Boekrecensie

Titel: Mitswa en christenplicht. Bescheiden helden uit de illegaliteit
Auteurs: Max Leons en Arnold Douwes

Uitgeverij: Bzztôh
's-Gravenhage, 2000
Pagina's: 144
Prijs: ƒ 24,50

Recensie door B. L. P. Tramper - 18 oktober 2000

Vertegenwoordigers in vluchtelingen

Bijna geen dorp in Nederland heeft tijdens de oorlog zoveel onderduikers verborgen als het Drentse Nieuwlande. Max Leons en Arnold Douwes, „vertegenwoordigers in vluchtelingen”, zorgden ervoor dat honderden Joden en verzetsmensen uit handen van de Duitsers bleven. „Nooit in mijn leven heb ik meer zo hard gewerkt als toen”, zegt Leons in het boek ”Mitswa en christenplicht. Bescheiden helden uit de illegaliteit” over de activiteiten van het tweetal.

Arnold Douwes, die vorig jaar in zijn woonplaats Utrecht op hoge leeftijd overleed, was de eerste onderduiker van Nieuwlande. Hij kwam in 1942 in het Drentse dorpje en vond onderdak bij Johannes Post, de man die later zou uitgroeien tot een van de leidende figuren van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Post haalde Joden uit Amsterdam en bracht ze her en der in Drenthe onder. Douwes werd zijn rechterhand. Toen de verzetsman door de Duitsers werd gezocht, moest hij zijn boerderij verlaten. Douwes nam het werk van zijn onderduikorganisatie over, samen met Max Leons.

Gemakkelijk was dat niet, zeker niet in het heetst van de strijd, toen vanuit het westen van het land een onophoudelijke stroom mensen werd aangevoerd. Bij sommige inwoners konden Leons en Douwes bij nacht en ontij terecht, maar bij anderen moesten ze aandringen en soebatten. Geregeld stuitten ze op mensen die het niet zagen zitten om hun huizen open te stellen voor 'duikelaars', welke argumenten ook werden aangevoerd.

Douwes hoorde tal van excuses aan. „Plaatsgebrek, geen schuilplaats, pratende kinderen of dienstbode, hartkwaal van de huisvrouw, te dicht aan de straat, te ver van de weg af, geen kinderen in huis, te veel kinderen in huis. Allemaal van die bekende smoesjes, ze betekenen allemaal hetzelfde, namelijk: „Ik wil niet helpen, ik ben te egoïstisch, ik wens mijn have en goed, mijn vrijheid, niet te wagen voor een ander.””

Helden
Leons zegt diep respect te voelen voor degenen die wel meewerkten. „Zelf vond ik iedereen die een kind of een volwassene in huis opnam een held. Er waren nota bene mensen met een eerste baby'tje bij. Een jong gezin, een vers nest, dat alle behaaglijkheid en vertrouwdheid bij zichzelf moest zoeken. Als zulke mensen in staat waren om een gast in huis op te nemen, nog afgezien van het feit dat die gast misschien wel jaren zou blijven, dan namen ze een risico voor zichzelf en hun boreling en lieten ze zich sowieso het intieme geluk afnemen.”

Leons wil dan ook geen kwaad woord over hen horen. In het voorwoord vertelt hij over een ontmoeting met een rabbijn, die er zich bij hem over beklaagde dat zijn vrouw het zo slecht had gehad. „Zij hebben haar als kind geprobeerd christin te maken.” Leons: „Het ergert me dat een slachtoffer kwaadspreekt over de motieven van mensen die hun leven voor haar gewaagd hebben.” En, voegt hij eraan toe, er was iets veel moeilijkers: Niet alleen de onderduikers moesten zich aanpassen, de gezinnen ook.

Het boek over (of van?) Leons en Douwes geeft van binnenuit een beeld van de manier waarop 'duikelaars' werden opgevangen, de tegenwerking, de toenemende repressie van de Duitsers, de kans op verraad door NSB'ers en de ontberingen van zowel de vluchtelingen als degenen die een kamertje beschikbaar stelden.

Over de auteur van het boek rijst wat onduidelijkheid. Is het Leons? Hij heeft zijn ervaringen kort na de oorlog te boek gesteld, maar slaagde er niet in een uitgever te vinden. Is het Douwes? Hij schreef al tijdens de oorlog korte notities over zijn ervaringen, die hij in een fles verstopte. Ze zijn nog door Lou de Jong verwerkt. En enkele jaren geleden legde hij de laatste hand aan een script over zijn belevenissen.

Uit het voorwoord blijkt dat de tekst van de hand van neerlandicus Gert Jan de Vries is. Hij maakte er een indringend verhaal van, dat berust op feiten, maar waarbij hij wel de „literaire vrijheid” nam om feiten samen te voegen of van volgorde te veranderen. De Vries beschrijft vooral de belevenissen van Leons; van de verhalen van Douwes is weinig terug te vinden.

Motieven
De titel van het boek, ”Mitswa en christenplicht”, verwijst naar de motieven van de twee verzetsmannen. Daar zijn ze zelf overigens kort in. Douwes, zoon van een hervormd predikant, zag het als zijn christenplicht. Hij werd, net als vele inwoners van Nieuwlande bij wie hij onderduikers afleverde, onderscheiden door het Israëlische instituut Yad Vashem. Max Leons kreeg geen onderscheiding: als zoon van het oude volk was hij verplicht om zijn medemens bij te staan in tijden van nood. Voor hem was het een mitswa.