Boekrecensie

Titel: Schittering en schandaal. Biografie van Maerten en Cornelis Tromp
Auteur: Ronald Prud'homme van Reine

Uitgeverij: De Arbeiderspers
Amsterdam/Antwerpen, 2001
ISBN 90 295 3572 5
Pagina's: 456
Prijs: ƒ 65,-

Recensie door Tineke Goudriaan - 4 april 2001

Dubbelbiografie over Maerten en Cornelis Tromp

„O Harpertszoon, ghij zijt ons harp!”

Michiel de Ruyter en Piet Hein zijn bekende vaderlandse zeehelden. Niet dat elke Nederlander exact van hun daden op de hoogte is, maar ieder kind kan wel een liedje over de twee zingen. Maerten Tromp moet het alleen met een straatnaambordje doen. En zijn zoon Cornelis? Dat was een boef. De eeuwigheid zal zijn rol bij de moord op de twee broers De Witt aan het licht brengen. Dr. Ronald Prud'homme van Reine heeft beider Trompen leven te boek gesteld. ”Schittering en schandaal” noemt hij zijn dubbelbiografie.

Vanwaar die onbekendheid met de twee zeventiende-eeuwse zeehelden Tromp? Zeker Maerten, de vader, hoort tot de grootste admiraals die ons land heeft gekend. Maar ook Cornelis bewees tijdens grote zeeslagen (Lowestoft (1665), Schoonevelt en Kijkduin (1673)) zijn moed, zeemanschap en maritiem talent. Tijdens hun leven waren beiden echte volkshelden. Allerlei portretjes werden verkocht, verhalen deden de ronde en ze inspireerden dichters. Joost van den Vondel roemt:

O Harpertszoon, ghij zijt ons harp!

O, Tromp, men zal uw deught trompetten,

Waer 's hemels gunst ons zeevaert bouwt.

U komt een scheepskroon toe van gout.

Ook Cornelis, een gedreven orangist, werd later bejubeld.

Schandalen
Biograaf dr. Ronald Prud'homme van Reine denkt dat hij wel weet waarom beiden inmiddels tot weinig meer dan een naam zijn vervaagd. „Het heeft alles te maken met de misdragingen van verwanten en nazaten. Harpert Tromp, de broer van Cornelis en burgemeester van Delft, viel bijvoorbeeld rond 1686 in ongenade bij stadhouder Willem III wegens zijn politieke intriges. Zwager Johan Kievit, ex-burgemeester van Rotterdam, werd in 1689 uit de Republiek verbannen omdat hij zich schuldig had gemaakt aan grootscheepse fraude. Ook latere Trompen raakten bij schandalen betrokken.

De laatste levensjaren van Tromp jr. waren ook niet erg eervol. Niet voor niets was op zijn begrafenis geen enkele vertegenwoordiger van de Staten-Generaal of de Staten van Holland present, terwijl hij toch opperbevelhebber van de Nederlandse vloot was geweest.

Dat de Trompen minder bekend zijn dan Michiel de Ruyter en Piet Hein heeft er ook mee te maken dat De Ruyter grote(re) overwinningen op zijn naam had staan. Maerten Tromp maakte vooral nederlagen mee. Het was zijn verdienste dat hij die met een uiterst zwakke vloot toch beperkt wist te houden. De Ruyter is verder in de zeventiende eeuw vereerd met een biografie. De aardige anekdotes die uit zijn leven bekend zijn, missen we bij Maerten Tromp. Deze was zeker niet de mindere van Piet Hein, maar heeft nooit een zilvervloot binnengehaald. Het heeft Hein zelf ook wel eens verbaasd dat hij om de zilvervloot werd bejubeld – hij had wel zwaardere gevechten geleverd...”

Postzegels
De Hagenaar Prud'homme van Reine woont net niet in de zeeheldenbuurt van zijn stad, hij heeft wel zijn leven min of meer aan vaderlandse marinemannen verpand. Inmiddels staat niet alleen een biografie van Michiel de Ruyter (1996) op zijn naam, maar ligt ook zijn dubbelbiografie van vader en zoon Tromp in de winkel. Het proefschrift dat hij eerder schreef, behandelt een minder bekende zeeman: de achttiende-eeuwse officier Jan Hendrik van Kinsbergen.

Toen de auteur als negenjarige jongen het standbeeld van De Ruyter in Vlissingen had gezien en dat van Piet Hein in Delfshaven, rustte hij niet voordat hij ook een geboetseerde Tromp kon bekijken. Hoe raakt iemand zo zee-minded? Prud'homme van Reine: „Ik spaarde al op mijn zesde jaar zeeheldenpostzegels. Mijn moeder vertelde me wie de personen waren. Een paar jaar later kreeg ik een oud platenboek uit 1941 in handen. Daarin herkende ik figuren. Ik las ook graag over heldendaden op zee, jongensboekjes zoals ”De drie matrozen van Michiel de Ruyter” en ”Paddeltje” van Johan Been, en verhalen van K. Norel. Hoe verklaar je dat? Misschien heeft het ermee te maken dat ik dicht bij zee ben geboren, in Den Haag. En dat mijn grootvader in het leger heeft gezeten. Misschien ook dat mijn moeder in Indië is geboren?”

Prud'homme heeft altijd veel belangstelling voor geschiedenis gehad, maar de vaderlandse zeehelden raakten op de middelbare school een beetje uit beeld. „De twintigste-eeuwse geschiedenis trok me meer. Ik ging geschiedenis in Leiden studeren, maar daar deed ik eigenlijk niets aan zeegeschiedenis. Totdat ik bij prof. J. R. de Bruijn een werkcollege ging volgen waarin brieven van een onbekende zeekapitein werden onderzocht. Ik ben op dat onderwerp ook afgestudeerd.”

Heldenverering
De historicus werkte vanaf het midden van de jaren '80 op verzoek van het zogenaamde Van Kinsbergenfonds aan een proefschrift over zijn naamgever: de zeeofficier Jan Hendrik van Kinsbergen. In de tijd dat hij na zijn promotie in het scheepvaartmuseum in Rotterdam tentoonstellingen samenstelde en kleine publicaties schreef, deed hij tegelijk onderzoek naar een grotere zeevaarder: Michiel de Ruyter. „Dat gebeurde op verzoek van Martin Ros van de Arbeiderspers. Hij vond dat die grote held een biografie verdiende. De laatste dateerde uit 1928, van de Leidse historicus P. J. Blok, maar op dat werk is altijd veel kritiek geweest. Het zou rieken naar heldenverering. Vóór Blok schreef een zeventiende-eeuwse predikant, Gerard Brandt, het laatste boek over De Ruyter.”

In de tijd dat Prud'homme aan zijn De Ruyter-biografie begon, was het niet de mode om grote mannen op de voorgrond te plaatsen. „In de geschiedkundige wereld draaide het in de jaren '60 en '70 om structuren en achtergronden, vooral op sociaal-economisch terrein. Dat duurde tot in de jaren '80. Het heeft ongetwijfeld met angst voor nationalistische trekjes te maken, al leefde er in de jaren '60 ook duidelijk een karikatuur. Zeehelden werden als moordenaars gezien, die mensen doodden. Met mijn biografieën probeer ik belangstelling terug te brengen voor zeehelden uit een tijd dat de Nederlanden tot de wereldmachten behoorden. We waren zelfs opgewassen tegen de Engelse vloot.”

Of Prud'homme van Reine zelf niet in de val van heldenverering valt? „Ik heb genoeg afwisseling. Vier figuren heb ik nu bestudeerd. Het zou veel moeilijker zijn als ik twintig jaar met één persoon bezig zou zijn. Wat mij betreft is vijf jaar het maximum. Ik geef toe dat het wel voortdurend zeehelden betreft, maar ze verdienen de aandacht ook. Ik hoop nu nog een biografie over Piet Hein te schrijven. Dan is het Schluß.”

IJdeltuit
Het onderzoek naar de beide Trompen zat de biograaf redelijk mee. Eén bezwaar was er: het familiearchief bestaat niet meer. Na alle schandalen heeft de familie het wellicht vernietigd. Prud'homme moest het doen met het kleine overblijfsel van het familiearchief dat in de Koninklijke Bibliotheek ligt en met losse brieven. Hij doorzocht de collecties van de Staten-Generaal en bestudeerde in Londen stukken van Cornelis' zwager Johan Kievit.

„Ik heb een aantal nieuwe dingen ontdekt. Van Maerten Tromp wisten we niet waar hij had gewoond. In het gemeentearchief van Rotterdam ontdekte ik dat hij in Beijerland een herenhuis heeft gehad. Het was bekend dat Maerten een grote rol in zeeslagen heeft gespeeld, maar zijn tactieken waren bijvoorbeeld onbekend.”

Een hoogtepunt tijdens het onderzoek vormde de informatie die Prud'homme vond over Cornelis' betrokkenheid bij de moord op de gebroeders De Witt. Hij reconstrueerde ook de rol die stadhouder-koning Willem III daarbij heeft gespeeld (zie kader). Een rapport leverde verder nieuwe informatie op over hoe het er bij Cornelis aan boord toeging. Informatie die destijds overigens tot zijn ontslag had geleid. Een brief uit het Engelse archief bevatte gegevens over Cornelis' betrokkenheid bij een aanslag op Michiel de Ruyter.

De schandalen rond Cornelis Tromp maken hem voor de biograaf het interessantst. „Vader Maerten was duidelijk zijn meerdere. Hij was dapper, braaf en van grote betekenis voor de marine. Cornelis miste veel van diens goede eigenschappen: het gevoel voor discipline, geduld, zelfbeheersing en tact dat van iemand een echte leider maakt. Cornelis was een ijdeltuit, een parvenu, en stootte met zijn optreden veel mensen af.

Hij vond bijvoorbeeld dat hij na de dood van zijn vader meer recht op het commando over de vloot had dan de ervaren admiraal De Ruyter. Stel je voor, hij was toen een 24-jarige schout-bij-nacht. Door zijn eigengereidheid werkte hij zich vaak in de nesten, maar dat maakt hem voor een biograaf natuurlijk een boeiend figuur.”

Vroom mens
Prud'homme van Reine vindt Maerten bij uitstek een vroom mens. „Zijn moeder moet daarbij een voorname rol hebben gespeeld. Vader was sowieso veel op zee. Notariële akten laten zien dat zijn moeder een vrome vrouw was, die geld naliet voor een weeshuis. Je ziet dat Maerten aan de vooravond van zeeslagen tot God bad. Michiel de Ruyter deed dat misschien nog vaker. Bij Cornelis merk je daar weinig van. Hij toonde weinig betrokkenheid met de kerk, al zat hij wel in de kerkenraad van de gemeente van 's-Graveland. Aan het eind van zijn leven, op zijn sterfbed, kreeg hij het moeilijk. Hij had geen gerust geweten.”