Boekrecensie

Titel: Over het alledaagse leven
Auteur: Leszek Kolakowski

Uitgeverij: Boom
Amsterdam, 2000
ISBN 90 5352 580 7
Pagina's: 144
Prijs: ƒ 34,50

Recensie door drs. J. Exalto - 11 oktober 2000

Filosofische vingeroefeningen

Na de val van het IJzeren Gordijn hield Leszek Kolakowski een serie voordrachten voor de Poolse televisie. Een selectie daarvan is in het Nederlands vertaald. Kolakowski is de auteur van een groot aantal moeilijk leesbare filosofische traktaten. In ”Over het alledaagse leven” biedt hij echter filosofische vingeroefeningen voor de jargonloze burger. Niet zelden trouwens met een controversiële stellingname richting postmodernisme.

Kolakowski doceerde tot 1968 filosofie in Warschau; toen kwam hij in conflict met de Poolse communistische partij; hij week uit naar Oxford. De Poolse filosoof behoorde tot een groep naoorlogse communisten die het marxisme wilden herformuleren ten gunste van ”subject” en ”vrijheid”. Dit later zo genoemde ”humanistisch marxisme” zocht de dialoog met het existentialisme en het christendom. Kolakowski wordt vooral geboeid door het thema vrijheid. Hij deed bijvoorbeeld ook onderzoek naar Jean de Labadie en de tolerantie. Zijn insteek is te typeren als humanistisch-christelijk.

Op het eerste gezicht lijken de toespraken geen ander onderling verband te hebben dan dat ze handelen over relatief belangrijke niet-fysieke verschijnselen in het alledaagse leven, zoals tolerantie, vrijheid, macht, bijgeloof, roem, het geweten en de leugen. Kolakowski zoekt echter naar de morele fundering van het menselijke leven.

Schadelijke onzin
Tolerantie, zegt Kolakowski, betekende oorspronkelijk het niet-vervolgen en de onthouding van religieuze dwang van staatswege. De betekenisinhoud van het begrip is echter in onze tijd verschoven naar onverschilligheid. Als zodanig maakt het deel uit van onze hedonistische cultuur, „waarin niets nog betekenis heeft”. Er zit echter een levensfilosofie achter zonder verantwoordelijkheidsgevoel en overtuiging. „Dit is schadelijke onzin. Minachting voor de waarheid is niet minder verwoestend voor onze beschaving dan een fanatiek beleden waarheid.” Er schuilt volgens de Poolse filosoof een groot gevaar in deze onverschilligheid, „waarbij het niemand ergens meer om gaat, als het leven maar leuk is.” Onherroepelijk worden we dan het slachtoffer van de een of andere ideologie.

Van zo'n intolerante ideologie waren de Polen natuurlijk net verlost toen Kolakowski hen toesprak. In het communisme, zoals zich dat in de twintigste eeuw heeft gerealiseerd, bleken bovendien primaire humane waarden niet geëerbiedigd te worden. Dat is het front van Kolakowski's voordrachten. Maar onze postmoderne cultuur kan zonder dat front ook veel van hem leren. Menselijke gelijkheid, bijvoorbeeld, ziet Kolakowski als een humane waarde waarvoor men zich eveneens op de christelijke traditie kan beroepen. Alle mensen zijn immers morele subjecten aan wie God zijn geboden geopenbaard heeft. We kunnen nog een stap verder gaan: een mens behoort niet vrijblijvend tot een volk, een kerk, een gezin, nee, er is sprake van ”morele continuïteit”, waaraan we ons niet zomaar mogen onttrekken.

Meditaties
Zijn voordrachten –seculiere meditaties, die niet zelden met de Bijbel overeenstemmen– doen Kolakowski kennen als conservatief en humanistisch-christelijk. Conservatief is hij bijvoorbeeld als hij vindt dat de seksuele revolutie van de jaren zestig –die hij geslaagd noemt in zo er verschillende „onzinnige restricties” afgeschaft zijn– oorzaak is geweest van een obsessie met het seksuele in onze cultuur en het uiteenvallen van het traditionele gezin. „Als het echter zover komt dat het gezinsleven volledig uiteenvalt en de traditionele banden tussen de generaties verdwijnen, zullen we ons misschien afvragen of die afschuwelijke beperkingen uit vroeger tijden met alle ellende die ze veroorzaakten toch niet veiliger waren, ook vanuit het oogpunt van zelfbehoud van de menselijke soort.”

Wat dat humanistisch-christelijke precies inhoudt, wordt op de laatste pagina uiteindelijk expliciet verwoord. „Mijn credo luidt dat het onderscheiden van goed en kwaad het werk is van een morele intuïtie.” Dat onderscheid heeft betrekking op de dingen die in de menselijke wereld in het alledaagse leven gebeuren. „We raken niet vertrouwd met morele kennis doordat iemand ons ervan overtuigt dat Kant, Husserl of Plato gelijk had, maar omdat we ons schuldig kunnen voelen en ook daadwerkelijk voelen, als we regels overtreden waarvan we weten dat ze geldig zijn.”