Boekrecensie

Titel: Geschiedenis en ethiek. Historisch besef in de traditie van Hegel
Auteur: Timo Slootweg

Uitgeverij: Damon
Leende, 2000
ISBN 90 5573 150 1
Pagina's: 308
Prijs: ƒ 44,90

Recensie door mw. dr. C. C. van den Haspel - 11 april 2001

Promovendus plaatst zich in de marge van historiciland

Plutarchus, Slootweg
en het historisch besef

Wie kent ze niet? Geschiedenisleraren die constateren dat kennis van het verleden in de huidige maatschappij nauwelijks meer telt. Er is zelfs een term voor: marginalisering of statusverlies van historische kennis. Wel telt de historische sensatie, de spectaculaire tentoonstelling of de spannende video over de invasie in Normandië. De houding die Timo Slootweg in ”Geschiedenis en ethiek” tegenover het verleden aanbeveelt, wijkt af van de visie van de massa.

Sensatie is wat anders dan gedegen historische kennis en zeker niet hetzelfde als historisch besef, die veelgebruikte term in de discussies over de echte of vermeende marginalisering van het verleden in de hedendaagse maatschappij.

Alleen, wat is historisch besef? Historisch besef is onze houding tegenover het verleden. Maar binnen deze definitie kunnen de accenten heel verschillend worden gelegd. Het kan een vooral deterministische houding bedoelen: het heden is het resultaat van het verleden; het heden kan dus nooit meer mogelijkheden in zich bergen dan de historische ontwikkeling toestaat.

Anderzijds kan met historisch besef ook bedoeld zijn dat het verleden als een levensbeschouwelijk oriëntatiepunt gaat werken. Bij alle wisselvalligheden van het bestaan vraagt de mens zich dan af hoe zij die ons voorgingen tegenover ziekte en dood stonden, tegenover macht en onderdrukking, integriteit en corruptie – om maar enkele aspecten van het leven te noemen. Geschiedenis wordt op deze manier –in de woorden van Plutarchus– een ethisch leerboek.

Voorbeeldfunctie
Pas in de achttiende eeuw begon het geloof in de voorbeeldfunctie van de geschiedenis te wankelen. Later, in de negentiende eeuw, werd de bovenstaande exemplarische geschiedbeschouwing officieel zelfs geheel losgelaten. Het verleden moest bestudeerd worden omwille van zichzelf en niet om er ethisch wijzer van te worden. Deze nieuwe kijk op het verleden –met historici als Niebuhr en Ranke– gaf ook aan het begrip historisch besef een andere kleur.

Historisch besef werd de aanduiding voor de overtuiging dat een groep mensen –Nederlanders, Engelsen, Fransen, kortom van welke nationaliteit dan ook– nooit een willekeurige groep personen is. Mensen die tot een bepaalde cultuur behoren, hebben een gemeenschappelijk verleden en daardoor in het heden eenzelfde identiteit. In deze visie was kennis van het verleden dus buitengewoon nuttig: historische kennis werd geacht als bindmiddel te fungeren om mensen die in velerlei opzicht verschillend waren –sociaal, economisch of kerkelijk– bij elkaar te houden. Kortom, kennis van het verleden als bron van het wijgevoel.

Timo Slootweg, schrijver van het proefschrift waaraan het voorgaande is ontleend, gelooft niet meer in historisch besef als identiteitsverschaffer. Onder druk van de moderne ontwikkelingen en het postmoderne denken is de samenleving zo gefragmentariseerd en zijn de mensen zo geïndividualiseerd, dat historisch besef als identiteitsverschaffer niet meer helpt. Het is een goed bedoeld idee, maar het kan de fragmentatie en het ver doorgeschoten individualisme in onze samenleving niet meer helen. Slootweg wil terug naar de tweede betekenis van het begrip historisch besef, die van geschiedenis als oriëntatiepunt.

Ethische dimensie
Uiteraard is Slootwegs interpretatie van historisch besef niet een kopie van wat Plutarchus beweerde. Slootweg verkent eerst het begrip besef aan de hand van wat de filosoof Verhoeven daarover opmerkte, dan maakt hij een omweg langs het denken van Hegel, Heidegger en Derrida, om ten slotte aan de term historisch besef de door hem gewenste betekenis te geven.

Besef is een ontluikend inzicht dat de mens niet kan afdwingen. Het overkomt hem. Bovendien heeft het begrip een ethische dimensie; langzaam maar zeker dringt een norm door tot 's mensen bewustzijn. Toegepast op het verleden kan men zeggen: historisch besef is een voortdurend gesprek, een deliberatieproces, waarin de mens uit het hier en het nu zijn voorgangers bevraagt naar hun motieven, hun normen, hun waarden en hun beweegredenen. In de confrontatie met hun waarden licht een norm op die de hedendaagse mens richting moet geven in zijn existentiële ogenblikken. Deze norm is niet per definitie subjectief; het is niet automatisch een norm van eigen makelij. Bij zijn studie van wat Hegel, Heidegger en Derrida schreven, is Slootweg tot de conclusie gekomen dat het Joods-christelijke denken de rede kan 'bijlichten'. Met andere woorden: het gesprek dat Slootweg wil voeren, is een driehoeksgesprek, een gesprek van de moderne mens met de geschiedenis en de Joods-chistelijke traditie.

Marge
Wie niet helemaal een vreemdeling is in historiciland zal begrijpen dat Slootweg zich met zijn visie op de geschiedenis in de marge heeft geplaatst. In de geschiedeniswetenschap overheerst immers de liberale benadering waarin sommige grondgedachten van Ranke nog steeds worden gehuldigd en andere worden afgewezen. Een van de constanten in het historische denken sinds de negentiende eeuw is de overtuiging dat het verleden uniek is; het verleden is net een vreemd land waar de mensen de dingen anders doen. En dat is nu juist wat Slootweg betwijfelt.

Volgens hem zijn situaties en personen uit het verleden gedeeltelijk uniek; voor het andere deel zijn zij algemeen. Volkerenmoord op de Balkan heeft weliswaar een andere context dan volkerenmoord in Afrika, maar het menselijke leed is gelijk. Dankzij dit universele aspect, eigen aan historische gebeurtenissen, kan de hedendaagse mens de mens uit het verleden bevragen naar diens waarden en normen. Het universele aspect is als het ware de basis waarop het gesprek wordt gevoerd.

Over Slootwegs benadering van het verleden zou nog veel op te merken zijn. Maar het belangrijkste is wel dit: het is te hopen dat de auteur in de toekomst de kans krijgt om in gewone mensentaal zijn ideeën te ontvouwen. Zij zijn de moeite waard. En de lezer is dan verlost van al die geleerdheid die nu eenmaal bij een proefschrift hoort, maar waardoor het boek er niet toegankelijker op wordt.