeuw voor Christus echt een biografie geschreven kan worden. De bronnen falen dan toch. Maar Karen gaat haar gang. We zijn dikke pillen van haar gewend. Het is op zich al een prestatie dat ze zich nu heeft kunnen beperken tot ruim 200 pagina's.

Een boek over Boeddha lijkt een schot in de roos. Nederlandse christenen zetten immers meer en meer tal van traditionele geloofswaarheden overboord en tonen oprechte belangstelling voor oosterse wijsheid. Onze katholieke oud-premier Van Agt spreekt bijvoorbeeld met passie over de inspirerende werking van boeddhistische rituelen. In nogal wat Nederlandse kloosters wordt zenmeditatie beoefend. Het geloof-zonder-god spreekt kennelijk steeds meer Nederlanders aan. Het beeldje van Boeddha, Siddhartha Gautama, duikt steeds meer op in Nederlandse huiskamers. Het boek van Armstrong zal dus op een breed publiek kunnen rekenen.

Lesje yoga
De al eerder aangehaalde biografiespecialist Richard Holmes geeft in zijn Huizinga-lezing drie criteria voor een goede biografie: ten eerste moet het een legitiem onderwerp zijn. Legitimiteit is echter een subjectief gegeven. Wat voor de één legitiem is, is dat voor de ander niet. Ik kan me zo voorstellen dat orthodoxe protestanten niet echt zitten te wachten op een biografie van Boeddha. Die legitimiteit zou overigens fors nivelleren als we beseffen dat in feite van iedereen een biografie valt te schrijven. Wij worden immers allen, zoals wel eens relativerend wordt opgemerkt, gedreven door vergelijkbare motieven, bedrogen door dezelfde misvattingen, bezield door hoop, gehinderd door gevaar, verstrikt door begeerte en verleid door genot.

Een tweede criterium is voor Holmes het principe van de wetenschappelijke objectiviteit, de kritische instelling. Het lijkt me toe dat dit fundamenteel is; als dit principe goed gehanteerd wordt is zowel hagiografie als antibiografie uitgesloten. Armstrongs biografie lijkt echter ook op dit punt mank te gaan. Ze is zo enthousiast over Boeddha dat haar verhaal meer een propagandistische ondertoon heeft en soms vervalt in lesjes yoga.

Ten derde moet volgens Holmes een biografie rechtvaardigheid en verdraagzaamheid kweken. We moeten begrip krijgen voor onze medemens, ook en misschien wel juist als we een kloof ervaren door onze geloofsovertuiging, cultuur of maatschappelijke positie. Dit criterium staat lijnrecht tegenover het uitgaan van één waarheid, staat lijnrecht tegenover politieke of religieuze vooroordelen. Dit criterium past Armstrong naadloos. Als ex-non en christelijk theoloog begrip opbrengen voor Boeddha, dat is natuurlijk de relativering en verdraagzaamheid bij uitstek.

Geboetseerd
De andere twee biografieën, van Gay over Mozart en Spence over Mao, zijn uitstekend leesbare, redelijk gedocumenteerde beschrijvingen. Het blijven natuurlijk ook wel persoonlijke evocaties, zeker het boek van Gay over Mozart. Over Mozart is immers al zo veel geschreven dat een nieuw boek over hem meer zegt over de biograaf dan over het door de biograaf geboetseerde portret.

Over de legitimiteit van deze twee onderwerpen zal geen twijfel bestaan. De wetenschappelijke objectiviteit, daar staan deze twee gerenommeerde historici garant voor. In hoeverre kennis van Mao en Mozart begrip en verdraagzaamheid kweken valt moeilijk te verifiëren. Wel kan in het algemeen gezegd worden dat onbekend onbemind maakt. Misschien mag Holmes' criterium wel op deze wijze uitgelegd worden. Dit is dan tegelijkertijd een zo algemene interpretatie dat dit niet meer specifiek voor het genre biografie alleen geldt, maar voor de geschiedenis in het geheel.