Boekrecensie

Titel: De briefwisseling van Anthonie Heinsius, 1702-1720
Auteur: A. J. Veenendaal (ed.)

Uitgeverij: Instituut voor Nederlandse Geschiedenis
Den Haag, 2001
ISBN 90 5216 116 x
Pagina's: 914
Prijs: ƒ 164,-
De serie van negentien delen kost totaal ƒ 2200,-

Recensie door Tineke Goudriaan - 4 april 2001

Uitgave van 23.764 brieven uit correspondentie van Heinsius

Een staatsman met brede ervaring

Deel negentien van de briefwisseling van raadspensionaris Anthonie Heinsius (1689-1720) is uit. Het is (weer) een dikke pil van meer dan 900 bladzijden, die 'slechts' de correspondentie tussen 1702 en 1720 bevat. De 23.764 brieven van de hele Heinsius-uitgave leggen het Nederlandse staatsbeleid van voor de stadhouderloze tijd bloot. Veel staatszaken, weinig persoonlijke mededelingen. Voer voor serieuze historici.

De verschijning van het laatste deel van Heinsius' briefwisseling is reden voor een feestje. Dat heeft het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ING, een onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) ook gedacht. Vorige week donderdag en vrijdag waren allerlei bekende en minder bekende historici te vinden op het Heinsius-congres dat het ING in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag organiseerde.

Natuurlijk ging het die twee dagen over Heinsius, maar vrij rondlopend feestvarken was drs. A. J. Veenendaal. De verschijning van de negentien kloeke delen is min of meer zijn levenswerk; hij heeft er meer dan een kwarteeuw zijn beste krachten aan gegeven. Veenendaal lijkt opgelucht door de afsluiting. „Toen ik aan het project begon, had ik me niet kunnen voorstellen dat het dit zou worden”, zegt hij met een blik op de serie groene banden, de bekende outfit van de onder historici bekende Rijks Geschiedkundige Publicatiën.

Buitenlandse sprekers
Veenendaal nodigde voor het tweedaagse congres allerlei bekende namen uit. Prof. dr. Jonathan Israel uit Princeton, Amerika, –vooral bekend van zijn standaardwerk over de Republiek der Nederlanden– mocht het spits afbijten met een lezing over Heinsius' staatsmanschap en de Hollandse ”Raison d'État”. Behalve prof. Israel waren redelijk veel buitenlandse historici uitgenodigd om te spreken: John Stapleton uit Ohio, John B. Hattendorf uit Newport, David Onnekink uit Londen en John T. O'Connor uit New Orleans. Prof. Israel is duidelijk niet de enige niet-Nederlandse historicus op wie de Nederlandse Republiek aantrekkingskracht uitoefent. Toegegeven, in die tijd was de Republiek een grootmacht waar niemand omheen kon.

Samen met een zestal Nederlandse sprekers hielden zij Heinsius' betekenis onder het lamplicht. Hij was een van de leidende staatslieden uit de Republiek en medeverantwoordelijk voor de internationale allianties tegen het Frankrijk van Lodewijk XIV. De lezingen waren tamelijk militair van kleur; ze belichtten de coalities, de rol van de Republiek en het aandeel van Heinsius daarin, en de wijze waarop coalities in politiek en militair opzicht in de praktijk functioneerden. Donderdag stond Heinsius in internationaal perspectief; geleidelijk aan groeide de aandacht voor de Republiek en voor de persoon van Heinsius.

Zakelijk
Tijdens de conferentie kwam Heinsius naar voren als een internationaal bekend staatsman met brede ervaring. Iemand die nauw met stadhouder-koning Willem III had samengewerkt, maar 'slechts' instrument van de stadhouder was en die gedacht werd de belangen van Holland te behartigen. Heinsius heeft zich sterk gemaakt voor de militaire macht van de Republiek te land en ter zee. Voor hem was de militaire rol vooral nog een beteugeling van het Franse expansionisme. Al werd hij vereenzelvigd met de politiek van Willem III, na 1702 –het jaar waarin deze sterft en de begindatum van de nu verschenen brieveneditie– nam zijn invloed af, zij het minder dan die van andere vertrouwelingen van Willem III.

De geëditeerde brieven zijn bijna zonder uitzondering zakelijk van karakter. Dit laatste deel bevat 744 exemplaren, waarvan er maar 27 van Heinsius persoonlijk zijn. Ups en downs in de internationale verhoudingen zijn gemakkelijk uit Heinsius' correspondentie te destilleren. Ook binnenlandse zaken baren de raadspensionaris zorgen. Er is gebrek aan eenheid, de gemeenschappelijke belangen worden verwaarloosd, het particularisme van de meeste gewesten is hinderlijk... „Heinsius ziet de problemen wel scherp, maar weigert daadwerkelijk in te grijpen door anderen zijn wil op te leggen”, zegt Veenendaal. „Hij is er ook de man niet naar om knopen door te hakken.”

Veel brieven, maar ze vertellen niets over het persoonlijk leven van Anthonie Heinsius. Het is daarom handig dat de inventaris van zijn boedel in deze laatste editie is opgenomen. Die laat zien dat de raadspensionaris vrijwel zijn hele vermogen –en dat was aanzienlijk– in Hollandse obligaties had belegd. De inventaris maakt ook duidelijk dat Heinsius' levenswijze uiterst bescheiden was en dat hij teruggetrokken leefde. De raadspensionaris moet wars van uiterlijk vertoon zijn geweest. Hij woonde in een huurhuis in een wat achteraf gelegen straat in Den Haag, bezat geen buitenplaats of boerderij, geen jacht, geen rijpaarden.

Bibliotheek
Helaas bevat de boedelbeschrijving geen beschrijving van zijn bibliotheek. De boeken en papieren gingen rechtstreeks naar een van zijn erfgenamen, zijn neef, de latere raadspensionaris Anthonie van der Heim. Een van diens nazaten heeft in de negentiende eeuw het hele archief van Heinsius aan het Rijk geschonken, maar de boeken zijn her en der terechtgekomen.