Boekrecensie

Titel: In de schaduw van Scheherazade. Oosterse vertellingen in achttiende-eeuws Nederland
Auteur: Christien Dohmen

Uitgeverij: Vantilt
Nijmegen, 2000
ISBN 90 75697 34 1
Pagina's: 319
Prijs: ƒ 49,90

Recensie door drs. G. C. de Waard - 18 april 2001

Oosterse verhalen tieren volop in de achttiende-eeuwse beschaving

Moraliserende navolgers
van Scheherazade

Scheherazade, dochter van een edelman, trouwt met een koning die de gewoonte heeft elke nacht zijn echtgenote te doden om de schande van mogelijk overspel te voorkomen. Scheherazade weet aan dat lot te ontkomen door hem in duizend nachten een verhaal te vertellen totdat hij zijn gezond verstand teruggekregen heeft. Dat is het kader waarbinnen de beroemde verzameling oosterse verhalen ”Duizend en één nacht” totstandkwam.

In de „schaduw van Scheherazade” verschijnen in de achttiende eeuw talrijke oosterse verhalen, authentiek of niet-authentiek. Ze ademen een islamitische en wonderbaarlijke sfeer, zijn geschreven in een verheven stijl, hebben een allegorisch karakter en een moraliserende strekking. Zo karakteriseert Christien Dohmen in haar boek ”In de schaduw van Scheherazade. Oosterse vertellingen in achttiende-eeuws Nederland” 300 van die verhalen die zij heeft bestudeerd. Het zijn veelal westerse of voor het Westen bewerkte teksten.

In vier bijlagen geeft de schrijfster achtereenvolgens samenvattingen van de geanalyseerde verhalen met hun vindplaats, een overzicht van de afzonderlijk gepubliceerde fictie, een overzicht van de manieren waarop de teksten werden aangekondigd of getypeerd in de vier groepen waaruit Dohmens corpus is genomen (afzonderlijke teksten, satirische, spectatoriale en algemeen culturele tijdschriften), en ten slotte een opsomming van de ”oosterse gebieden” en volkeren uit het corpus.

Uitdrukkingen
Over dat Oosten zelf en het contact met de Nederlandse Republiek handelt het tweede hoofdstuk. Eerst worden de contacten sinds de Middeleeuwen met het Turks-osmaanse rijk besproken; dat verrijkte onze taal met allerlei uitdrukkingen die de visie op de Turken typeerden: enerzijds barbaren (”zo wreed als een Turk”), anderzijds godsdienstig tolerant (”liever Turks dan paaps”). Latere contacten met ”de Oost” –dat is het Verre Oosten– werden gelegd via de handel door de VOC.

Christien Dohmen bespreekt hoe de handelsproducten de receptie van het Oosten in het dagelijks leven mee bepaalden. Informatie over die wereld verschaften (al dan niet gefingeerde) reis- en andere informatieve teksten. Als bronnen voor de ”oosterse vertellingen” van westerse auteurs waren die teksten veel minder belangrijk dan eerder verschenen (pseudo-)oosterse literatuur.

De achttiende-eeuwse vertellingen bieden weinig oosters feitenmateriaal, maar zijn vooral gericht op morele kwesties. Het beeld van de islam en van zijn stichter was, over het algemeen, nog negatief (Mohammed: een bedrieger; de koran: gestolen uit boeken der christenen). Het Oosten diende in de vertellingen dan ook slechts als alibi om westerse misstanden aan de kaak te stellen, en als model: een verlicht, christelijk bestaan is in de meeste verhalen geprojecteerd op een oosterse, islamitische samenleving.

Beeld
Dohmen wilde het beeld van het Oosten vinden dat via de teksten aan de Nederlandse lezer werd gepresenteerd. Zij schetst dat beeld in hoofdstuk 4, de kern van het boek dus.

Het Oosten blijkt veralgemeniseerd, nationale stereotypen komen zelden voor: van Marokko tot China is het Oosten een vaagomlijnd gebied, dat zich van West-Europa onderscheidt door zijn specifieke religie. Dohmen bespreekt een aantal kenmerken van de oosterling in de verhalen.

Meer dan om de verschillen blijkt het echter te gaan om de overeenkomsten tussen oosterling en westerling. De laatste moet zich met de oosterling identificeren, die door veranderde levenshouding een voorbeeld is geworden. Lijkt de oosterse maatschappij (met despotische en/of vrouwzieke vorsten, wrede lijfstraffen en polygamie) anders dan de westerse, in beide wenst men weldadige staatslieden, rechtvaardige straffen en huwelijken uit liefde. De religie is de motor van oost en west: godvruchtig leven zou de maatschappij optimaal doen functioneren.

Verbroedering
”In de schaduw van Scheherazade” is een waardevolle bijdrage aan de kennis van het oosterse verhaal in Nederland. Van de 46 bladzijden van hoofdstuk 2 zou ik er graag een aantal ingeruild hebben voor een solider fundering van de stelling dat het uiteindelijke doel van de auteurs eerder verbroedering tussen christendom en islam geweest is dan een scheiding van twee werelden (blz. 149). Blijkt dat echt uit de teksten? Projectie van het ideaal van een verlicht, christelijk bestaan op een oosterse, islamitische samenleving is iets anders dan streven naar een „al dan niet bewust uitgedragen boodschap van een broederschap tussen christendom en islam” (blz. 161).