Boekrecensie

Titel: Albert Camus. Een leven
Auteur: O. Todd; vert. M. Kaas en F. de Haan

Uitgeverij: De Bezige Bij
Amsterdam, 2000
ISBN 90 234 3747 0
Pagina's: 881
Prijs: ƒ 97,50

Recensie door drs. A. J. Maasland - 29 november 2000

Albert Camus, denker,
schrijver, zoeker

Wanneer een Fransman gevraagd wordt welke twintigste-eeuwse schrijver hij het meest leest en waardeert, heeft niemand een grotere kans om genoemd te worden dan Albert Camus. Deze schrijver van essays, romans en toneelstukken, overleden in 1960, leeft voort in zijn werk. Hij werd in 1996 geëerd met een omvangrijke biografie, geschreven door Oliver Todd. Deze verscheen onlangs in het Nederlands onder de titel ”Albert Camus. Een leven”.

Op grond van archiefonderzoek, dagboekcitaten, al dan niet nieuw ontdekte brieven en vele gesprekken behandelt Todd de kwesties die in een goede Camus-biografie aan de orde dienen te komen: zijn jeugd in Algerije, zijn schooljaren, zijn eerste schreden op het schrijverspad, de tuberculose die zijn gezondheid al vroeg en definitief aantastte, Camus' journalistieke werk, zijn houding tijdens de Tweede Wereldoorlog evenals die in de Algerijnse kwestie, zijn relatie en breuk met de existentialist J. P. Sartre, en ten slotte het verkeersongeval dat een eind aan zijn leven maakte.

Er zouden vele, vele dingen meer te noemen zijn. De jongste Camus-biografie is namelijk geen boek om in één adem uit te lezen, maar telt –voetnoten en register inbegrepen– 881 pagina's. Natuurlijk is het prachtig dat Todd geen enkel relevant gegeven achterwege heeft gelaten; wel vroeg ik me soms af of hij de zaken niet al te grondig heeft aangepakt. Zo kan ik me, zij het met enige moeite, nog voorstellen dat de ware Camus-fan met rode oortjes in zich opneemt hoe het leven van 's schrijvers vader was ingericht (blz. 14-23). Maar wat heeft het voor zin zulke futiele details te noemen als de namen van de (verder onbekend gebleven) midvoors en rechtsbuitens met wie Camus als jongetje een balletje trapte?

Psychische moeiten
Een andere factor die ervoor zorgt dat het boek een meer dan gemiddelde inspanning van de lezer vraagt, is Todds schrijfstijl. Deze is uiterst compact, soms op het telegrammatische af; vrijwel iedere alinea staat boordevol informatie. De schrijver werkt niet met climaxen, maar lijkt zich juist eerder toe te leggen op het tegendeel. Een willekeurig gekozen, maar (ook gelet op de erin genoemde details) typerende alinea: „Bij de Faures ligt er een tafellaken op tafel, bij de familie Camus-Sintès een zeiltje. Soms gedraagt Albert zich opzettelijk proletarisch om 'de kolonelse' –de bijnaam die Fernande van haar schoonzoon heeft gekregen– te ergeren. Ostentatief zet hij een fles wijn op de grond. Hij kan goed opschieten met Christiane, die hem bewondert. Zij had ook graag willen schrijven.” (blz. 270)

Ik moest hier enigszins aan wennen, maar inmiddels heeft het boek ook op dit punt een zekere aantrekkingskracht op me: Todd schenkt geen wijn maar water, en water drinkt het langst.

De uitgave heeft een goed verzorgde lay-out, hoewel het vrij kleine lettertype de leesbaarheid geen goed doet. De vertaling lijkt op het eerste gezicht prima; vrijwel nergens wekt het Nederlands herinnering aan de grondtekst en -taal. (Uitzondering op blz. 126: „Dat is niet zijn fort (sterke kant, AJM)”.) Een enkel tikfoutje bewijst dat de uitgever maar geen elektronische spellingscontrole heeft losgelaten op een boek met zo veel Franse namen en citaten.

Gespletenheid
Wat mij vooral boeit aan deze biografie is de manier waarop Camus' persoonlijkheid wordt geschetst. De man vertoonde ongetwijfeld trekken van gespletenheid: innerlijke rusteloosheid was hem eigen, hij ging voortdurend nieuwe relaties aan (de tolerantie van zijn vrouw Francine is bewonderenswaardig – of bedroevend), hij was bij tijden extreem gevoelig voor kritiek, kende abrupte stemmingswisselingen.

Anderzijds kon Camus begripvol en vriendelijk zijn. En zorgzaam: hij maakte een jaargeld over aan een acteur, zodat deze zijn levenseinde kon slijten in een bejaardentehuis; hij steunde de Hongaren in 1956 niet alleen moreel maar ook financieel.

Camus' psychische moeiten lijken grotendeels geworteld te zijn in zijn jeugd. Zijn vader sneuvelde toen Albert nog heel jong was, met zijn moeder ontwikkelde hij geen gevoelsrelatie. Todd merkt daarover op: „Alleen een psychiater, een analyticus had samen met Camus inzicht kunnen krijgen in zijn wispelturigheden en zijn trouw ondanks zijn trouweloosheden.” Voor een eerste kennismaking met Camus is Todds biografie niet het juiste middel, daarvoor biedt het boek te veel stof, een te fijn geweven rode draad. Maar lezing ervan is zeker aan te bevelen voor hen die al min of meer vertrouwd zijn met de Fransman, en die bereid zijn moeite te doen voor een dieper inzicht in de achtergronden van diens oeuvre.

De idee van een God
In het concluderende slothoofdstuk schetst Todd Camus' filosofische identiteit als volgt: „De jaren veertig werden onder andere beheerst door het tragische nevelige perspectief van het absurde, de jaren vijftig door dat van de opstandigheid. Camus legde de vinger op enkele kwaden en gaf uitdrukking aan de angsten van het totalitarisme evenals zijn eigen neiging tot nihilisme. (...) Als denker en moralist was hij een eenling in het Franse milieu waar een ongenuanceerd marxisme de boventoon voerde. Camus stond afwijzend tegenover fanatisme, niet tegenover activisme. De idee van een God in wie hij niet kon geloven, liet hem niet los. Het is begrijpelijk dat enkele gelovigen hem, zonder succes, trachtten te winnen voor het geloof.”

Welke betekenis heeft Camus' werk voor het jaar 2000? Naar mijn idee schuilt deze in de eerste plaats in zijn romans. Zo geeft ”De vreemdeling” inzicht in de innerlijke armoede die de moderne mens kenmerkt en stelt ”De Pest” indringende vragen naar de relevantie van het christelijke geloof. Deze verhalen zijn eigentijds in de volste zin van het woord en tonen stilistisch meesterschap.

Terecht stelt Todd: „Men mag weinig op hebben met Camus' oeuvre, maar niemand mag de stellingnames van deze man negeren.” Het werk van deze Fransman kan, evenals het lezen van Todds biografie, blikverruimend zijn: het laat dieper zien welke vragen het leven stelt; het doet de bewogenheid groeien met hen die de antwoorden, of beter gezegd: die het Antwoord niet kennen.