Boekrecensie

Titel: Op jacht naar het leven
Auteur: Erik Hazelhoff Roelfzema

Uitgeverij: Het Spectrum
Utrecht, 2000
ISBN 90 274 6862 1
Pagina's: 467
Prijs: ƒ 52,75

Recensie door W. B. Kranendonk - 3 mei 2000

Soldaat van Oranje was avonturier en meer dan dat

„Nooit opgeven omdat je niet durft”

Koningin Wilhelmina was bijzonder op de Engelandvaarder gesteld. Kende hem zelfs de Militaire Willemsorde toe op het moment dat hij voor de Nederlandse krijgsraad in Londen was gedaagd. Maar toen Erik Hazelhoff Roelfzema de vorstin op 2 mei 1945 de hand reikte bij haar aankomst op vliegveld Gilze-Rijen, negeerde de koningin dat. De eerste stap op bevrijde vaderlandse bodem wilde Hare Majesteit zetten zonder de hulp van de Soldaat van Oranje.

Nooit opgeven omdat je niet durft, want dan durf je nooit meer wat. Dat noemt Erik Hazelhoff Roelfzema (83), beter bekend als Soldaat van Oranje, de belangrijkste drijfveer voor zijn avontuurlijke levenswijze. Zijn memoires gaf hij daarom ook de veelzeggende titel ”Op jacht naar het leven” mee.

Ofschoon Roelfzema dat zelf bestrijdt, heeft hij avonturiersbloed. Welke Hollandse jongen haalde het in 1938 in zijn hoofd een wildvreemd, aardig ogend meisje uit San Francisco aan de bar in een Leidse kroeg te beloven dat hij een maand later op haar verjaardag aan de Amerikaanse westkust zou zijn? Erik wel. Hij stak de oceaan over, werkend op een boot. Bereisde het Amerikaanse continent liftend op een vrachtauto en liggend op het dak van een trein. Precies op tijd kwam hij in San Francisco aan. Het enige probleem was dat hij zich het deerntje nauwelijks meer kon herinneren. Maar dat maakte niet uit: Erik was zijn belofte nagekomen.

Oppervlakkig gezien zou men dezelfde avontuurlijke geest kunnen ontdekken in het waagstuk dat Roelfzema in de nacht van 18 januari 1942 uithaalde. Samen met enkele kornuiten bracht hij vanuit Engeland een geheim agent naar Nederland. Bij aankomst op het strand van Scheveningen bleek er verraad in het spel te zijn. De Duitsers arresteerden de geheim agent. Roelfzema en zijn makkers wisten zich tijdig in het duister terug te trekken. Om contactpersonen in bezet gebied van de arrestatie op de hoogte te brengen, stapte Erik even later in Brits uniform en lange legerjas de Scheveningse boulevard op om in een telefooncel zijn vrienden te waarschuwen. Het enige probleem bleek te zijn dat de zilveren dubbeltjes die hij op zak had niet meer in het apparaat pasten. De Duitsers hadden kort tevoren zinken munten ingevoerd, omdat ze het zilver voor andere doelen wilden gebruiken. De waaghals later zelf over dit uitstapje: „Dit was geen avontuur, doch plicht. Ik moest mijn vrienden waarschuwen.”

Bestseller
Pas een kwarteeuw na afloop van de oorlog bezorgden dit en verschillende andere staaltjes van heldenmoed Erik Hazelhoff Roelfzema de onvergetelijke bijnaam ”Soldaat van Oranje”. Door geldnood gedreven besloot de Engelandvaarder in 1969 zijn oorlogservaringen op papier te zetten. Aanvankelijk publiceerde de Nieuwe Revu ze als losse artikelen. De Geïllustreerde Pers in Amsterdam gaf ze daarna tamelijk onverzorgd uit in een goedkope paperback, waarmee huis aan huis geleurd zou worden. Roelfzema was ontevreden en slaagde erin de rechten van het boek terug te krijgen. Daarop wist hij de buurman van zijn moeder in Wassenaar, Ad Stok, zover te krijgen het boek uit te geven. Stok, een overtuigd royalist, die zijn hoed afnam als hij een oranje wimpel zag, raakte gecharmeerd van het voorstel van de auteur toen hij hoorde dat prins Bernhard een voorwoord wilde schrijven. ”Soldaat van Oranje” werd een bestseller. Inmiddels zijn van het boek 1,2 miljoen exemplaren verkocht.

Leids Manifest
Toen Roelfzema werd geboren, was zijn bedje gespreid. Zijn vader had als planter in Indië goede zaken gedaan, maar keerde vanwege de opvoeding van zijn kinderen terug naar Nederland. Reeds in zijn middelbare schooltijd toonde de jonge Roelfzema zich de vrijbuiter. Pen en papier hadden grote aantrekkingskracht op hem. Na het behalen van zijn diploma liet Erik Hazelhoff Roelfzema zich inschrijven als rechtenstudent aan de universiteit van Leiden.

De Duitse inval in mei '40 was een keerpunt in het studentenbestaan. „Na enkele dagen de sensatie van de oorlog te hebben beleefd, realiseerden we ons: het wordt nooit meer zoals vroeger.” De geknevelde vrijheid belemmerde Roelfzema en zijn vrienden rustig te studeren.

Daadwerkelijk verzet pleegde de student rechten in februari 1941, toen hij het Leids Manifest opstelde en liet verspreiden. Het was een bezwaarschrift tegen het Duitse voorstel om een numerus clausus in te stellen voor de opleiding, waarmee ze de Joodse studenten wilden uitsluiten. In zijn vlugschrift formuleerde Roelfzema de voorwaarden waaronder de Leidse bevolking aan het plan wilde meewerken. Hij ondertekende met ”De Leidse Studenten”. Vrienden van hem plakten het manifest op muren, zuilen en zelfs op de deur van de Ortskommandantur. De bezetter had spoedig de drukker uit Katwijk te pakken, die dagenlang door Leiden zwierf op zoek naar het gezicht van Roelfzema.

Ongelukkigerwijs pakten de Duitsers ook de schrijver op toen hij afscheid nam van twee vrienden die naar Engeland wilden uitwijken. Roelfzema belandde in de beruchte gevangenis Oranjehotel. Daar wist hij zijn bewakers te overtuigen van een arrestatie bij vergissing en kon hij het cellencomplex verlaten voordat de drukker hem tegen het lijf was gelopen.

Bij Erik bleef de vrijheid wenken. Verschillende pogingen om over zee aan de nazi's te ontkomen liepen op niets uit. Totdat hij in juni '41 –na een mysterieuze tip– aanmonsterde als koksmaat op de St. Cerque, een schip dat onder Zwitserse vlag in New York graan zou laden voor de Duitsers. Eenmaal op zee doken uit alle hoeken en gaten van het schip avonturiers, verstekelingen en verzetsstrijders op. Halverwege de tocht stapte dit bonte gezelschap over op een Brits oorlogsschip, dat de groep mannen in Engeland afzette. „Soms als je het noodlot een mes op de keel zet, gaat het op het laatste moment nog net door de knieën”, schrijft de Engelandvaarder in zijn memoires.

Irritatie in Londen
Vol vechtlust bereikten Roelfzema en zijn vrienden Londen, waar hun enthousiasme al spoedig stuk dreigde te lopen op de volstrekte inactiviteit van de Nederlandse autoriteiten aldaar. De regering, die vaak met grote persoonlijke opoffering Holland had verlaten, had als enige taak het wettig gezag van Nederland ononderbroken voort te zetten. Het kenmerkende van een regering in ballingschap is immers dat zij niets heeft om over te regeren, behalve zichzelf. De ministeries bogen zich over details en de ambtenaren vooral over eigen promotiekansen.

Dat frustreerde Roelfzema en zijn vrienden. Zij golden als de felsten der fellen. De binnenwervelende Engelandvaarders vochten het gezag van de reeds bestaande Hollandse kolonie in Engeland aan. Alleen voor de koningin hadden zij respect. Van de regering verwachtten zij actie. Dat bleek een ijdele hoop. „Wij waren, dankzij de bezetting ongeschikt voor iedere maatschappij gebaseerd op vooroorlogse waarden als rang, titel en positie. Wij beoordeelden hen allen naar een standaard: wat is hun staat van dienst tegen de nazi's? Zij hadden er geen.”

Contact Holland
Roelfzema raakte betrokken bij het opzetten van de organisatie Contact Holland, die in het najaar van 1941 begon met het overbrengen van geheim agenten naar de Nederlandse kust. Met kleine, felle ”motor gun boats” werden de spionnen met radio-uitrusting 's nachts bij Scheveningen op het strand afgezet.

De risicovolle onderneming kwam abrupt ten einde toen generaal Van 't Sant het veld moest ruimen als hoofd van de Centrale Inlichtingen Dienst (CID). Kolonel De Bruyne volgde hem op. Roelfzema noemt hem „de ideale marinier: onvervaard en rechtdoorzee.” Hij werkte volgens militaire regels. „Orders hoorden bij mariniers, maar de uiterst onafhankelijke individuen die in staat waren als geheime agenten te functioneren, verdienden onderlinge verhoudingen gebaseerd op intelligent vertrouwen en niet op botte militaire discipline. Het ging om het spel en niet om de regels,” aldus de Soldaat van Oranje. De CID wilde dat Contact Holland zich naar haar regels voegde. Dat weigerde Roelfzema. Het conflict kwam tot een uitbarsting toen Erik Hazelhoff Roelfzema op 17 april 1942 werd voorgedragen voor de krijgsraad. Tegelijkertijd besloot koningin Wilhelmina de Engelandvaarder de Militaire Willemsorde toe te kennen. De Bruyne, die bij de ceremonie aanwezig moest zijn, kon op dat moment niet anders doen dan de zaak bij de krijgsraad annuleren.

Losgeslagen
Het leven in Londen was overigens niet alleen vol heldenmoed. Op realistische wijze beschrijft Roelfzema hoe de vrije dagen gevuld werden met de jacht op drank en rokken. Zijn memoires geven het beeld van een losgeslagen groep jonge mannen die de angst voor dood en verderf wegduwden door „te genieten van het volle leven”, dan wel te overschreeuwen met grof en godslasterlijk taalgebruik.

Dankzij goede contacten met prins Bernhard kwam Hazelhoff Roelfzema achter de stuurknuppel van gevechtsvliegtuigen. De prins leerde hem de eerste beginselen van de vliegerij. De prins kon hem echter niet door de keuring van de Royal Air Force helpen. Roelfzema doorstond de proef ondanks zijn slechte ogen. Hij slaagde voor de ogentest door een klein stukje van een brillenglas tussen zijn vingers te houden, waarmee hij één oog moest afdekken.

Tijdens de vliegerstraining in Canada bleken Roelfzema en zijn makkers vindingrijk om te ontkomen aan de verplichting kerkdiensten bij te wonen. Met duidelijk genoegen beschrijft hij hoe de Hollanders plotseling een denkbeeldig kerkgenootschap stichtten, dat ze ”Church of Holland” doopten om daarmee de Church of England te tarten. De Soldaat van Oranje: „De Church of Holland was een uiterst strikte sekte die zijn aanhangers vrijwel alles verbood wat in de vroege morgen plaatshad, vooral op zondag. Terwijl alle andere nationaliteiten verplicht waren met een zuur gezicht in de kerkparade mee te marcheren, waren Nederlanders verplicht op bed te blijven liggen. Men riep van tijd tot tijd plechtige feestdagen uit, waarvoor de basiscommandant dan vrij moest geven. Dan kregen de Nederlanders buitengewoon verlof en reisden met uitgestreken gezicht en dorstige kelen naar Banff of Regina voor traditionele ceremonies met gerst en hop.” Na afloop van de training meldde de kersverse vliegenier zich bij het 139e squadron van de RAF. Met een tweemotorige Havilland Mosquito maakte hij 72 vluchten naar Duitsland, waarvan 25 naar Berlijn.

Adjudant
Aan dit gevaarlijk bestaan kwam in oktober 1944 abrupt een einde toen Hazelhoff Roelfzema benoemd werd tot adjudant van koningin Wilhelmina. In die hoedanigheid maakte hij mee dat de vorstin na vijf jaar ballingschap voet op Nederlands grondgebied zette.

Ook al kende Hazelhoff Roelfzema de vorstin en prins Bernhard al voor de terugkeer naar Nederland, juist die eerste maanden in bevrijd Nederland deden een hechte vriendschap met de diverse leden van het koningshuis ontstaan. De prins beschrijft hij als „van nature open en vertrouwend maar daarbij gemakkelijk het slachtoffer van manipulaties.” De vriendschap met de prins Bernhard is gebleven tot op de dag van vandaag. In zijn memoires meldt de Soldaat van Oranje hoe de prins hem op Hawaï opzocht en 's ochtends samen met zijn gastheer de vuilnisbakken buitenzette.

Ook voor de andere leden van de koninklijke familie heeft Roelfzema grote bewondering. Prinses Juliana met haar dochtertjes vloog hij op 6 augustus 1945 met een tochtige Dakota vanuit Canada naar Nederland. Eenmaal op Nederlandse bodem tilde hij prinses Beatrix uit het vliegtuig, „waarna ze met parmantige stapjes voorgoed met mijn hart wegstapte.” De genegenheid was wederzijds. Prinses Beatrix vroeg Hazelhoff Roelfzema bij haar inhuldiging aan te treden als Koning van de Wapenen. Zo schreed hij op 30 april 1980 voor de kroonprinses en haar man de Nieuwe Kerk van Amsterdam binnen en riep hij na afloop van de plechtigheid als eerste door de gewijde ruimte: „De Koningin is ingehuldigd! Leve de Koningin!”

Teleurstelling
Toch bracht de bevrijding van ons land niet hetgeen de Soldaat van Oranje ervan verwacht had. Al spoedig sloeg de teleurstelling toe. Er werd in Holland enorm gefeest, maar onder het gehos en de drinkgelagen bleven het trieste tijden. Er was te veel geleden, er was te veel kapot. Onder de schrille wimpers was alles grauw.

Te midden hiervan verschenen de Nederlanders uit Engeland. Weldoorvoed, zelfbewust, gekleed in stoere uniformen met sterren en strepen. En iedereen droeg tenminste een spannend lintje. De mensen die thuis de bezetting hadden overleefd, vaak op wonderbaarlijke wijze, konden hier niets tegenover stellen. Roelfzema en zijn vrienden werden uitgenodigd op de feesten van Canadezen en Engelsen. Niet de Nederlanders uit de bezettingstijd, tenzij ze jong, vlot en vrouwelijk waren. De vroegere illegaal reed 's avonds langs villa's die daverden van vrolijkheid en vertier en schitterden van licht en gala-uniformen – op z'n massieve fietsbanden.

„Hoezeer we ons verleden ook ontgroeid waren, een droom had ons geen dag van de oorlog verlaten: de thuiskomst in Nederland. We kwamen thuis en de droom werd vermorzeld door de werkelijkheid. Nederland zoals we dat ons herinnerden, bestond niet meer. Het lag onherkenbaar voor ons, uitgemergeld als een stumper uit een concentratiekamp. We konden het niet verwerken, we wilden het niet aanvaarden. We wendden ons af, terug naar onze kameraden met wie we gevochten hadden.”

Nederland was voor de Soldaat van Oranje en zijn vrienden te klein, te benepen geworden. Opnieuw trok hij de wereld in. In het decadente Hollywood dacht hij te kunnen beginnen aan een filmcarrière, maar dat liep al na de eerste filmopnamen op een teleurstelling uit.

Toen hij dacht een rustig leven te kunnen gaan leiden, kreeg hij het verzoek naar Ambon te gaan om als de ogen en oren van de wereld te gaan waarnemen welk onrecht de Molukkers door Sukarno was aangedaan. Met een eenmotorig watervliegtuigje en een handgetekend kaartje in zijn laars vloog hij de Indische archipel over. Hij verdwaalde en moest vanwege benzinegebrek landen tussen de wilden. Het liep wonder boven wonder goed af.

Vergiftigd
Na zijn terugkeer kreeg Roelfzema een betrekking bij de Amerikaanse televisie, bracht het tot directeur van Radio Free Europe (RFE), de nieuwszender met 2114 medewerkers die de CIA in West-Europa had opgezet om de bevolking van Oost-Europa van het echte nieuws te voorzien. Hier ontmoette hij Joseph Schreieder, die als hoofd van de SD in Nederland tijdens de winter van '41-'42 alles in het werk had gesteld om Roelfzema te pakken te krijgen. De voormalige Soldaat van Oranje werkte enkele jaren vruchtbaar samen met zijn vroegere belager. Opnieuw kroop Roelfzema door het oog van de naald. De spionagedienst van de communisten had al enkele medewerkers van Radio Free Europa om het leven gebracht toen Hazelhoff Roelfzema dronk uit een kopje op zijn bureau waarin het gif atropine zat. Hij bracht het er levend vanaf.

De carrière bij RFE kwam kort daarna abrupt ten einde. Hazelhoff Roelfzema probeerde nog zijn kansen als stichter van het grootste Amerikaanse televisiestation Intertel en als oliebaron. Beide pogingen liepen op niets uit. De vroegere Soldaat van Oranje raakte aan lager wal. Samen met zijn tweede vrouw Karin trok hij naar Hawaï om daar het fameuze boek ”Soldaat van Oranje” te maken. Hiermee vestigde hij zijn naam en dankzij de verkoopresultaten loste het boek alle geldzorgen op.

Sprekend over het naderend levenseinde doet de Soldaat van Oranje zich kennen als een liberaal, die geen rekening houdt met hetgeen na de dood beslist volgt. Hij zegt in zijn memoires „nu af te stevenen op de onvermijdelijke grande finale. Alles wijst op een gelukkig einde, maar de scenarioschrijver is berucht grillig. (...) De twintigste eeuw loopt op zijn einde en ik ook. We hebben het een en ander gemeen. We zijn lang aan bod geweest, hebben niet stilgezeten en de toekomst zal uitmaken of het al met al de moeite waard is geweest.”