Boekrecensie

Titel: Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn Joodse bevolking (1880-1944)
Auteur: Lieven Saerens

Uitgeverij: Lannoo NV
Tiel, 2000
ISBN 90 209 41 097
Pagina's: 848
Prijs: ƒ 84,50

Recensie door mw. dr. C. C. van den Haspel - 24 januari 2001

Burgemeesters dwongen politie passief te blijven tijdens razzia's

Antwerpen en zijn Joden

Eind jaren tachtig pleitte J. C. H. Blom, nu directeur van het Nederlandse Instituut voor Oorlogsdocumentatie, voor een vergelijkend onderzoek naar de Nederlandse Jodenvervolging in internationaal perspectief. Onder de West-Europese democratieën bleek Nederland droevig te scoren. Van de 140.000 Nederlandse Joden overleefde ongeveer 75 procent de oorlog niet. Voor België, waar in 1940 ongeveer 70.000 Joden woonden, lag dat cijfer beduidend lager. Daar kwam circa 42 procent om. Het zijn cijfers die ook de Belg Lieven Saerens intrigeerden. Hij schreef ”Vreemdelingen in een wereldstad”.

Niet dat Saerens de Belgische situatie met de Nederlandse ging vergelijken. Dat was al gedaan door Pim Griffioen en Ron Zeller (”Oorlogsdocumentatie '40-'45”, 1997). Wat Saerens interesseerde, waren de lokale verhoudingen. Hij koos als casestudy Antwerpen in de jaren 1880-1944. Het resultaat is een dik boek, helder geschreven, duidelijk gestructureerd en goed geannoteerd. Daarbij vergelijkt Saerens op beslissende momenten de Antwerpse situatie met de Brusselse. En juist die vergelijking maakt zijn boek zo bijzonder.

Van de Joodse bevolking in Antwerpen –27.000 personen in mei 1940– kwam 65,38 procent om het leven. Van de Brusselse Joden overleefde 37 procent de oorlog niet. Met reden merkt Saerens op dat het Antwerpse cijfer aan Nederland doet denken, terwijl het Brusselse in de richting gaat van de Franse ontwikkeling. Daar kwam bijna 25 procent van de Joden om.

Doorsnee Nederlander
Als verklaring voor het hoge cijfer omgekomen Nederlandse Joden noemde Blom –met de nodige voorzichtigheid– een aantal in zijn ogen typisch Nederlandse omstandigheden:

1. Aan de top van het Nederlandse ambtenarenapparaat kwam een Duits, burgerlijk bestuur met een sterke SS-invloed. Ook in België bleef de eigen bureaucratie zitten, maar onder leiding van een Duitse militaire top. Deze hoge militairen waren niet van zins, aldus Blom, om de SS-aanwijzingen inzake de Jodenvervolging op te volgen, wat tot veel problemen en vertragingen leidde.

2. De Nederlandse bureaucratie werkte precies en efficiënt. In België was dat anders. Daar functioneerden de ambtelijke diensten wat nonchalanter, een omstandigheid die de Joden op het beslissende moment ten goede kwam.

3. de Nederlandse Joden waren sterk geïntegreerd en geassimileerd. Daardoor reageerden zij op dezelfde wijze als de doorsnee Nederlander, althans in de beginjaren: acceptatie van de bezetter en zo nodig samenwerking teneinde erger te voorkomen.

Wie, denkend aan Bloms criteria, het boek van Saerens leest, ziet de betrekkelijkheid van conclusies per land. Antwerpen en Brussel vielen beide onder hetzelfde militaire bestuur en dezelfde SS-leiding. Toch kwamen veel meer Antwerpse Joden om dan Brusselse. Met andere woorden: de aanwezigheid van een militair bestuur drukte misschien het landelijk gemiddelde van omgekomen Joden, maar sloot grote verliezen op lokaal niveau niet uit.

Verklikkers
Aan de bureaucratie besteedt Saerens weinig aandacht. Kennelijk was er tussen het Antwerpse en het Brusselse op dit punt geen wezenlijk verschil. Duidelijk wordt wel dat de Antwerpse Joden weinig geïntegreerd waren. Maar volgens Saerens kan ook dat niet de beslissende verklaring zijn voor het hoge Antwerpse deportatiecijfer. Beslissend was de anti-Joodse stemming in de stad omstreeks 1940 en de rol van het Antwerpse bestuur tijdens de bezetting: de burgemeester, de officier van justitie en de hoofdcommissaris van de politie. Hun laksheid, hun hand- en spandiensten en hun bereidheid om de Antwerpse politie actief te laten deelnemen aan razzia's werkten als een „voorbeeld van het alibi.” Velen namen deze houding over, zelfs de katholieke geestelijkheid. Zo werd Antwerpen de stad van de angst en de verklikkers.

Geheel anders was de houding van de Brusselse burgemeesters. Zij dwongen de Belgische politie passief te blijven tijdens razzia's; zij weigerden de davidster in te voeren. Met deze houding schiepen zij „de kracht van het voorbeeld”, waar velen, ook veel katholieke geestelijken, zich bij aansloten.

Eigene
Lieven Saerens zoekt verder om aan zijn these dat het vooral lokale autoriteiten waren wier houding beslissend was voor het lot der Joden, nog meer bewijsmiddelen toe te voegen. Per slot van rekening waren er ook Joodse gemeenschappen in Luik en Charleroi. Om nog eenmaal cijfers te noemen: het aantal weggevoerde Joden uit deze steden bedroeg 35 procent respectievelijk 42 procent.

Hopelijk wordt zijn nieuwe studie net zo'n boek als het onderhavige: aansluitend bij wat onder hoogleraren wordt beweerd... en toch met volop oog voor het eigene van de lokale situatie.