Boekrecensie

Titel: Over poëzie
Auteur: Aristoteles

Uitgeverij: Damon
Leende, 2000
ISBN 90 5573 077 7
Pagina's: 200
Prijs: ƒ 32,50

Recensie door drs. G. A. Oostrom - 12 juli 2000

Aristoteles over poëzie vertaald

Aristoteles is een van de intrigerendste figuren uit de Oudheid. Zijn werken bestrijken haast ieder wetenschappelijk terrein: biologie, fysica, filosofie, ethiek, literatuur et cetera. In de onlangs opnieuw vertaalde ”Poetika” behandelt Aristoteles twee vormen van poëzie, namelijk de tragedie en (aanzienlijk minder uitgebreid) het epos.

Aristoteles' ”Poetika” is een standaardwerk geworden dat eeuwenlang de visie op de tragedie en het epos heeft bepaald. Ondanks allerlei ontwikkelingen in de literatuurwetenschap van de laatste decennia heeft het nog niet aan belang ingeboet.

In dat kader is de verschijning van een nieuwe vertaling van Aristoteles' ”Poetika” begrijpelijk en terecht.

Vergeleken echter met de vertaling van Bremer en Van der Ben (Amsterdam, 1986, door Schomakers in de bibliografie bij zijn vertaling gekenschetst als „de tekstgetrouwe, heldere, maar stilistisch niet altijd gelukkige Nederlandse vertaling”) kan niet gesproken worden van een duidelijke aanwinst.

De stijl van Schomakers' vertaling is evenmin altijd gelukkig. In zijn streven helder Nederlands te schrijven slaat hij nogal eens door naar

overdreven lange zinnen, waarvan de constructie na herhaaldelijk lezen wel blijkt te kloppen, maar die de lezer onnodig op de proef stellen. Geef dan maar Bremer en Van der Ben, en dat om meer dan één reden.

Overbodig
Schomakers laat aan iedere vertaalde paragraaf een inleiding voorafgaan, die soms de paragraaf zelf in lengte overtreft. Zo'n inleiding bestaat meestal uit een parafrase van Aristoteles' tekst en enkele (interpretatieve) opmerkingen over de plaats van de paragraaf in het geheel. Als lezer krijg je al snel de neiging deze inleidingen over te slaan of pas achteraf te raadplegen.

Toen ik het laatste deed, kwam ik tot de ontdekking dat de inleidingen vrijwel overbodig zijn en –ernstiger– soms een scheef beeld geven van wat Aristoteles werkelijk zegt. Bovendien ontnemen ze het zicht op het aanstekelijke enthousiasme waarmee Aristoteles over zijn onderwerp schrijft. De tekst spreekt in principe voor zichzelf.

Wat de lezer vervolgens aan toelichting en verheldering nodig heeft, krijgt hij in de annotaties aangereikt. Deze annotaties hadden zelfs nog wel wat uitgebreider gekund. Daarmee was het boek een wetenschappelijke commentaar geworden. Nu blijft het ergens hangen tussen een wetenschappelijke studie met vertaling en een vertaling met verklarende aantekeningen.

Dit is temeer jammer omdat de vertaler pretendeert antwoorden te kunnen geven op diverse vragen uit de wetenschap met betrekking tot Aristoteles' werk. In het voorwoord en in verschillende annotaties stelt hij diverse interpretatieproblemen aan de orde die hij vervolgens in een handomdraai van een oplossing voorziet, zonder daarbij de wetenschappelijke stand van zaken voldoende weer te geven en zijn eigen standpunt voldoende te beargumenteren.

Umberto Eco
Gelukkig wordt dit gemis voor een aanzienlijk deel gecompenseerd door het essay dat de tweede helft van het boek vormt, ”Het nut van de tragedie”. In een fascinerend betoog neemt Schomakers de lezer mee op zoektocht naar een bevredigende interpretatie van Aristoteles' definitie van de tragedie, die menig classicus (en anderen) het hoofd heeft gebroken. Vooral de opmerking van Aristoteles dat de tragedie „door middel van vrees en medeleven de katharsis (zuivering) van dat soort ervaringen bewerkstelligt” heeft meer vragen opgeroepen dan beantwoord. Of Schomakers gelijk heeft, kan ik niet beoordelen. In ieder geval verdedigt hij zijn visie, die overigens behoorlijk afwijkt van de gebruikelijke, met verve.

Het doet me anderzijds ook betreuren dat we het definitieve antwoord niet meer bij Aristoteles zelf kunnen terugvinden. Veel van zijn werken is verloren gegaan, onder andere het tweede boek van de ”Poetika”, dat over de komedie handelde. Het werd wereldberoemd door Umberto Eco's ”De Naam van de roos”, waarin het met bibliotheek en al in vlammen opgaat.

Mocht ooit nog ergens een exemplaar van de complete ”Poetika” opduiken, dan zal dat waarschijnlijk niet alleen een verhandeling over de tragedie en de komedie, maar ook over epische en lyrische poëzie bevatten. Aristoteles is dan zijn belofte nagekomen.