Boekrecensie

Titel: Op de Oranjeberg. Opstellen en toespraken over de Vlaamse Beweging
Auteur: Herman Balthazar

Uitgeverij: Lannoo
Tielt, 1999
ISBN 90 209 3736 7
Pagina's: 157
Prijs: ƒ 49,50

Recensie door A. J. Diepenbroek - 28 juni 2000

De opbouw van
het Vlaamse huis

Voor wie meer wil weten over de strijd van de Vlaamse Beweging is een beknopte bundel artikelen verschenen. Niet geschreven vanaf de zijlijn, maar betrokken en bewogen. In ”Op de Oranjeberg” trekt Herman Balthazar, gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen, alle registers open.

Enige tientallen kilometers ten zuiden van Breda staat een groot bord. Een stroom verkeer davert voorbij en alle inzittenden van busjes, personenauto's en vrachtwagens weten niet beter of ze hebben zojuist de grens met België gepasseerd. Dat is merkwaardig, want het bord beweert iets anders. Het toont in geel een zwarte leeuw en een opschrift: ”Welkom in Vlaanderen”.

Overal in Noord-België wappert een vlag van dezelfde compositie als het bord: geel met zwarte leeuw. Het is de vlag van de Vlaamse overheid. Nog iets opvallends: wie bij het stadje Vilvoorde in zuidelijke richting rijdt, merkt dat het straatbeeld een onmiskenbare verandering ondergaat. Aan de ene kant van een willekeurig kruispunt zijn alle bewegwijzerings- en stoplichtpalen geel-zwart geschilderd. Aan de overkant is alles rood-wit. Men verlaat Vlaanderen en rijdt het gewest Brussel binnen. Voor wie omkijkt staat er als toegift een metershoog bord, geel met zwart opschrift: ”Vilvoorde: waar Vlamingen thuis zijn”.

Vlag
Op 11 juli 1985 verscheen voor het eerst in het Belgisch Staatsblad de officiële tekst van het Vlaamse volkslied en de officiële beschrijving van de Vlaamse vlag. Beide vermeldingen waren het gevolg van een ministerieel besluit. Het was een nieuwe stap in een proces van ”nation building”, het opbouwproces van een natie. De politieke machten troffen een nieuwe maatregel om de gehele bevolking bij dit proces te betrekken. In diezelfde lijn staan de jaarlijkse 11-julifeesten, de met veel luister en plechtigheden omgeven viering van de Guldensporenslag, de veldslag die dankzij Hendrik Consciences ”De Leeuw van Vlaanderen” (1838) een belangrijke plaats in het collectieve geheugen van de Vlamingen kreeg.

Het element van een burgerlijke beweging die zich emancipeert en zich eigen politieke lichamen en macht verschaft, is voor auteur Herman Balthazar het meest wezenlijke van de Vlaamse Beweging. Balthazar, gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen, refereert hier telkens aan in de toespraken die hij uit hoofde van zijn functie houdt in het Oost-Vlaamse provinciehuis in Gent. Onlangs verscheen een bundel essays en toespraken die de gouverneur hield ter gelegenheid van 11 juli.

Raamwerk
Balthazar kan zeker als expert gezien worden op het gebied van de Vlaamse Beweging. Zo was hij als hoogleraar geschiedenis de laatste jaren betrokken bij de totstandkoming van de ”Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging”. Tevens was hij jaren actief betrokken bij de publicatie van het Vlaams-Nederlandse tijdschrift ”Ons Erfdeel”. Die expertise is duidelijk aanwijsbaar in de bundel 11-julitoespraken en essays ”Op de Oranjeberg. Opstellen en toespraken over de Vlaamse Beweging”. In 155 pagina's weet hij de lezer in kort bestek een raamwerk te bieden van wat van wezenlijk belang is geweest voor de Vlaamse Beweging. Hoewel het boek niet is opgezet als overzichtswerk, passeren als terloops tal van interessante figuren en feiten de revue.

Belangwekkend is ook dat de gouverneur de historische feiten aan de hedendaagse werkelijkheid weet te verbinden. Hij biedt niet alleen reflecties over het voortschrijdende proces van Vlaamse staatsvorming, maar formuleert ook kritische bedenkingen en ventileert op tal van plaatsen zijn persoonlijke kijk op de zaak. ”Op de Oranjeberg” is daardoor verhelderend, actueel en betrokken.

Taalstrijd
De uitgever heeft een greep uit de vele toespraken en lezingen genomen die Balthazar heeft gehouden in de periode van 1985 tot en met 1999. Het materiaal is in drie thema's ondergebracht: ontvoogding en emancipatie, de politieke betrokkenheid, de samenwerking met Nederland.

Balthazar pakt de draad op in het jaar 1788, het jaar waarin ”Verhandeling op d'Onacht der Moederlycke Tael in de Nederlanden” van Jan-Baptist Verlooy te Brussel verschijnt. Deze advocaat van de Raad van Brabant beklaagt zich in het werk over de slechte staat van het Nederlands in Vlaanderen. Opmerkelijk genoeg was Verlooy een liberaal. Het is een thema waarop Balthazar in zijn boek bij herhaling terugkomt. Verlooy en velen van zijn medestanders streefden naar grotere samenwerking op taalkundig en cultureel vlak met de noordelijke Nederlanden. Voor Balthazar is dit het bewijs dat de Vlaamse Beweging meer is dan het Vlaams Blok en rechts-extremisme.

Balthazar vervolgt zijn reis langs verleden en heden van het flamingantisme (Vlaamse Beweging) met de politieke strijd die volgde op de gelijkheid van taal in de Belgische staat (1898). Tal van opeenvolgende Belgische regeringen bogen zich over het vraagstuk van de twee etnische groepen in het land. Voor Vlamingen en Walen werden eigen instituten in het leven geroepen, een proces dat uitmondde in de federalisering van het Belgische koninkrijk. Twee deelstaten met elk een eigen regering en parlement krijgen met vergaande bevoegdheden.

Nieuw elan
Hierbij plaatst Balthazar twee opmerkingen. In de eerste plaats is hij van mening dat „het hiermee niet klaar is”, zoals velen geloven. De opbouw van een Vlaams huis zal zich voortzetten. Ten tweede ziet hij een opmerkelijk verschil tussen heden en verleden. Hij mist de strijdbaarheid van de jaren zeventig en tachtig, toen duizenden de straat op gingen om Vlaamse rechten te eisen. Hoewel de bouw van de Vlaamse staat doorgaat, laat dat tegenwoordig de burger goeddeels koud. Balthazar pleit daarom ook voor nieuw elan bij de maatschappelijke en culturele organisaties. Zij zouden de Vlaamse Beweging nieuw leven moeten inblazen.

Vooral stelt Balthazar zijn hoop op de mogelijkheden van grensoverschrijdende samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland en tussen Oost-Vlaanderen en andere naburige provincies. Heel nadrukkelijk ziet hij de Nederlandse taal als functioneel en cultureel bindmiddel tussen noord en zuid. Om het met de woorden van Verlooy te zeggen: „Voorders, wy zyn inderdaad het zelve volk, 't zelve in tael, imborst, zeden en gebruyken. Daerom, laet ons gezamentlyke Nederlanders, schoon wy van staet geschyden zyn, ons ten minste in de Nederlandsche konsten aenzien als gevaderlanders en gebroeders.”