Boekrecensie

Titel: Literaire smaakmakers
Auteur: Ed van Eeden, ingeleid door Martin van Amerongen

Uitgeverij: De Bijenkorf, 2000
ISBN 90 71442 89 6
Pagina's: 160
Alleen bij De Bijenkorf te koop voor ƒ 15,-

Recensie door Enny de Bruijn - 19 april 2000

Het geheim van de uitgever

Sappige anekdotes over schrijvers en uitgevers, over boeken en lezers. De pocket ”Literaire smaakmakers”, geschreven door Ed van Eeden, staat er vol mee. Eén ding is jammer: slechts de Amsterdamse grachtengordel komt in beeld. Reden om op deze pagina de seculiere uitgeverswereld te vergelijken met de christelijke. Hoewel thema's en genres soms ver uiteenlopen, blijken schrijvers en uitgevers aan beide zijden van de grens weinig te verschillen: slim, aardig, doortrapt, naïef, zakelijk, idealistisch. Kortom: menselijk.

Wie de verborgen geschiedenis van Umberto Eco's ”De naam van de roos”, Vonne van der Meers ”Eilandgasten” of J. Bernlefs ”Hersenschimmen” wil leren kennen, moet het boek ”Literaire smaakmakers” ter hand nemen. Het staat bol van de boeiende feiten en anekdotes. Je leert eruit dat ”Ik Jan Cremer” de eerste echte Nederlandse bestseller is geweest, dat uitgeverij De Arbeiderspers ooit het debuut van Harry Mulisch afwees als zijnde „wat mager”, dat Chaim Potok vriendschap sloot met zijn Nederlandse uitgever en dat Geert Mak na maandenlang zoeken naar een geschikte auteur ontdekte dat hij zelf het boek ”Hoe God verdween uit Jorwerd” moest schrijven.

Van Eeden laat het overigens niet bij anekdotes. Hij signaleert trends, beschrijft ontwikkelingen, toont de binnenkant van het literaire leven. Ongetwijfeld zullen schrijvers en uitgevers haastig het hoofdstukje ”Het geheim van de bestseller” opslaan, om vervolgens tot de teleurstellende ontdekking te komen dat het daar gegeven recept alleen maar achteraf op een boek kan worden toegepast. Vooraf blijft het koffiedik kijken. Van Eeden behandelt de moeiten van de schrijver, het toptiendenken dat de laatste twintig jaar de markt beheerst, de hypes die elkaar opvolgen, de promotiecampagnes die uitgevers op touw zetten, de strijd om auteurs, titels en voorschotten.

CLK-actieboek
In zijn boekje blijft de christelijke uitgeverij echter helemaal buiten beeld. Dat komt doordat Van Eeden zich bij zijn keuze liet leiden door de voorkeuren van de ”smaakmakers” die hij interviewde, waardoor een lijst van honderd recente, vooral literaire boeken ontstond. Natuurlijk hoort Nel Benschop in dat rijtje niet thuis, laat staan Richard Wurmbrand, Matthew Henry, Bodie Thoene of W. G. van de Hulst – ook al zijn er van hun boeken veel meer exemplaren verkocht dan van het werk van de wél behandelde Irvine Welsh, Tomek Tryzna en Dava Sobel.

Het zou aardig zijn om een boek over de geschiedenis van de christelijke boekenwereld naast dat van Van Eeden te kunnen leggen. Helaas, dat bestaat niet. Misschien ligt daar een mooie taak voor het Christelijk Lektuur Kontakt, dat toch met enige regelmaat een CLK-actieboek dient samen te stellen. Je kunt je immers afvragen of de christelijke uitgeverij op alle punten met de seculiere vergelijkbaar is. Lijden beide soorten uitgevers evenzeer aan toptiendenken, bestselleritis en promotiedrang? Welke typen schrijvers beheersen de christelijke boekenmarkt? Hoe hoog lopen de conflicten en hoe fel is de concurrentiestrijd? Volgen ook hier allerlei trends elkaar met toenemende snelheid op?

Dagboeken
Als diverse christelijke uitgevers die vragen voorgelegd krijgen, blijkt al snel dat ze over het verleden veel te vertellen hebben. Maar over de toekomst? Wanneer alle concurrenten over hun schouders meelezen, bedenken uitgevers zich wel drie keer voor ze hun visie op de christelijke boekenmarkt geven. Wie echter de uitspraken van een aantal van hen naast elkaar legt, kan proberen wat lijnen te trekken. De domineesbiografieën hebben hun tijd gehad, vinden de meeste uitgevers. Den Hertog: „Als iemand met een bepaald genre begint, en daarmee succes heeft, storten alle concurrenten zich er meteen op. Tot er een bepaald verzadigingspunt bereikt wordt en er weer iets nieuws ontdekt moet worden. Sowieso is het een probleem dat er zo verschrikkelijk veel boeken verschijnen, die meestal maar heel kort in omloop zijn. Bijbelse dagboeken zijn op dit moment de grote trend.”

De Banier: „Er verschijnen veel te veel dagboeken, de markt is alweer bijna verzadigd.” Groen: „Dat geloof ik niet. Dagboeken blijven het altijd doen, het is alleen de kunst er af en toe een nieuwe invulling voor te bedenken. Fictie is veel trendgevoeliger.” Kok: „Christelijke romans van Amerikaanse schrijvers doen het nog steeds goed, nu al een jaar of zeven.” Groen: „Maar van de tien romans zijn er misschien twee een succes. Er verschijnt zo veel... Op den duur ben je je eigen concurrent.” De Banier: „Toch is het publiek de laatste tijd opgeschoven in de richting van de lichte fictie. De belangstelling voor diepgravend theologisch werk neemt af.” Boekencentrum: „Mensen lezen liever een korte meditatie dan een volledige preek. Dagboeken nemen dus de plaats van prekenbundels in.”

Bestsellers
De bestsellers van de christelijke markt zijn niet literair van karakter. De grote successen zijn boeken die al tientallen jaren in omloop zijn: kinderbijbels, theologische standaardwerken, pastorale poëzie, een enkele roman. Voor de meeste romans en kinderboeken die ieder jaar opnieuw bij tientallen op de markt gedumpt worden, geldt echter het tegenovergestelde: na een paar maanden roept de lezer alweer om iets nieuws.

Hoe maak je nu als uitgever een bestseller? Tal van factoren blijken daarbij een rol te spelen: de auteur, de omslag, het onderwerp, de doelgroep, de timing, de mate van promotie, de aandacht van de media. „Voor een debutant heb je nu eenmaal alles tegen”, sprak Querido-redacteur Anthony Mertens ooit tegen Jan Luitzen. „Je bent een man van rond de veertig en je behoort tot geen enkele opzienbarende minderheidsgroep.” In de christelijke boekenwereld is dat besef nog niet doorgedrongen. Hier gelden andere wetten. De naam van een bekende predikant doet het bijvoorbeeld nog altijd goed op de omslag van een boek. Al is het ook hier zo dat vrouwen het grootste deel van de romanproductie voor hun rekening nemen.

De laatste jaren verdiepen uitgevers zich meer en meer in promotietechnieken. Een bijzonder boek dient op de dag van verschijnen overhandigd te worden aan een bijzonder personage, de redacteur schrijft een pakkende flaptekst, de auteur dient zich beschikbaar te houden voor interviews, kleurrijke folders en advertenties moeten de rest doen.

Recensies
Den Hertog: „Sommige seculiere uitgevers gaan zo ver dat ze zich ermee bemoeien of een auteur met opgestoken haar moet verschijnen of niet, als ze een interview geeft. Dat hebben wij nooit gedaan.” Groen: „Er moet over een boek geschreven worden. Positief of negatief, dat maakt weinig uit, als het maar een onderwerp wordt. De pers moet zo'n boekje optillen, tot het een sneeuwbal wordt die vanzelf verderrolt. Dan doet mond-tot-mondreclame de rest. Hét voorbeeld is prof. dr. J. Blaauwendraad met ”Het is ingewikkeld geworden”.” Maar uiteindelijk moet toch de inhoud van het boek het doen, vinden de uitgevers. Boekencentrum: „Als een boek niet goed is, helpen zelfs recensies niet. Al kunnen interviews met de auteur het succes wel versterken.”

Het verkoopresultaat van een titel is niettemin dikwijls volstrekt onvoorspelbaar. Daarom gebeurt het nogal eens dat uitgevers ernaast zitten in hun beslissingen, dat schrijvers niet op hun waarde geschat worden, dat bepaalde boeken op hoge stapels in het magazijn blijven liggen. Ze zijn er genoeg, de titels waarvan in totaal maar een paar honderd exemplaren verkocht worden. Gebundelde krantenartikelen doen het bijvoorbeeld slecht, net als kerkhistorische studies. Groen: „Onze reeks over Messiasbelijdende Joden... Dat is toch een interessant onderwerp, het zou de gemeenten iets te zeggen moeten hebben, maar blijkbaar leeft het onvoldoende. Dan kun je als uitgever nog steeds enthousiast zijn, maar op den duur moet je zo'n serie stopzetten.”

Blunderende minkukels
In ”Literaire smaakmakers” schrijft Ed van Eeden: „Om te bewijzen dat uitgevers blunderende minkukels zijn, stuurde Doris Lessing aan het begin van de jaren tachtig een aantal van haar manuscripten onder pseudoniem naar een twaalftal uitgevers. Groot was haar voldoening toen ze haar mystificatie naderhand bekend kon maken en tegelijkertijd twaalf afwijzingen overlegde.”

Weigering van interessante manuscripten komt ook in de christelijke uitgeverswereld voor, op grond van het aloude argument: „Het past helaas niet in ons fonds.” Soms is dat ook echt zo. Den Hertog: „We hebben de kans gehad boeken van Henri Arnoldus, de auteur van Pietje Puk, uit te geven, met circus en al, maar dat zagen we toch niet zitten.” Groen: „Henk Koesveld kwam hier met zijn eerste boek, echt een goed boek, maar die hebben we doorverwezen naar De Vuurbaak omdat wij ons wilden richten op non-fictie. Toch hadden we het achteraf best kunnen doen.”

Beginnende schrijvers sturen hun manuscript dikwijls naar verschillende uitgeverijen tegelijk. De meesten mogen blij zijn als er één positief reageert, maar een enkele keer gebeurt het dat uitgevers elkaar verdringen. Dat was het geval met Joke Verweerd, die haar eerste bundel zowel bij Kok als bij Boekencentrum had aangeboden. Kok: „Toen ik haar wilde vertellen dat we het boek gingen uitgeven, bleek dat Boekencentrum net een halfuur eerder had gebeld.”

Ook als het gaat om vertalingen van buitenlands werk is er soms sprake van flinke concurrentie. Boekencentrum: „De biografie van Tolkien, die Kok nu in de wacht heeft gesleept, hadden we graag willen uitgeven. Uiteindelijk werd dat een kwestie van: Wie betaalt het grootste voorschot. Toen zijn wij afgehaakt, al vind ik dat nog steeds jammer.”

Peretti
De vertaling van Frank Peretti's eerste roman liet Kok aan zich voorbijgaan, niet op grond van de Amerikaanse verkoopcijfers, maar vanwege de inhoud. Novapres greep zijn kans. Bij een enigszins vergelijkbare reeks, ”De laatste bazuin” van Tim LaHaye en Jerry B. Jenkins, ging het andersom. Novapres: „We volgden het negatieve advies van de leescommissie en besloten de serie niet uit te geven. De tegenwoordige uitgever (Kok) kan beoordelen of dat een slecht advies was.”

Hoewel er af en toe sprake is van uitgeversnijd, is de christelijke boekenwereld geenszins keihard te noemen. Groen: „De eerste keer dat ik in Frankfurt was, kreeg ik een nieuwe serie van Bodie en Brock Thoene aangeboden. Die kans heb ik laten lopen, omdat ik wist dat Kok al eerder iets van de Thoenes had uitgegeven. Ik vond het ”not done”: Kok had de oudste rechten.” Kok: „Je merkt wél dat uitgevers meer en meer achter elkaars schrijvers aanzitten. Het hele boekenbedrijf wordt steeds zakelijker.” Toch, al vechten uitgevers soms om auteurs, titels en voorschotten, in Frankfurt blijven ze elkaar broederlijk van koffie voorzien.