Boekrecensie

Titel: Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen
Auteur: Erno Eskens

Uitgeverij: Contact
Amsterdam/Antwerpen, 2000
ISBN 90 254 9547 8
Pagina's: 383
Prijs: ƒ 69,90

Recensie door J. C. Karels - 14 juni 2000

Filosofische reisgids van Eskens luchtig van toon

Erasmus als vogelverschrikker

Wat deed Ludwig Wittgenstein in hotel Pomona in Den Haag? En wat deed Descartes in de Domtoren, of Karl Marx in Zaltbommel? De ”Filosofische reisgids” van filosoof Erno Eskens (1964) behandelt op luchtige wijze de plaatsen waar denkers gelogeerd, gewoond en gewerkt hebben. Zoals Gorinchem, waar David Hume door het ijs zakte.

De reisgids behandelt in kort bestek de filosofische geschiedenis van steden en kleinere plaatsen uit Nederland en Vlaanderen, variërend van een kleine vijftig pagina's (Amsterdam) tot een enkele alinea (Ootmarsum). De plaatsen zijn alfabetisch gerangschikt. Alkmaar, Amsterdam, Antwerpen, Brussel, Delft, Den Haag, Deventer, Groningen, Haarlem, Leiden, Leuven, Rotterdam, Utrecht en Zwolle zijn voorzien van een duidelijke routebeschrijving met plattegrond.

Grote denkers heeft Nederland zeker opgeleverd. Wat te denken van de vermaarde humanist Erasmus van Rotterdam, wiens buste enige tijd in Suriname als vogelverschrikker dienstdeed? Of van Hugo de Groot, bedenker van het internationale zeerecht, van wie verhaald wordt dat hij tijdens een tocht over het Damrak de namen van alle huizen onthield en ze achterstevoren kon reproduceren? Wie kent niet de naam van de roemruchte Joodse filosoof Baruch de Spinoza, die –toen zijn leraar Morteira hem tot de orde riep omdat hij de natuur vereenzelvigde met God– antwoordde dat hij hem graag wilde helpen bij het goed leren uitspreken van de banvloek? De drie personen werden reeds tijdens hun leven internationaal bekend.

Geen papegaaien
Van groter belang nog is de betekenis van 'geïmporteerde' denkers geweest. Het tolerante denkklimaat in de Republiek van de zeventiende en de achttiende eeuw heeft tientallen filosofen van formaat aangetrokken.

Om te beginnen natuurlijk de Fransman René Descartes, die het aandurfde om in zijn gedachte-experimenten aan God te twijfelen. ”Cogito, ergo sum” –ik denk, dus ben ik– krijgen leerlingen ingegoten, lang voordat het belang van die uitspraak wordt beseft. In Amsterdam woonde de Tsjechische filosoof en pedagoog Jan Amos Comenius, die leerde dat een school zich niet tot het taalonderwijs mag beperken, want „wij leiden mensen op en geen papegaaien.” In Rotterdam was de Engelse filosoof John Locke –die de mens een ”tabula rasa”, een onbeschreven blad noemde– voorzitter van de befaamde sociëteit De Lantaarn. Eveneens in Rotterdam doceerde de gevluchte hugenoot Pierre Bayle, die met zijn encyclopedische ”Dictionnaire historique et critique” (1679) het Europese intellectuele leven beslissend bepaalde.

Eskens, zelf redacteur van Filosofie Magazine, toont ons mensen die eten, en drinken, schrijven en zweten, tijdschriften oprichten en bij gebrek aan belangstelling of energie weer afblazen. Mensen die een pijpje roken, of een sinterklaascadeau kopen. Op pregnante wijze typeert hij de bijdrage van de besproken denkers aan het filosofisch debat. Het boek opent met een summiere inleiding van de filosofie in de Lage Landen, gevolgd door een jaartallenrubriek, waarin aan de hand van feiten de filosofiebeoefening op eenvoudige wijze wordt aangeboden. Soms versimpelt Eskens op een mijns inziens problematische wijze: 1683: De Verlichting is niet meer te stoppen (alsof het om een tractor gaat), of 1609: Ordinaire burenruzie tussen de Leidse theologen Arminius en Gomarus. (De situatie is complexer geweest, weten we.)

Studeerkamer
De betekenis van dit boek ligt in de aandacht die de auteur heeft voor merkwaardige en anekdotische feiten rondom filosofen en filosoferen. Ook slaagt hij erin belangwekkende ideeën van denkers op toegankelijke wijze weer te geven. Als gids voor de cultureel geïnteresseerde toerist is de gids handzaam en zinvol.

Wie zelf met de filosofen wil meedenken, moet de studeerkamer in. Dat kost energie, maar saai hoeft het niet te zijn. Want als je dan met rode oortjes in een of andere wijsgeer verdiept bent, en je kijkt van je boek op naar buiten, kan het gebeuren dat je met de ironie van de geschiedenis wordt geconfronteerd. Zo keek de Spaanse filosoof Ortega y Gasset tijdens het schrijven vanuit zijn hotelkamer in Oegstgeest naar buiten, en ontwaarde het oord waar Descartes drie eeuwen eerder de rede had ontdekt. „Die plaats, Endegeest geheten, welks bomen mijn vensters beschaduwen, is nu een oord voor krankzinnigen.”