Boekrecensie

Titel: Oranje in de achttiende eeuw
Auteur: prof. dr. G. J. Schutte

Uitgeverij: Buijten & Schipperheijn
Amsterdam, 1999
ISBN 90 6064 998 2
Pagina's: 160
Prijs: ƒ 32,90

Recensie door M. M. van der Slikke - 16 augustus 2000

Stadhouders uit de 18e eeuw
leveren geen succesverhaal op

Stadhouder Willem V (1748-1806) werd in 1956 herbegraven in de koninklijke grafkelder te Delft. Koningin Wilhelmina was niet aanwezig. Zij zou haar afwezigheid verklaard hebben met de opmerking: „Ik ben niet gewend achter sufferds aan te lopen.” Feit is dat zij niet vlak naast hem bijgezet wilde worden. Dit illustreert het harde oordeel dat geschiedenisboeken over Willem V vellen. Het boek ”Oranje in de achttiende eeuw” laat zien dat dit vonnis niet helemaal terecht is.

De achttiende eeuw behoort tot de meest onbekende perioden uit de Nederlandse geschiedenis. Dat heeft onder andere te maken met het slechte imago van die honderd jaar. Pruikentijd, regentenoligarchie, machteloosheid, achteruitgang en zwakke stadhouders zoals Willem V; daarmee wordt Nederland in die tijd geassocieerd. Het boek van dr. G. J. Schutte toont echter aan dat het tijdperk heel boeiende aspecten bevat.

Het was met ons Oranjehuis in de achttiende eeuw niet best gesteld. In 1702 overlijdt de roemrijke koning-stadhouder Willem III kinderloos. Daarmee is het geslacht van de Vader des Vaderlands uitgestorven. In zijn testament heeft Willem III al zijn functies en bezittingen in de Nederlanden vermaakt aan neef Johan Willem Friso, een achterkleinzoon van een broer van Willem van Oranje, Jan. De regenten in de gewesten Holland, Zeeland en Utrecht beslissen echter anders. Willem III heeft de functie van stadhouder dan ook alleen in Friesland en Groningen uitgeoefend. De talentvolle en ambitieuze Friso hoopt weliswaar zijn macht uit te breiden, maar de verdrinkingsdood op 14 juli 1711 maakt daaraan een eind. Zijn vrouw Marie Louise krijgt zeven weken later een zoon, de latere Willem IV.

Ballingschap
In 1747 komt er een einde aan het tweede stadhouderloze tijdperk. Willem IV krijgt de functie van stadhouder in alle gewesten. Helaas kan hij het zo sterk begeerde ambt slechts drie jaar uitoefenen, want in 1751 overlijdt hij. Zijn vrouw, de Engelse prinses Anna van Hannover, neemt als gouvernante van de driejarige Willem V de zaken waar. Zij overlijdt echter in 1759. Zeven jaar later is de prins oud genoeg om het stadhouderschap zelf op zich te nemen. Dat duurt tot de rampzalige dagen van 1795. Dan moet hij –samen met zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen– vanwege de Franse inval in ballingschap. Zijn echtgenote zal de restauratie van het Oranjehuis –waarbij hun zoon zelfs koning wordt van de beide Nederlanden– mogen meemaken. Willem V is dan echter al overleden.

Als je het bovenstaande overziet, lijkt de geschiedenis van de Oranjes in de achttiende eeuw bepaald geen ”successtory” te zijn. Veel invloed hebben de prinsen niet uitgeoefend en een belangrijke rol in de geschiedenis van Europa, laat staan in die van de Nederlanden, kan hun niet worden toegeschreven. En toch zijn de drie prinsen en hun echtgenotes waaruit het Oranjehuis in deze eeuw bestond, beslist geen saaie, slechte of onaangename persoonlijkheden geweest. Wel waren, in tegenstelling tot nu, veel Nederlanders het Oranjehuis liever kwijt dan rijk. De oorzaken en achtergronden daarvan komen in diverse levensbeschrijvingen ruimschoots aan de orde.

Drievoudig snoer
Wie meer wil weten over de drie stadhouders in de achttiende eeuw kan goed terecht in het werk van Schutte. Op grond van vooral briefwisselingen heeft hij een boeiend beeld geschetst van hun karakters en lotgevallen. Niet alleen de visie van de Oranjes op hetgeen ze om zich heen zagen gebeuren krijgt aandacht, maar ook het huwelijks- en geloofsleven wordt op betrokken wijze weergegeven. Daarnaast is er in de bundel een bijdrage over het functioneren van het drievoudig snoer –God, Nederland en Oranje– opgenomen. Hierin wordt vooral de persoon van Willem V belicht.

Bij het lezen van het boek kwam ik regelmatig doublures tegen. Vooral in de levensbeschrijvingen van Willem V en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen is dat het geval. Twee keer wordt beschreven dat Wilhelmina het aantal bezoeken dat ze ontvangt als graadmeter van haar populariteit beschouwt, dat de zeilwagen waarmee ze uit rijden gaan van Simon Stevin is en dat ze tweedracht verwacht als haar jongste zoon gaat trouwen met een Engelse prinses.

Het is wel begrijpelijk dat bij de levensbeschrijving van twee personen die met elkaar gehuwd zijn geweest, sommige dingen herhaald worden, maar het komt te vaak voor om niet storend te zijn. Dat neemt niet weg dat iedereen die liefde voor het Oranjehuis en de Nederlandse geschie- denis heeft, dit boekje met smaak zal lezen.