Boekrecensie

Titel: De tempeliers. Afrekening met een legende
Auteur: Koert ter Veen

Uitgeverij: Aspekt
Soesterberg, 2000
ISBN 9075323891
Pagina's: 345
Prijs: ƒ 49,95

Recensie door dr. R. P. de Graaf - 21 februari 2001

Auteur Koert ter Veen gaat legenden met legenden te lijf

Vechten met een driedubbele gelofte

Het is en blijft een vreemde zaak, de combinatie van zwaarbewapende militair met de dominee of meneer pastoor. Natuurlijk, het is de twaalfde eeuw en het pas bevrijde Israël moet worden verdedigd tegen de blinde heidenen, en wat doe je als een stel jongkerels, geschoeid met Schrift en zwaard, hun diensten aanbiedt? We hebben het over de tempeliers, die zich sierden met een achtpuntig kruis, overeenkomstig de zaligsprekingen uit de Bergrede. „Non nobis: niet ons, Heere, maar Uw naam zij de eer” stond in hun vaandel.

Je had ook andere orden, zoals de Duitse orde, de Engelse orde en die van de hospitaalridders, johannieters, lazaristen en maltezers. Tempeliers heetten zo omdat ze van koning Boudewijn II, die begin twaalfde eeuw in een deel van Israël de baas was, mochten wonen in zijn paleis, dat weer gebouwd was op de beroemde Tempelberg, waar eertijds Salomo's tempel had gestaan. Vanaf 1120 legden de tempeliers in Jeruzalem hun geloften af. Het speciale is dat ze net als gewone monniken de driedubbele gelofte van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid deden, maar daarnaast als echte ridders beloofden het Heilige Land van vijanden te schonen.

Het vreemde van die combinatie is dat de geestelijke en de soldaat geïntegreerd zijn, de man die getraind is om te doden dezelfde is als degene die toegewijd is tot gebed en devotie. Maar had Christus Zelf in de hof Petrus niet verboden om met het zwaard in te hakken op soldaat Malchus of op zovelen anderen die in die tijd Israël hadden bezet? Was het koninkrijk der hemelen wel gegrondvest op de wapens van mensen?

Losse flodder
„God wil het!” had de paus geroepen, en ze waren op weg gegaan. Met duizenden om de pelgrims te beschermen en het land te veroveren. Een vermaard theoloog uit die tijd als Bernard van Clairvaux porde het heilig vuur flink op: „De soldaten van Christus strijden onbevreesd Gods veldslagen, op geen enkele wijze bezorgd over de zonde van het doden van de vijand of zelf gedood worden, want een dood volbracht of ondergaan in de naam van Christus is volstrekt geen zonde.”

Dat zo'n christelijke jihad wel haaks moest staan op het Woord, heeft de uitslag van de kruistochten bewezen, immers uit niets blijkt dat het Gods wil was om Israël blijvend in handen te houden. Binnen 200 jaar na de eerste kruistocht was het sprookje uit en hielden de moslims langer dan 600 jaar de zaak onder controle.

Tegen deze achtergrond schreef Koert ter Veen het informatieve boek ”De tempeliers. Afrekening met een legende”. Het is een goede zaak dat in ons taalgebied aandacht wordt besteed aan dit historisch fenomeen. Positief is daarbij dat de schrijver aan een veelheid van aspecten aandacht heeft besteed. Helaas zit hier ook de kneep. Het blijkt al uit de pretentieuze ondertitel: de verhaallijn wordt door van alles en nog wat onderbroken –hier een orderegel, daar wat kloosterbezit in Vlaanderen– om legende op legende te lijf te gaan.

Soms is het te zot voor woorden. Een enkel voorbeeld van een losse flodder. Van de vierde kruistocht schakelt Ter Veen meteen over op de lijkwade van Turijn en zonder enige scrupule besluit hij deze paragraaf met een mededeling tussen haakjes: „(Picknett en Prince lanceren in hun boek (...) een andere theorie: de Lijkwade van Turijn is, onder vele andere dingen, een vijfhonderd jaar oude foto van niemand anders dan Leonardo da Vinci.)” Punt uit. Hoe dat zomaar kan, een foto in 1500, en wat de geniale kunstenaar in het Constantinopel van 1204 te zoeken had, mag de lezer allemaal zelf opzoeken in Picknett en Prince.

Notoire drinkers
Zo kun je voorts toch niet zeggen dat „kennis van het Latijn in de middeleeuwen immers bepaald geen gemeengoed was”? Let op dat „immers”, want op geen enkele manier doet de schrijver zijn best om aan te tonen dat de bijbellezingen in de eetzaal door de ridders niet begrepen werden. Trouwens, is het onderwerp van Ter Veen ineens de verhouding volkstaal-kerktaal geworden? Nee, want hij zwijgt vervolgens in alle talen. Dat hij soms te snel zijn oordeel klaar heeft, blijkt bijvoorbeeld ook uit zijn opmerking dat „Villani's verhalen” –bedoeld wordt de Florentijnse kroniek van Giovanni Villani– „hedentendage als fantasieën” worden afgedaan. Ik heb vorig jaar zelf in Florence geconstateerd dat voor menige Italiaanse historicus het tegendeel geldt. Hoe zit dat dan?

De enige legende blijft nog de relatie tempeliers met het 'een stuk in de kraag drinken'. Van veel dingen zijn de tempeliers later beschuldigd, van homoseksualiteit tot zwarte magie, maar niet dat het notoire drinkers waren. Met Ter Veens ridders is het inderdaad niet best afgelopen. Het slot van het drama was de uitroeiing van de orde en het in beslag nemen van haar Franse bezittingen door koning Filips IV, met de zegen van paus Clemens V, die op dat moment in Avignon resideerde en precies deed wat de koning voorschreef. De Franse en de Engelse ridders werden begin dertiende eeuw grotendeels doodgemarteld en anderszins uitgeroeid. Bij ons niet, want hier hadden ze slechts een enkele commanderij.

Echec
Aanleiding voor hun ondergang was de hebzucht der koningen en de hoge kosten van hun buitenlandse politiek. Een diepere oorzaak is dat de orde na het echec van de kruistochten te ouderwets gebleven was. Ze hadden geen nieuwe vijanden opgezocht, zoals de Duitse orde in Oost-Europa, of nieuwe steunpunten om de handel te verdedigen, zoals op Malta. Ten tweede hadden ze zich verkeken op hun christelijke medebroeders, die nog grotere vijanden bleken. De Engelse en de Franse koning, aartsbisschoppen hier en ginder, paters dominicanen van de inquisitie, ze waren belust op geld en macht. Er werden schijnprocessen gevoerd en het kerkrecht werd wreed verkracht. Kon een kerk nog dieper zinken?