Boekrecensie

Titel: Een gewonde profeet. Een portret van Henri Nouwen
Auteur: Michael Ford

Uitgeverij: Lannoo
Gorinchem, 2000
ISBN 90 209 3794 4
Pagina's: 242
Prijs: ƒ 49,50

Recensie door prof. J. Kamphuis - 17 mei 2000

Priester met de
wereld als parochie

Op 21 september 1996 stierf in een Hilversums ziekenhuis op 64-jarige leeftijd een man die Nijkerker van geboorte was. Nijkerk en Hilversum liggen niet zo ver van elkaar. Wat had het een rustig leven tussen die twee plaatsen, begin- en eindpunt van het aardse leven, kunnen zijn, als de man niet de roomse priester Henri Nouwen was geweest! Maar hij was het wél. Nu ligt tussen die beide plaatsen een zoektocht over heel de wereld: over de vele landen van Europa, over Noord- en Zuid-Amerika.

Overal zoekt de hyperbegaafde zoon uit een welgesteld, erudiet rooms gezin zijn priesterlijk werkterrein. En overal zoekt hij tot rust te komen. Na een veelkleurige studie in Nederland en de Verenigde Staten (theologie, psychologie, psychiatrie) is hij tweemaal onder meer hoogleraar pastorale theologie in de VS, in Yale, Connecticut en in Harvard in Cambridge, Massachusetts. Maar tussendoor heeft hij zich dan al tweemaal teruggetrokken in de abdij van Genesee, staat New York, is hij inwonend geleerde geweest in een college in Rome, heeft hij gewerkt in sloppenwijken in Zuid-Amerika.

Maar de reis is nog lang niet ten einde. De hooggeleerde publicist van religieuze bestsellers zoekt nieuwe mogelijkheden om dienstbaar te zijn en vindt die bij gemeenschappen van verstandelijk gehandicapten! Eerst in Frankrijk en daarna in Canada (de L'Arche-gemeenschap in Richmond-Hill, Ontario). En overal is hij priester en altijd viert hij de eucharistie en nooit kan hij het laten de mensen te zoeken en aan te spreken.

Vliegende trapeze
Het kan even de schijn hebben dat hij zelf tot rust komt wanneer hij zijn leven gaat delen met die mensen die zozeer van hulp afhankelijk zijn en die toch ook voor hém leermeester-in-het-leven-in-afhankelijkheid zijn. Maar meer dan schijn is het niet. Rusteloos blijft Henri naar rust zoeken: hij blijft heel de wereld over reizen en vliegen en telefoneren. Hij blijft geborgenheid en erkenning in zijn talloze vriendschappen zoeken. Hij is zelfs als spreker een rusteloos acteur. Hij is geboeid door de artiesten van het circus. Die vliegende trapeze geeft in één keer heel de zin van zijn rusteloze zoektocht naar rust weer: loslaten en dan zweven; vrij zijn en je veilig voelen, omdat je weet: Er is er één die vangt. Een trapezetheologie wenkt.

Maar Henri moet weer verder. Zo rusteloos de schilder-landgenoot Vincent van Gogh was én even gewond, zo Henri Nouwen, die de juichende taal van Vincents zonnebloemen verstond: stralende blijheid vanuit een gewond bestaan.

Maar eens zag hij in Frankrijk een poster van een schilderij van een andere landgenoot, nu uit de zeventiende eeuw: een reproductie van Rembrandts ”De thuiskomst van de verloren zoon”. De verloren zoon, die eindelijk rust in de armen, in de handen van de vader vindt. Hij moet de schildering zélf zien. De plaats is Sint-Petersburg in Rusland. Hij komt en hij ziet en hij schrijft dan daarna een van zijn aangrijpendste boeken: ”Eindelijk thuis”. Gedachten bij Rembrandts ”De terugkeer van de verloren zoon”. Is híj niet de jongste zoon, eindelijk thuis bij de Vader? Maar ook nu blijven vragen van onrust kwellen. Is hij toch niet meer, veel meer de oudste zoon? Hij, in zijn welgestelde onafhankelijkheid, die zijn leven wel wil delen met verstandelijk gehandicapten, maar tussen die droom en die daad liggen voor hem toch de praktische bezwaren van zijn financiële mogelijkheden en van zijn intellectuele capaciteiten. Zou hij dan toch ”terzijde” staan? Nieuwe rusteloosheid. Is het niet zijn roeping de vader te zijn? Is dat hem niet een keer gezegd en is daarmee het geheim van zijn roeping voor hem niet ontsloten? De zoon moet maar niet tot de vader komen. Hij moet zelf vader willen zijn in gevende, ontfermende liefde.

Innerlijke stilte
De zoektocht blijft doorgaan. Vindt hij de Vader niet? Vindt hij de Eeuwige niet? Waar? Vindt hij de Eeuwige niet dáár waar de mens zijn God kan vinden: diep in de ruimte van zijn eigen hart? Dat is toch de zoektocht van de mystiek? En de kerk van Rome kent binnen haar muren van kerkelijke autoriteit toch al sinds eeuwen de zoekers naar de rust van de innerlijke stilte. Zetelt de Hoge niet in de diepte? En tegelijk: Is die zoektocht niet te voltrekken in de viering van de eucharistie? In de discipline van het gebed, waarin ook het lichaam deel moet nemen, al is het in volle lengte uitgestrekt op de grond. Maar kent juist dat lichaam zijn eigen rusteloosheid, zijn eigen passie niet, die niet toelaat dat in de verzinking in de diepte onkwetsbaarheid wordt gevonden?

Weer op weg naar Sint-Petersburg bij een tussenstop in Nederland, Hilversum, komt het sterven; de rusteloosheid is voorbij. Het raadsel blijft in de boeken met zo veel concentratie geschreven.

Het portret van Henri Nouwen gaf ons Michael Ford in zijn ”Een gewonde profeet”. Naast de studie van Jurjen Beumer, ”Onrustig zoeken naar God. De spiritualiteit van Henri Nouwen” geeft het ons introductie in het leven en werk van een godzoeker die veel mensen heeft toegesproken en blijft aanspreken. Ook onder ons.

Hoe spreekt hij aan? Door zijn genialiteit? Of ook en vooral door zijn kwetsbaarheid? Doordat hij zijn tijd en de onrust daarvan verstaat en mee wil, zo zielsgraag vóór wil gaan en méé wil naar de rust. De Rust. Een rusteloze in een rusteloze tijd. Een gekwetste in een kwetsbare wereld van welvaart. De ziel blijft almaar vragen en achter elke vraag is de volgende verscholen en doemt op uit de afgrond van het bestaan. Nouwen werd door de vragen overrompeld en roept onrustig mee te gaan naar het geheim van het antwoord. Is God toch niet nabij, tot in het vlees? Hoeveel moest hij nog schrijven, almaar schrijven en almaar spreken? Toen gaf het onrustig hart het op.

Ontferming
Michael Ford, die Nouwen niet eens zo dikwijls heeft ontmoet, gaf ons een goedgelijkend portret van de Nijkerkse jongen die priester werd en de wereld als zijn parochie zoekt.

Door heel de lectuur van zijn boek heen bleef ik steeds denken aan de gelijkenis van de vader en de twee zonen. Nouwen mag zeggen dat de zoon is geroepen het beeld van de vader te vertonen. Maar hij gaat niet alleen verder dan de gelijkenis (en dan Rembrandt in zijn ”Terugkeer van de verloren zoon”), hij gaat toch ook aan het Evangelie van de gelijkenis voorbij, wanneer hij hier in deze gelijkenis zich wil inleven in de ”rol van de vader”.

Wij zijn de vader uit de gelijkenis niet. En wij zijn de Christus niet, Die ons de Naam van de Vader in de hemel heeft geopenbaard. Willen wij dat zijn, dan reiken we boven onszelf uit én boven het Evangelie uit. Dit Evangelie is de boodschap van genade alléén door de ontferming van de Vader in de Zoon, Die zich voor zondaren die alles hebben verspeeld, heeft gegeven, opdat over ons zal komen het wonderlijke geheim van de aanneming tot kinderen: „Zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, die in Zijn Naam geloven.”

Híér wordt de rust geschonken. Ook de oudste zoon wordt in deze kring, deze lichtkring geroepen!