Boekrecensie

Titel: Memoires van over het graf
Auteur: François-René de Chateaubriand; samenstelling, vertaling en inleiding: Frans van Woerden

Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam 2000
ISBN 90 290 5263 5
Pagina's: 389
Prijs: ƒ 49,50

Titel: Haal ik de eeuwigheid wel? Biografie van François-René de Chateaubriand
Auteur: Frans van Woerden

Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam 2000
ISBN 90 290 5826 9
Pagina's: 176
Prijs: ƒ 39,50.

Titel: De kruisgang van het christendom
Auteur: Robert Lemm

Uitgeverij: Aspekt
Soesterberg, 2000
ISBN 90 75323 79 4
Pagina's: 158
Prijs: ƒ 34,95

Recensie door dr. A. Th. van Deursen - 31 januari 2001

Open ogen voor
Gods aanwezigheid

„Waarom moest ik toch een tijd meemaken waarin ik zo slecht pas? Waarom ben ik tegen mijn gevoel in royalist geweest in een tijd dat een miserabele hofkliek me verstaan noch begrijpen kon? Hoe ben ik toch ooit terechtgekomen in dat groepje middelmatigheden dat me voor heethoofd uitmaakte zodra ik het over moed had, me voor revolutionair uitmaakte zodra ik het over vrijheid had?” Misschien dat een enkele lezer in dit citaat de auteur heeft herkend, en nu bij zichzelf zegt: dat kan niemand anders geschreven hebben dan François-René de Chateaubriand. Vele anderen echter zullen ook met deze enkele naam nauwelijks geholpen zijn.

Chateaubriand dacht niet klein van zichzelf, zoveel heeft iedereen uit die ene aanhaling al wel kunnen leren. Maar zo beroemd als hij reeds dacht te zijn en nog meer hoopte te worden, is hij niet meer. We moeten daarom eerst iets over hem vertellen. Chateaubriand werd geboren in 1768, en stierf tachtig jaar later, in 1848. Hij moest dus leven in wat cynisch ingestelde mensen een interessante tijd plegen te noemen. Eerst de Franse revolutie, toen Napoleon, daarna het herstelde koninkrijk van de Bourbons, vervolgens de revolutie van 1830 die het huis Orléans aan de macht bracht, en helemaal aan het einde nog de val van deze dynastie in de revolutie van 1848.

Wie drie revoluties heeft meegemaakt en drie vorstenhuizen heeft zien vallen mag gerust zeggen dat hij genoeg heeft beleefd om zijn herinneringen op papier te mogen zetten. Chateaubriand is ook geen werkloze toeschouwer geweest. De Franse revolutie heeft hij bestreden als soldaat, Napoleon als journalist. Onder de Bourbons heeft hij dienstgedaan als ambassadeur in Londen en als minister van Buitenlandse Zaken. Tussendoor heeft hij lange reizen gemaakt naar Canada en de Verenigde Staten, naar Egypte en het Heilige Land.

Biografie
Meer mensen hebben zo'n drukbezet bestaan gekend, en bijna allemaal zijn ze nu totaal vergeten. Chateaubriand heeft echter ook boeken geschreven, en aan twee vooral heeft hij zijn reputatie te danken. Het eerste, ”Le Génie du Christianisme”, gaat over het christendom. Het tweede, de ”Mémoires d'Outre-Tombe”, is een uitvoerige beschrijving van zijn eigen leven. Dat boek is onlangs door Frans van Woerden in het Nederlands vertaald –zij het in verkorte vorm– onder de titel ”Memoires van over het graf”. De vertaler gaf bovendien afzonderlijk een beknopte biografie van Chateaubriand, ”Haal ik de eeuwigheid wel?”

Chateaubriand heeft jarenlang aan zijn memoires gewerkt, maar ze mochten pas na zijn dood in het licht komen. Hij heeft zich dus bij voorbaat onttrokken aan de kritiek, en kon over zichzelf en anderen alles zeggen wat hem beliefde. Andere auteurs die hun levensverhaal postuum hebben uitgegeven, hebben van hun vrijheid van spreken ruim gebruikgemaakt. De ”Confessions” van Jean-Jacques Rousseau bijvoorbeeld kenmerken zich door een soms pijnlijke openhartigheid, maar daarin heeft Chateaubriand hem niet gevolgd. „Ik zal het slechts over mezelf hebben voorzover dat strookt met mijn menselijke waardigheid en, als ik dat zo mag zeggen, mijn gevoel van eigenwaarde.” Zo zag hij zijn boek al toen het nog geschreven moest worden, en hij heeft zijn voornemens ook waar gemaakt. Frans van Woerdens biografie onthult over de vrouwen in Chateaubriands leven alles wat de memoires verbergen. Wie belust is op liefdesavonturen kan de ”Memoires van over het graf” rustig in de winkel laten staan.

Franse Revolutie
Aan welke lezers moeten we dan wel denken? De liefhebbers van de Franse letteren zullen Chateaubriands eigen weelderige proza verkiezen boven een vertaling. Deze uitgave is daarom denk ik vooral belangrijk voor hen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van dat onstuimige revolutietijdperk. Ze moeten er dan al wel iets van af weten. Wie nooit gehoord heeft van Marat, Fouché, Mirabeau of Talleyrand zal al gauw door de bomen het bos niet meer zien. De vertaler geeft wel hier en daar een verklarende aantekening, maar het zou onbegonnen werk zijn de hele geschiedenis van die tijd in de noten te vertellen.

Wie de basiskennis bezit, vindt in de ”Memoires” telkens iets extra's. Zo roept hij in één zin de atmosfeer op van de Terreur, „toen zelfs de ossen weigerden door de straten te lopen uit afschuw voor de alomtegenwoordige stank van bloed.” Niet meer dan drie woorden heeft hij nodig om de Europese betekenis van Nederland aan te geven: „Een klein kaasprovincietje.” Uitvoerig daarentegen beschrijft hij Napoleons tocht naar Rusland met een aanschouwelijkheid die sterke zenuwen vraagt. Maar van Napoleon was Chateaubriand bezeten. Ondanks alle afschuw die hij de overweldiger toedroeg, hoopte Chateaubriand in zijn hart dat Napoleon de slag bij Waterloo zou winnen. Een tiran, een mensenslachter, een gesel Gods? Ja, het is alles waar, „maar een gesel Gods behoudt altijd iets van de eeuwigheid en de grootheid van de goddelijke toorn waaruit deze voortvloeit.”

Fundament van cultuur
Het oordeel is betwistbaar, maar het toont dat Chateaubriand de ogen niet wilde sluiten voor Gods aanwezigheid op deze aarde. Zoals hij zelf schrijft kwam hij op dertigjarige leeftijd tot bekering, bij het overlijden van zijn moeder. Spoedig daarna begon hij te werken aan het boek dat zijn naam zou vestigen als kampioen van de Rooms-Katholieke Kerk: ”Le Génie du Christianisme”. In de ”Memoires” besteedt hij er niet eens veel aandacht aan, of het moest zijn om zichzelf te prijzen. Hoevelen hadden al niet geprobeerd het christelijk geloof te verdedigen tegen de aanvallen van revolutie en verlichting! Wat kon dan zo'n nietig mannetje hopen?

Zijn boek had succes omdat Chateaubriand een eigen weg insloeg. Hij liet zien dat het christendom de grondslag vormde van de westerse cultuur. Heeft hij beseft dat hij dan geloof aanprees om bijkomstige redenen? De kerk werd een bron waaruit schoonheid en wijsheid vloeiden, maar dat is niet de reden waarom ze bestaat. Kunst en wetenschap kunnen de kerk niet instandhouden. Het is dan ook niet vreemd, dat Chateaubriand aan het eind van de ”Memoires” een sombere toon aanslaat. We worden steeds rijker en steeds intelligenter, maar in moreel opzicht gaan we achteruit. Toch verliest hij de moed niet, want één ding weet hij zeker. De toekomst is aan het christendom, namelijk aan de Rooms-Katholieke Kerk.

Pleidooi voor de kerk
Dat is waarschijnlijk de reden waarom de redactie gevraagd heeft binnen dit kader ook aandacht te geven aan het boek van Robert Lemm, ”De kruisgang van het christendom”. Ook Robert Lemm stelt zijn hoop op diezelfde kerk, maar toch anders dan Chateaubriand. Hij verwacht niets van kunsten of wetenschappen. Wat Lemm wil is een Rooms-Katholieke Kerk die haar kracht zal zoeken in haar roomsheid. Zijn droom is het kloosterleven, of anders tenminste „een onthecht en ingetogen leven midden in de wereld.” De kerk moet zich zuiveren van binnengedrongen menselijke idealen, met name het huldebetoon aan de rechten van de mens. Dat idee strijdt regelrecht met de leer van de erfzonde. De mens heeft geen rechten, maar plichten.

”De kruisgang” is een met hartstocht geschreven boekje, vol goede bedoelingen, maar slordig in de omgang met historische feiten. Dat Maurits Oldenbarnevelt „graag een kopje kleiner” maakte is niet waar, en dat ”Indiërs” volgens de Oostindische Compagnie geen ziel hadden is gewoon onzin. Genocide bestond helaas al lang vóór de Franse revolutie. Nationaal-socialisme is geen ontaarde variant van sociaal-democratie, en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Dat het protestantisme op sterven na dood is moeten we maar voor kennisgeving aannemen. Van Robert Lemm zullen we niet veel wijzer worden. Dan heb ik toch meer hoop op dat bijna gestorven protestantisme.