Boekrecensie

Titel: Vijf 5 tigers. Een bloemlezing uit het werk van Remco Campert, Jan Elburg, Gerrit Kouwenaar, Lucebert, Bert Schierbeek; inl. Gerrit Kouwenaar, nawoord Hans Renders
Uitgeverij: De Bezige Bij
Amsterdam, 2000
ISBN 90 234 4806 5
Pagina's: 104
Prijs: ƒ 49,90

Titel: Braak. Een kleine mooie revolutie tussen Cobra en Atonaal, met een facsimile-uitgave van het tijdschrift
Auteur: Hans Renders

Uitgeverij: De Bezige Bij
Amsterdam, 2000
ISBN 90 234 3948 1
Pagina's: 428
Prijs: ƒ 59,90

Titel: Bert en het beeld
Auteur: Karin Evers

Uitgeverij: De Bezige Bij
Amsterdam, 2000
ISBN 90 2343 794 2
Pagina's: 192
Prijs: ƒ 45,-

Recensie door Tjerk de Reus - 11 oktober 2000

De Beweging van
Vijftig na vijftig jaar

Bijna een halve eeuw geleden kreeg de Beweging van Vijftig vaste voet aan de grond in de Nederlandse literatuur. Vanzelfsprekend wordt dit gevierd en herdacht met nieuwe overzichtswerken en herdrukken van werk uit de tijd van toen. Er verscheen een complete heruitgave van het tijdschrift Braak, een herdruk van de bloemlezing ”Vijf 5 tigers” en een lees- en kijkboek over Bert Schierbeek.

Het lijkt er sterk op dat de Vijftigers nog niet werkelijk verouderd zijn. Wel zijn enigen van hen overleden (onder anderen Andreus, Lucebert, Elburg, Schierbeek, Schuur), maar de zaak waarvoor ze stonden spreekt nog steeds aan. Dat aspect springt in het oog bij de congeniale wijze waarop bijvoorbeeld studies over de Vijftigers geschreven zijn.

Zwartwitbeeld
De Vijftigers namen afscheid van een burgerlijke, door christendom gestempelde cultuur. Dat afscheid van ooit wordt nog steeds ervaren als een bevrijding uit de benauwenis en kortzichtigheid van het calvinistische Nederland. Dat er inderdaad iets móést veranderen in de Nederlandse cultuur, stond vast. Alleen al de ingrijpende ervaringen in de Tweede Wereldoorlog hadden veel vooroorlogse zekerheden op scherp gezet. In die zin is het, achteraf gezien, niet zo gek dat juist onder jongeren de ontevredenheid toenam toen de Nederlandse samenleving zich al spoedig na de Bevrijding weer in de oude sporen leek te gaan voegen.

Maar het getuigt ook van weinig historisch besef om het gelijk van de Vijftigers breed uit te meten tegenover de bekrompenheid, de onbenulligheid en de zuinigheid van de Nederlandse burger. Dat is een zwartwitbeeld, misschien nuttig om de eigen overtuiging te sterken, maar het doet geen recht aan de vaak merkwaardige wijze waarop de Vijftigers zich presenteerden. Daarbij valt te denken aan hun ergerniswekkende optreden in het Stedelijk Museum, maar ook aan de experimentele roman ”Het boek ik”, die Bert Schierbeek vanaf juli 1950 in afleveringen in Braak publiceerde.

Dit tijdschrift bestond toen nog maar een paar maanden en stond onder leiding van Rudy Kousbroek en Remco Campert; vanaf aflevering 3 maakten ook Lucebert en Schierbeek deel uit van de redactie. Deze twee nieuwe redacteuren zetten meteen een belangrijk stempel op het tijdschrift. De afleveringen van Schierbeeks ”Het boek ik” confronteerden de lezers met een absurde vorm van proza. Er was geen verhalend of logisch verband te bespeuren, de tekst leek een collage van fragmenten, waarin het opvallend vaak over bijbelse thema's en over God/god ging. Voor lezers met een kerkelijke achtergrond zal het lezen van deze fragmenten een schok hebben betekend. Het is dan ook niet verbazend dat de redactie van Braak ooit van een drukker te horen kreeg dat het blad wat hem betreft over de schreef ging; hij weigerde het te drukken.

Oorlog
Hoe je een en ander moest begrijpen als het ging om de 'onbegrijpelijke' producten van de experimentele schrijvers, werd voor de kleine kring van insiders al snel duidelijk. Het grote publiek volgde later, onder meer door toelichtingen die de experimentelen zelf gaven. Zo schreef Bert Schierbeek in 1964 in ”De experimentelen” over het waarom van vernieuwende kunst: „En als zij dat doet (zich vernieuwen, red.), waar gaat het dan om? Dan gaat het erom dat een aantal mensen de realiteit anders ervaart en anders interpreteert dan hun voorgangers. En uit een andere ervaring van de realiteit komt voort een andere realiteitsbenadering en daaruit volgt weer een andere vormgeving van die realiteit.”

Wat was er dan veranderd? „De wereld was veranderd. Er was bijna geen wereld meer geweest in 1949. Er was oorlog geweest, er waren concentratiekampen geweest, er was ruimtevaart, er waren ontdekkingen en nieuwe interpretaties van de realiteit op elk gebied. De wereld had een ander gezicht gekregen door het geweld en de vindingskracht van de mensen. En hoe ziet dat gezicht eruit? Dat was de vraag. En hoe geven wij dat gelaat haar trekken? Dat was een andere vraag.”

Kortom, een andere tijd vroeg om een andere kunst. De Tweede Wereldoorlog is een bepalende factor hierbij. Het is opvallend dat steeds die recente geschiedenis genoemd wordt als katalysator voor de nieuwe literatuur en kunst: Kouwenaar spreekt in zijn inleiding bij ”Vijf 5 tigers” (1955) over „concentratiekampen, angst, een hongerwinter” als bepalende omstandigheid voor de nieuwe poëzie. Lucebert geeft in Braak blijk van woede over het feit dat men de Vijftigers niet begrijpt of wil begrijpen. Men noemt hen dadaïsten, zonder te beseffen wat dat precies inhoudt. Dat ontlokt Lucebert de cynische opmerking dat Nederland net vijf jaar ”Dada-scholing” achter de rug heeft. Daarmee wijst hij op het voor hem en zijn groepsgenoten zo onontkoombare feit dat in de jaren 1940-1945 het hele vooroorlogse bestel van waarden, normen en levensbeschouwing op de helling was gegaan. Bij die omkering van waarden hoorde een nieuwe kunst, voortkomend uit de nieuwe perceptie van de werkelijkheid. Deze nieuwe kunst kon onmogelijk het harmonische van de vooroorlogse literatuur continueren, omdat de chaos de bepalende factor werd in de werkelijkheidservaring van jongeren.

Braak
Hoe het toeging in die revolutionaire jaren kun je prima lezen in de volledige uitgave van Braak. Alle afleveringen zijn in facsimile weergegeven (totaal zo'n 180 bladzijden), voorzien van een uitvoerige inleiding door Hans Renders. Achterin is een handzame inhoudsopgave opgenomen, betrekking hebbend op de zeven afleveringen van Braak.

Renders geeft in de inleiding veel informatie en hij bespreekt de achtergronden van artikelen en bijdragen. Nogal eens is hij al te scheutig als hij allerlei oninteressante voorlopers van Braak uitvoerig bespreekt en diverse schrijvers in de marge zeer uitvoerig typeert en zelfs aan het woord laat via interviews die hij de afgelopen jaren met hen had. Renders' betoog is niet compact genoeg, het waaiert nodeloos uit naar bijzaken die aan het beeld van Braak als literair tijdschrift niets toevoegen.

De interviews waaruit hij citeert (of recente brieven van de hoofdpersonen van toen) zijn overigens een oneigenlijk element in Renders' inleiding. Renders laat bijvoorbeeld Kousbroek verschillende malen aan het woord over diens redacteurschap, maar hoe betrouwbaar en hoe onpartijdig zijn herinneringen na vijftig jaar? Renders zou hier een gezond wantrouwen aan de dag moeten leggen, maar hij verzuimt dat. Sowieso zijn interviews mijns inziens onnodig, omdat het in deze uitgave gaat om het tijdschrift dat toen en daar uitgegeven werd, om de teksten die rond 1950 geschreven werden. Bij analyse en plaatsbepaling daarvan zijn de meningen en herinneringen anno nu helemaal niet noodzakelijk; ze werken eerder vertroebelend. Door deze fragmenten uit interviews en de vele, vele feitjes ontstaat er in de negentig bladzijden tellende inleiding geen helder beeld van de betekenis van Braak.

Wat dat betreft is het wachten op het in maart te verschijnen deel vier van Piet Calis' tijdschriftenstudies, waarin behalve Braak ook Blurb, Podium, Reflex en andere tijdschriften aan de orde komen. Ongetwijfeld zal Calis een overzicht geven van het geheel aan literaire en culturele bewegingen rond 1950, zodat de eigen plaats van Braak beter uit de verf zal komen.

Schierbeek
Een heel andere opzet heeft het boek ”Bert en het beeld”, dat een huldebetoon is aan Bert Schierbeek (1918-1996), Vijftiger van het eerste uur. Deze experimentele schrijver werkte samen met allerlei kunstenaars, van wie er velen ter sprake komen in dit boek. De samenstelster, Karin Evers, deed dit op originele wijze: om de relatie te typeren van Schierbeek met bijvoorbeeld de schilder Jef Diederen, koos ze tekstfragmenten en gedichten van Schierbeek en schilderijen van Diederen; deze staan op tegenover elkaar liggende pagina's in kleur afgedrukt. Zo komen de vele vriendschappelijke en kunstzinnige relaties van Schierbeek in beeld, terwijl er ook een doorlopend levensverhaal gepresenteerd wordt. Daarin worden de vele fragmenten uit Schierbeeks leven tot een geheel samengesmeed. Karin Evers baseerde zich hierbij op haar eerder verschenen portret van Schierbeek, ”De andere stemmen”, uit 1993.