Boekrecensie

Titel: Geschiedenis van Dordrecht van 1813 tot 2000
Redactie: Pim Kooij en Vincent Sleebe

Uitgeverij: Verloren
Hilversum, 2000
ISBN 90 6550 602 0
Pagina's: 456
Prijs: ƒ 85,00

Recensie door B. L. P. Tramper - 16 mei 2001

Geschiedenis van Dordrecht in drie delen geboekstaafd

De verdwijning van het zwarte pak

Wat? „Tegenwoordig houdt de Dordtse gereformeerde gemeente er vrijzinnige ideeën op na.” Dat kan niet waar zijn. Het is ook niet waar. Het zinnetje is klaarblijkelijk een ”slip of the pen” van dr. V. Sleebe, een van de auteurs van het derde en laatste deel van een goed gedocumenteerde serie over de geschiedenis van Dordrecht.

Het blijkt in dit citaat niet om de gereformeerde gemeente te gaan, maar om de gereformeerde kerk van Dordrecht. In een hoofdstuk over de ontwikkelingen van de kerken van 1813 tot 2000 beschrijft dr. Sleebe hoe zij na de Tweede Wereldoorlog een enorme groei doormaakten, maar ook hoe zij sinds de jaren zeventig zowel uiterlijk als geloofsinhoudelijk grote veranderingen ondergingen.

Dat laatste is onthutsend om te lezen. De Wilhelminakerk, in 1899 gebouwd en lange tijd het boegbeeld van het gereformeerde geloof, werd gemoderniseerd, waarbij het als somber en donker gekenschetste interieur plaatsmaakte voor een „meer blije ruimte.” Sleebe: „Hoewel de kerkenraad er in 1971 nog bezwaar tegen maakte dat er ambtsdragers in de Wilhelminakerk waren die niet een zwart pak droegen, verdween de zwarte kleding al snel helemaal uit de kerk.”

Ook inhoudelijk kwam een aantal vernieuwingen totstand. Ambtsdragers hoefden niet meer de Formulieren van Eenheid te ondertekenen en maatschappelijke thema's als oorlog, relaties en armoede kregen een grotere rol in de prediking. Tegenwoordig wordt in de catechese aandacht besteed aan de ideeën van Galileï en aan de oecumene. Van de zeven plaatselijke predikanten zijn er drie vrouw.

Kerkverlating
Ondanks alle vernieuwingen wist de gereformeerde kerk niet te ontkomen aan een proces van secularisatie. De meelevendheid van de leden met de kerk bleef ver achter bij de verwachtingen. Bij de hervormde gemeente was dat door de jaren heen niet veel anders. Hoewel deze gemeente eveneens na de Tweede Wereldoorlog in het kielzog van de stadsuitbreidingen de vleugels wist uit te slaan, kreeg zij al gauw te maken met een groeiende desinteresse van een groot deel van de leden.

Op den duur leidde dat tot massale kerkverlating. Het kerkelijk aanzien van Dordrecht onderging daardoor een metamorfose. In 1815, het jaar van waaruit deze geschiedbeschrijving vertrekt, noemde 83 procent van 17.000 inwoners zich nog hervormd, in 1909 was dat 64 procent (van de 46.000 inwoners) en in 1992 15 procent (van de 111.000 inwoners).

Sleebe beschrijft die ontwikkelingen met vlotte pen en gelardeerd met anekdotes. Aan de ontstaansgeschiedenis van de diverse afgescheiden gemeenten in Dordrecht schenkt hij echter maar beperkt aandacht. Of zij zich bovendien zullen herkennen in de beschrijving van hun belijden, is onwaarschijnlijk. De uitverkiezing staat bij hen centraal, aldus Sleebe. „Dat wil zeggen dat de mens in wezen verdoemd is en slechts enkelen de genade van God zullen ontvangen. Die genade blijkt uit de wedergeboorte: veelal na een periode van zware beproeving raakt de mens doordrongen van zijn schuld en ellende, en de macht van God.”

Overigens ziet Sleebe wel sinds de jaren tachtig en negentig „een zekere modernisering” optreden in de orthodox-protestantse kerken. Zij ontwikkelden volgens hem „een nieuw jargon, vooral wanneer ze jongeren tot een christelijke overtuiging proberen te brengen.”

Metropool
Behalve over religie gaat het in het derde deel van de serie ook over zaken als onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en ruimtelijke ordening. Het stadsarchief diende als de belangrijkste bron, waaruit een schat aan gegevens is geput. Volgens hoofdredacteur prof. dr. P. Kooij was het „niet allemaal even groots en meeslepend wat er de afgelopen twee eeuwen in Dordrecht gebeurd is.” Maar de schriftelijke neerslag van al die gebeurtenissen „vult honderden meters depotruimte.”

Het boek, voorzien van mooie foto's en illustraties, is helder van opzet. Voordat de diverse thema's aan bod komen, wordt een chronologie gegeven. Kooij verdeelt de afgelopen 200 jaar in vijf tijdperken. Hij noemt Dordrecht achtereenvolgens een stad in het isolement (1813-1850), een stad in verandering (1850-1900), een stad in wankel evenwicht (1900-1940), een stad in de oorlog (1940-1945) en ten slotte een metropool in een hoekje (1945-2000).

„De allure van een hoofdstad, die Dordrecht al eeuwenlang bezat, heeft de stad ook in de tweede helft van de twintigste eeuw proberen te behouden. Dat is niet op alle fronten gelukt. (...) Maar over het algemeen heeft Dordrecht toch de compleetheid weten te bewaren die een metropool kenmerkt”, concludeert Kooij. Volgens hem kan Dordrecht „binnen het stedelijk netwerk uitgroeien tot een volwaardige component van de Randstad, een 'metropool om de hoek'.”