Boekrecensie

Titel: Alom te bekomen. Veranderingen in de boekdistributie in de Republiek 1720-1800
Auteur: Hannie van Goinga

Uitgeverij: De Buitenkant
Amsterdam, 1999
Pagina's: 408
ISBN 90 76452 21 0
Prijs: ƒ 185,00

Recensie door Ton Bolland - 29 maart 2000

Verslaafde lezers en
verslonden teksten

Hoe komt het boek onder de mensen? De eerste fase is bekend. Van de auteur naar de zetter, van de zetter naar de drukker, de binder en naar de boekhandel. Overzichtelijker kan het niet. Sinds de studie van Hannie van Goinga weten we beter.

De auteur schreef een lijvig werk over de boekdistributie tussen de jaren 1720-1800 onder de gevatte titel ”Alom te bekomen”. En het gaat vandaag niet veel anders! Bij distributie moeten we overigens niet direct denken aan het transport, want dat is juist het punt dat zij buiten beschouwing heeft gelaten.

De auteur is nauwkeurig, zelfs minutieus nagegaan hoe de boekhandel in de achttiende eeuw eruitzag. Aan de hand van uitgeversarchieven kwam er zicht op de boekhandel en uit de verkoopboeken van onder andere Tijl uit Zwolle en Van Benthem in Middelburg kwam er zicht op de afnemers. In ruim 300 pagina's tekst en 100 pagina's bijlagen zijn veel aspecten beschreven: de zogenaamde commissiehandel, veilingen, het antiquariaat, de leesbibliotheken en leesgezelschappen.

Heel origineel is de aanpak van het onderwerp door oude dagbladen te raadplegen. De auteur heeft de Leydsche Courant, de Oprechte Haerlemsche Courant en de Amsterdamsche Courant nagezocht op advertenties van boekhandelaren. Een boeiend en spannend onderzoek. Van Goinga zegt er niet voor niets van: „Hier ligt het goud voor het oprapen: boekhandelsadvertenties als bronnen.”

”Minvermogenden”
Het is snel duidelijk dat slechts een enkel punt uit dit rijke boek genoemd kan worden. Een apart aspect van boekdistributie is hoe een boek allerlei lagen van de bevolking bereikt. De maatschappelijke bovenlaag in de achttiende eeuw las veel. Die bestond voornamelijk uit notarissen, artsen, juristen, predikanten enzovoorts. Maar hoe zat het met het gewone volk?

Rond 1750 verschijnen de eerste advertenties van boekhandelaren met goedkope uitgaven voor ”minvermogenden”. Soms werd heel expliciet aangegeven wie dat waren, tot op de titelpagina toe: huispersoneel, dienstboden, kousen- en pruikenmakers, handwerkslieden en anderen. De uitgaven waren niet voor de verstrooiing, maar hadden een opvoedend karakter. Het is opvallend dat veel van die uitgaven geschiedkundig of stichtelijk van aard waren.

Er verschenen ook periodieken voor deze doelgroep, zoals het ”Magazyn der Armen, werk-lieden, dienstboden en huislieden”. Tot in de negentiende eeuw heeft zich dat voortgezet. Alleen de titels werden iets afgezwakt, van ”Magazijn voor de beschaafde stand” tot ”Magazijn voor alle standen”.

Antiquaar
Aan de eerste antiquaar van Nederland, Pieter van Damme, is een apart hoofdstuk gewijd. Bij hem is de belangstelling voor het antiquariaat gegroeid door zijn ontwikkeling van liefhebber via verzamelaar tot handelaar. Zo gaat dat vandaag nog vaak! Op jonge leeftijd (14 jaar!) kwam hij uit Gent naar Amsterdam om het boekenvak te leren.

Zijn ontwikkeling is nauwkeurig te volgen aan de hand van bewaard gebleven brieven. In het Museum voor het Boek wordt een collectie van 1200 brieven bewaard, waarvan de oudste dateert uit 1752. Van Damme was toen 25 jaar en voerde een uitgebreide correspondentie met geleerden uit heel Europa. Wat een geweldige ontwikkeling in zo'n korte tijd. Hij genoot respect en vertrouwen. Dat komt sterk uit in de correspondentie met ds. Herman van der Horst uit Schoonhoven. Van der Horst en Van Damme hadden dezelfde hobby, namelijk het verzamelen van munten. Van der Horst had in de loop der jaren een grote en zeldzame verzameling opgebouwd. De omstandigheden hadden dat ook bevorderd, hij was namelijk vele jaren predikant van de Hollandse gemeente in Smyrna. Daar heeft hij veel kunnen kopen en zelf opgegraven.

In een brief van 20 november 1753 schrijft ds. Van der Horst aan Van Damme hoe hij aan veel van zijn schatten gekomen is. „Bijzonderlijk heb ik een aantal oude penningen zoo met Latijnsche als in zonderheyt met Grieksche opschriften, waer van ik de meeste bij uitgraevinge zelve (...) bekomen heb.” Dat is de ware muntenverzamelaar! Zelf graven en spitten. Ds. Van der Horst voegt er pinnig aan toe „zoo dat mijne liefhebberij niet is gelijk aan die van de meeste liefhebbers, die zelfve van andere liefhebbers koopen.” Zelf munten opgraven is het mooiste, maar ds. Van der Horst vergeet dat hij een uitgelezen kans had in Smyrna en wijde omgeving om zelf te graven.

Veilingen
Als ik de correspondentie goed lees, heeft ds. Van der Horst altijd spijt gehad dat hij zijn verzameling verkocht heeft. De vasthoudendheid van Van Damme zal ook een rol hebben gespeeld. Er valt over de boeiende figuur van Van Damme nog veel te schrijven. Maar het is beter om het boek zelf te kopen! Alleen wil ik nog vermelden dat Van Damme in enkele jaren een bloeiend antiquariaat opbouwde en van tijd tot tijd veilingen hield. De eerste veiling telde 7700 kavels. Indrukwekkend! Dat halen de allergrootste internationale veilingen vandaag zelfs niet.

Uit de enkele onderwerpen die ik aanstipte, is duidelijk dat Hannie van Goinga de studie naar de boekgeschiedenis zeer verrijkt heeft. Ze schreef een boek voor de boekenverzamelaar, boekhandelaar en uitgever. ”Alom te bekomen” is in een prettige en vlotte stijl geschreven. Het doet bijzonder sympathiek aan dat de auteur af en toe vermeldt dat bepaalde punten nader onderzoek verdienen, waarmee ze bescheiden aangeeft dat er nog veel onderzoek gedaan kan worden. Mocht het tot een herdruk van dit boek komen, dan hoop ik dat een storende vertaling verbeterd zal worden, Buchmesse kan namelijk niet vertaald worden met Boekenmis. Zou ”beurs” of ”jaarbeurs” niet beter zijn? Een kleinigheid in een voortreffelijk boek, dat even voortreffelijk is uitgegeven.