Boekrecensie

Titel: Het verhaal van Eva. Een geschiedenis van vrouwelijke ongehoorzaamheid
Auteur: Pamela Norris

Uitgeverij: Wereldbibliotheek
Amsterdam, 2000
ISBN 90 284 1855 5
Pagina's: 439
Prijs: ƒ 79,50

Recensie door drs. R. Toes - 12 juli 2000

De vrouw als
valse verleidster

„Zoals iemand een trotse leeuw met een woeste blik overmeestert, vervolgens zijn manen afscheert, zijn tanden breekt, zijn klauwen bijknipt en er een onbeholpen, lachwekkend gedrocht van maakt, zorgen vrouwen dat alle mannen die ze voor zich winnen een makkelijke prooi voor de duivel worden”, aldus Johannes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel aan het einde van de vierde eeuw. Pamela Norris voert hem op in haar boek ”Het verhaal van Eva. Een geschiedenis van vrouwelijke ongehoorzaamheid”.

Op welke manier vrouwen ervoor zorgen dat mannen zo openstaan voor duivelse verleidingen, legt de kerkelijk leider in het vervolg uit. „Ze maken hen weker, heethoofdiger, onbeschaamder, gedachtenlozer, lichter ontvlambaar, arroganter, opdringeriger, platvoerser, ruwer, onderdaniger, gieriger, rustelozer, stompzinniger, en om een lang verhaal kort te maken: vrouwen verzamelen al hun verderfelijke vrouwelijke gewoonten en stampen die in de ziel van de man.”

Deze karakterisering van de vrouw mag toch opvallend gedetailleerd heten voor een man die zich onthield van intimiteit met het vrouwelijk geslacht. En niet bepaald vrouwvriendelijk. Maar goed, per slot van rekening had zijn eruptie een pedagogische strekking: hij schreef deze woorden op voor mannelijke asceten. Ze waren gewaarschuwd...

Ongehoorzaamheid
Auteur Pamela Norris is docent Engelse letterkunde in Zagreb en Parijs. Ze publiceerde studies over Jane Austen en Thomas Hardy en stelde bloemlezingen samen van middeleeuwse en Victoriaanse poëzie.

In ”Het verhaal van Eva. Een geschiedenis van vrouwelijke ongehoorzaamheid” beoogt Norris een overzicht te geven van de slechte beeldvorming die sinds Eva over de vrouw is ontstaan. Hoewel de chronologie enigszins zoek is, vertelt ze een boeiend verhaal. Ze leidt de lezer langs de bijbelse visie op de vrouw, de rabbinale commentaren en de klassieke Oudheid. De lezer maakt kennis met nieuwsgierige (Eva, Pandora, Psyche) en fatale vrouwen (meerminnen, Liliths en Lamia's).

En passant doet Norris forse pogingen haar seksegenoten in bescherming te nemen. Daarmee begint ze al bij de geschiedenis van Eva in het paradijs. Als de duivel Eva verleidt en zegt dat ze helemaal niet zal sterven bij het eten van de vrucht van de boom, maar dat ze juist als God zal zijn, gaat de vrouw daar niet tegenin, „schrander als ze is.” Tegelijkertijd ligt hier wel de oorzaak voor alle problemen van discriminatie en achterstelling waarmee de vrouw te maken heeft.

Koket
De gedachte dat een persoon uit een rib wordt geformeerd, ziet Norris als iets lachwekkends. Rabbijnen gebruikten dit gegeven als excuus voor allerlei vrouwvijandige grappen. En niet alleen zij. Ook ik heb een predikant gekend die zijn vrouw –bedoeld als milde spot– als zijn „rib” aanduidde.

Nee, op die rabbijnen heeft Norris het niet. Zorgvuldig pluist ze alle rabbinale commentaren na. Ze versterken de beeldvorming van de ongehoorzaamheid van vrouwen. Vrouwen zijn slechts uit op het najagen van wellust en roddel, concludeert ze. Het verhaal van de rib van Adam geeft rabbijnen aanleiding zich te verplaatsen in Gods gedachten: „Hij sprak: Ik zal haar niet uit Adams hoofd scheppen, anders krijgt ze het hoog in haar hoofd; evenmin uit het oog, anders wordt ze koket; evenmin uit het oor, anders wordt ze luistervink; evenmin uit het hart, anders wordt ze jaloers; evenmin uit de hand, anders wordt ze hebberig; evenmin uit de voet, anders wordt ze uithuizig; maar uit het meest bescheiden lichaamsdeel van de man, want zelfs als hij naakt is, is dat deel bedekt.”

Inferieur
Ook de hoofdbedekking van de vrouw is voor de rabbijnen een teken dat zij inferieur is: „Ze is als iemand die iets verkeerds heeft gedaan en zich voor de mensen schaamt; daarom gaat ze met bedekt hoofd uit.” Ook bij een begrafenis is zichtbaar dat vrouwen minderwaardig zijn, menen de rabbi's. „Waarom lopen ze voor een lijk uit? Omdat ze de dood in de wereld gebracht hebben.” De „mythe” van Adam, Eva en de slang vat Norris als volgt samen: „Tot op vandaag staat ”Eva” synoniem voor ”Vrouw” en worden haar eigenschappen kenmerkend geacht voor haar dochters. Eva/Vrouw wordt beschuldigd van ijdelheid, morele zwakte en seksuele labiliteit, terwijl het aandeel van Adam/Man kan worden samengevat met het bekende smoesje: „Ze heeft hem erin laten lopen.” En dan past de vrouw uiteraard niet meer dan een bijrol in de geschiedenis.”

Spreuken
De eerst stammoeder na Eva, door Norris aangeduid als ”mevrouw Noach”, heeft niet meer dan schimmige allures in de Bijbel. Maar zelfs die schimmigheid is een toonbeeld van voorbeeldig vrouwelijk gedrag, aldus de schrijfster: ze volgt de wensen van haar man, protesteert niet bij de bouw van de ark, is gehoorzaam aan de wensen van de man en schenkt hem levensvatbare zoons.

Het beeld van de vrouw als ultieme en valse verleidster zou versterkt worden in het boek Spreuken, als de exotische, buitenlandse vrouw getypeerd wordt: „Want de lippen der vreemde vrouw druppen honingzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie” (Spr. 5:3). Toch is, dat moet zelfs Norris erkennen, juist Spreuken het boek waar de vrouw ferm in verdediging wordt genomen. Spreuken sluit immers af met een prachtig gedicht waarin de deugdelijke huisvrouw wordt geprezen: „Want haar waardij is verre boven de robijnen” (Spr. 31:10). In dit hoofdstuk worden haar ijver, haar seksuele integriteit, haar zuinigheid, haar zakeninstinct, kortom haar wijsheid op een voetstuk gezet. Maar het zou heel goed kunnen, aldus Norris, dat de vrouw hier bedoeld wordt als de allegorische gestalte van de Wijsheid en niet als een vrouw van vlees en bloed.

Sjabloon
Het Nieuwe Testament heeft aan de positie van de vrouw weinig verbeterd, meent de auteur. Natuurlijk verwijst Norris dan naar het tweede hoofdstuk uit de eerste brief aan Timótheüs (1 Tim. 2: 9-15, red.) Volgens haar is dit gedeelte vrijwel zeker niet door Paulus geschreven. Ze denkt dat het mogelijk stamt uit een latere, conservatievere fase van de jonge kerk.

Bewijzen hiervoor geeft ze niet. Norris noemt het „ironisch” dat deze verzen de hoeksteen zijn geworden van de later vastgelegde christelijke leer over vrouwen. Het zou het leven van vrouwen gedegradeerd hebben tot zwijgen en onderworpenheid en hun heil afhankelijk hebben gemaakt van talloze geboorten. Veel boeken over de vrouw en haar positie hebben een zodanig onhistorisch karakter dat ze zonder al te veel omhaal van woorden als onevenwichtige producten van het twintigste-eeuwse evangelie van de feministen afgeschreven kunnen worden. Met onderhavig boek is dat niet het geval. Norris beseft goed dat ze geen laattwintigste-eeuws sjabloon op de geschiedenis mag leggen. Als ze bijvoorbeeld schrijft over de Grieks-Romeinse opvattingen over vrouwen, stelt ze dat de term ”vrouwvijandig” veel te grof is. Vrouwenrechten waren eenvoudig niet aan de orde.

Pruttelen
Uit bovenstaande zal duidelijk zijn dat dit boek in alle opzichten een modern boek is. Zo wordt de Bijbel op één lijn gesteld met andere bronnen. Dit gesteld hebbend, is het desondanks een interessant boek voor vrouwen én mannen die geïnteresseerd zijn in de wortels van de beeldvorming van de vrouwelijke ongehoorzaamheid. Dat kan heel leerzaam zijn. We kunnen immers niet ontkennen dat opvattingen over vrouwen en zonde die –zoals de auteur dat wat ironisch uitdrukt– eeuwenlang hebben staan „pruttelen in de leerstellige kookpot van het christendom en oude joodse overleveringen”, tot onevenwichtigheid en ambivalentie hebben geleid.

De opmars van de vrouw, ook in de gereformeerde gezindte –denk alleen al aan de studie- en carrièremogelijkheden– heeft de discussie over onder meer de politieke en kerkelijke positie van de vrouw aangezwengeld. Het zal voor de gemiddelde ingewijde in reformatorisch Nederland niet moeilijk zijn om in de afgelopen decennia momenten aan te wijzen waarin het bij hete hoofden en koude harten de positie van de vrouw betrof.